Vervolg: Dat de Heer door het Lijden des kruises niet de zonden heeft weggenomen, maar dat Hij die gedragen heeft (Deel 2)
Met betrekking tot het lijden van de Heer, met inbegrip van Zijn kruisiging, staat nergens dat de zonden van de mens daardoor weggenomen worden. We hebben al eerder laten zien wat Zie, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt betekent, en zelfs hier in de letterlijke zin wordt er niet gesproken over de zonden van de mens maar ‘van de wereld’. Vanzelfsprekend als ‘de wereld’ de aarde of de globe betekent welke zonden zou die hebben? Dus in feite heeft het betrekking op de Kerk want de Kerk is binnenin de mens in de tegenwoordigheid van God, maar omdat de mens gezondigd heeft en die tegenwoordigheid vervormd heeft is de Heer niet langer tegenwoordig of erkend. Toch door te weten wat de inwendige zin van het Woord betekent en in dit geval met betrekking tot hoe de Heer door de Israëlieten behandeld werd en met betrekking tot Zijn kruisiging, zal onthuld worden hoe Hij onze zonden gedragen heeft, dat wil zeggen, hoe Hij de natuurlijke staat bijeen hield waarin een mens leeft tot hij in het geestelijke komt.
De Leer van Nova Hierosolyma over de Heer:
16 [5] Dat de Heer Zelf als de Grootste Profeet de staat der Kerk ten aanzien van het Woord heeft uitgebeeld, blijkt uit de afzonderlijke dingen van Zijn Lijden, zoals: Dat Hij door Judas verraden is geweest. Dat Hij door de oversten der priesters en door de ouderen werd gegrepen en veroordeeld. Dat Hem kinnebakslagen werden gegeven. Dat Hem een doornenkroon werd opgezet. Dat zij Zijn klederen verdeelden, en over Zijn tunica het lot wierpen. Dat zij Hem kruisigden. Dat zij Hem edik te drinken gaven. Dat zij Hem de zijde doorstaken. Dat Hij werd begraven; en dat Hij ten derde dage wederopstond.
[6] Dat Hij door Judas werd verraden, betekent dat Hij het werd door het Joodse volk, bij hetwelk toen het Woord was; want Judas beeldde hetzelve uit: dat Hij door de oversten der priesters en door de ouderen werd gegrepen en veroordeeld, betekende dat dit door die gehele Kerk werd gedaan: dat zij Hem geeselden, in het aangezicht spuwden, kinnebakslagen gaven, en Zijn hoofd met een rietstok sloegen, betekende dat zij eender deden met het Woord ten aanzien van de Goddelijke Ware dingen ervan, die alle over de Heer handelen; dat zij Hem een doornenkroon opzetten, betekende dat zij die ware dingen hadden vervalst en verechtbreukt: dat zij de klederen verdeelden, en over de tunica het lot wierpen, betekende dat zij alle ware dingen des Woord hebben verstrooid, maar niet de geestelijke zin ervan; het onderkleed [tunica] des Heren betekende deze zin des Woords: dat zij Hem kruisigden, betekende dat zij het ganse Woord hebben vernietigd en ontwijd: dat zij Hem edik om te drinken voorhielden, betekende dat het louter vervalste en valse dingen waren, weswege Hij daarvan niet dronk, en toen zeide: Het is volbracht: dat zij Zijn zijde doorstaken betekende dat zij volledig hadden uitgeblust al het ware des Woords en al het goede ervan: dat Hij begraven werd, betekende de verwerping van de menselijke rest uit de moeder: [7] dat Hij ten derde dag wederopstond, betekende de Verheerlijking. Eendere dingen worden door die dingen aangeduid bij de Profeten en bij David, waar zij zijn voorzegd. Daarom zeide Hij, nadat Hij was gegeseld, en uitgeleid dragende de doornenkroon, en door de soldaten met een purperen bekleedsel omhangen: (Pilatus zei) ‘Zie de Mens’. Johannes XIX: 1,5; dit werd gezegd, omdat met de Mens de Kerk wordt aangeduid; met de Zoon des mensen immers wordt het Ware der Kerk aangeduid, aldus het Woord. Uit deze dingen nu blijkt, dat onder de ongerechtigheden dragen, wordt verstaan de zonden tegen de Goddelijke Ware dingen des Woords, in Zich uitbeelden en in lijfelijke gestalte of in levenden lijve voorstellen [effigiare]. Dat de Heer zulke dingen heeft ondergaan en geleden als Zoon des mensen, en niet als Zoon Gods, zal men zien in hetgeen volgt; Zoon des mensen immers betekent de Heer ten aanzien van het Woord.
De vraag ontstaat dan: als de Heer door Zijn kruislijden onze zonden niet weggenomen, maar slechts gedragen heeft, zijn we dan verlost? We zagen hoe de Heer onze ongerechtigheden gedroeg, en dat Hij daarom als een teken en als een uitbeelding van de Kerk gezien moest zijn. Hij was een teken voor iedereen, in het bijzonder voor de Kerk van die tijd – de Israëlitische. Zoals zij het Woord verworpen hadden, hebben zij de Heer en dus Zijn leven verworpen omdat zij hun eigen leven meer dan God liefhadden, net zoals de mens heden ten dage doet. We zien dat allen die dat deden en dat doen in de verzoekingen van de hel terecht komen. Degenen die Hem niet verwerpen of met minachting behandelen, ontvangen Zijn leven, Zijn Liefde en Wijsheid ingeplant ‘als het ware’ binnenin.
We hebben gezien dat de hellen het Menselijke van de Heer, dat Hij toen Hij op aarde kwam op Zich nam, hebben aangevallen, dat Hij die overwon en daarover in al Zijn gevechten zegevierde. Deze overwinning was zodanig dat vandaag de dag de boosheden in de hel onderworpen zijn en ons geen kwaad kunnen doen wanneer wij niet alleen het ware, maar het goede van de Heer vrijwillig toelaten het leven tot ons te brengen, want door Zijn leven en regeren in ons hebben wij overvloedig leven. Is de ontvangst van het leven van de Heer mogelijk gemaakt door het lijden van de Heer met inbegrip van het lijden aan het kruis? Of bestaat er een bijzondere kennis of formule die gevolgd moet worden wil men geloven? Waarschijnlijk zullen de meeste ‘oude’ Christelijke Kerken zeggen en leren dat het door het geloof is dat iemand verlost wordt wat betekent dat de Heer Zijn goede leven in hun plaats geleefd heeft, wat zij beschuldiging noemen. (Het onderwerp beschuldiging wordt in een volgende sessie behandeld.) En zeker, iemands geloof heeft mede iets met zijn verlossing en zijn toegang tot de hemel te maken. Maar zoals in sessie vijf van dit leerstellige onderwerp aangaande het lijden van de Heer werd aangeduid, moet ons geloof in het ware zijn en dat ware moet voornamelijk geleefd worden, dat wil zeggen men moet ‘als uit zichzelf’ een goed leven leiden, en niet een zondig leven.
Het punt dat met geloof te maken heeft is te leren en te onderwijzen, want door het geloof wordt een leven dat in overeenkomst met het ware geleefd wordt bedoeld. De waarheden zijn voor het onderricht van de mens, maar het is het feitelijk willen leven of handelen dienovereenkomstig dat de naastenliefde bij ons wordt dat ons met de Heer verenigd en dus leeft Hij binnenin ons. Wat we hier kunnen begrijpen is dat er twee gedeelten van de leer over de verlossing zijn met betrekking tot de dood en het lijden aan het kruis van de Heer. Éen, dat van het geloof en de andere van de naastenliefde; éen, wat van het verstaan is en éen wat van de wil van de mens is. Dus deze twee wezenlijke geestelijke dingen van de liefde en de wijsheid het goede en het ware worden in ons éen als geloof en naastenliefde en naarmate ze dat doen worden wij verlost.
Laten we nu dit leer in een logische en rationele manier beschouwen. Als we slechts het ware kennen, maar het niet erkennen door het na te volgen met een leven dienovereenkomstig, hebben we geen grond waarop we aanspraak kunnen maken dat de zonde uit ons leven weggenomen wordt. Eveneens als we over de Heer en Zijn leer weten en zelfs als we uiterlijk dienovereenkomstig handelen, maar we zo doen voor eigen gewin of reputatie en eer, denken we dwaas dat we verlost zijn en kunnen we zelfs anderen voor de gek houden hoe ‘goed’ wij volgens de waarheden van de Heer leven. De zonden die wij zouden begaan zijn slechts onder het juk gehouden totdat een grotere verzoeking komt of tot de mensen om ons heen ons niet meer kunnen gadeslaan. Men kan zien dat zo’n daad niet ter wille van het ware of van de Heer is, maar ter wille van het eigene. Bovendien, wanneer we in de andere wereld zijn de geestelijke wereld wanneer de natuurlijke afgelegd is, gaan de begeerten van de liefde van het eigene zich vertonen, en zulke liefdes zijn slechts voor de hel geschikt. Iedereen kan begrijpen dat iemand die een boze leven leeft niet in de Hemel toegelaten wordt, maar slechts in de hel.
Dus hoe kan iemand binnen in zichzelf het wezen van de Heer aannemen, dat wil zeggen, Zijn goedheden en waarheden opdat hij of zij uit Hem leeft, want als deze hoedanigheden niet binnenin ons zijn, zijn wij dan niet slechts in valsheden en in boosheden? Hoe kunnen we zo’n staat in de liefde van de Heer bereiken waar we de ware naastenliefde naast het ware geloof hebben, dat wil zeggen, een waar geloof in God? Hebben we niet het vermogen het Woord te begrijpen, al was het slechts in de natuurlijke zin? Ja, vanzelfsprekend hebben we dat, en de Heer zou ons niet in onze huidige staat van ‘dood’ achterlaten, maar zou ons van een weg voorzien dat wij gezuiverd van onze zonden en voorbereid op een leven in de Hemel kunnen worden.
Is het ook niet waar dat wij spijt kunnen hebben van onze zonden en schulden, van hoe we anderen gekwetst en te kort gedaan hebben? Ja, we kunnen aan anderen voor vergeving vragen, maar voornamelijk aan de Heer. We kunnen waarlijk berouw hebben over onze zonden. Op die manier kunnen we spijt hebben voor het boze leven dat wij, tegen de Heer en ons naaste, geleefd hebben en zo over onze zonden berouw hebben. We hebben al gezegd dat de boosheden van de hel onderworpen zijn en dat al hun macht weggenomen is door de Heer die is gekomen, gestreden heeft en er over zegevierde. Omdat dat waar is, zijn we verlost en alles wat we moeten doen is dat accepteren. Het is waar dat de Heer de mensheid verlost heeft en dat als Hij niet in de wereld gekomen was, wij Zijn Goddelijke ware niet hadden kunnen ontvangen, laat staan Zijn Goddelijke Goede. In feite had de duivel, de prins van deze wereld de overmacht vóor de komst van de Heer en zou enig overblijvend ware en goede uit het hart van een mens hebben geplukt.
Hier nu is de sleutel van de verlossing en de zaligmaking van de mens. De zonden worden niet door het kruislijden weggenomen maar worden dat wel wanneer men in de Heer gelooft en volgens de geboden leeft die in het Woord geleerd worden.
Om dit te bevestigen citeren we uit het Woord:
De Leer van Nova Hierosolyma over de Heer:
17 [1] Nu zal iets worden gezegd daaromtrent, wat onder de zonden dragen wordt verstaan: onder de zonden dragen wordt iets eenders verstaan als onder de mens verlossen, en hem zaligen; want de Heer is in de wereld gekomen opdat de mens gezaligd zou kunnen worden; zonder Zijn komst had niemand der stervelingen hervormd en wederverwekt, aldus gezaligd kunnen worden; maar dit kan geschieden, nadat de Heer alle macht aan de Duivel, dat is, aan de Hel, had ontnomen en Zijn Menselijke verheerlijkt, dat is, verenigd met het Goddelijke Zijns Vaders: als deze dingen niet waren geschied, zou geen mens enig Goddelijk Ware, blijvende bij hem, hebben kunnen opnemen, en nog minder enig Goddelijk Goede; want de duivel, die tevoren de overmacht had, zou dat vanuit het hart hebben weggerukt.
[2] Uit deze dingen blijkt, dat de Heer door het Lijden des kruises niet de zonde heeft weggenomen, maar dat Hij die afneemt, dat is, verwijderd, bij hen die in Hem geloven, door te leven volgens Zijn geboden: zoals eveneens de Heer leert bij Mattheus: ‘Wilt niet menen, dat Ik gekomen ben om de Wet en de Profeten te ontbinden. Zo wie het kleinste van deze geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, zal de minste genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; wie echter dezelve doet en leert, deze zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen’ V: 17, 19.
[3] Een ieder kan zien vanuit de allene rede, vermits hij in enige verlichting is, dat de zonden niet kunnen worden weggenomen van de mens, hetzij dan door daadwerkelijk berouw, hetwelk daarin bestaat, dat de mens zijn zonden ziet, en de Hulp des Heren afsmeekt, en aflaat van dezelve; iets anders zien, geloven en leren, is niet vanuit het Woord, noch is het vanuit de gezonde rede, maar vanuit begeerte en een ontaarde wil, welke het eigene des mensen zijn, vanuit hetwelk het inzicht wordt verdwaasd.
Alhoewel het bovenstaande gedeelte van het Woord duidelijk te verstaan is in de natuurlijke zin, zijn er dingen die een verdere toelichting nodig hebben. Bijvoorbeeld: wat is daadwerkelijk berouw? Vóor dat uitgelegd wordt moet men de tegenstelling zien tussen het redelijke van een mens en het redelijke uit de Heer bij de mens. In sessie vijf kon men het redelijke van de mens zien die uit zichzelf de leer uit het Woord van het Oude en Nieuwe Testament maakte zonder de geestelijke of inwendige zin van het Woord te kennen en vóor het Goddelijke Menselijke, het Derde Testament dat aan de wereld gegeven is of aangenomen. Feitelijk is die leer dat uit het natuurlijk redelijke van een mens komt zo dat de zonden van de mens door het lijden van de Heer en Zijn dood aan het kruis weggenomen worden. En zoals we gezien hebben was zo een leer met bewijzen gestaafd door een letterlijke verstaan van Johannes I: 29 en Jesaja LIII: 4 tot het einde. Nu zien we hier duidelijk in nr. 17 van De Leer van Nova Hierosolyma over de Heer het Woord van zowel het Oude als het Nieuwe Testament uitgelegd en voor ons aangepast, en kunnen we letterlijk verstaan hoe de Heer onze zonden wegnam, zelfs met gebruik van de woorden die de Heer in Mattheus V: 17,19 sprak, die uitleggen hoe de zonden weggenomen worden. Vanzelfsprekend blijft de mens die dit werk verwerpt en van zijn ‘eigene’ afhankelijk is, in duisternis en valsheden vanwege zijn natuurlijk redelijke. Zijn natuurlijke redenering leidt tot het verstaan dat zijn zonden weggenomen worden door de dood van de Heer op het kruis, terwijl een ‘redelijke’ dat uit de Heer komt ziet dat ze weggenomen worden wanneer men in de Heer gelooft door te leven volgens Zijn geboden. We zien dat weinig mensen deze waarheid zullen leren en erkennen zonder een Openbaring aan hen door middel van het Woord van het Goddelijk Menselijke of iemand om hen te onderwijzen. Toch kan die vanuit het Oude en Nieuwe Testament bekend worden zelfs zonder enig besef van de overeenstemmingen die we net hebben aangetoond.
Laten we nu uitzoeken wat daadwerkelijk berouw is opdat de zonden daadwerkelijk weggenomen of ‘als het ware’ verwijderd worden. Waar het uit bestaat is een daadwerkelijk poging van onze kant om volgens de geboden te leven. Het Woord leert dit openlijk, en alle Christenen weten en geloven dat zij niets kunnen doen dat het goede zelf is, maar dat het goede slechts van en uit de Heer komt. Daarom is het meer dan slechts in gebed zeggen dat men gezondigd heeft, maar het is onderzoek naar zichzelf, naar zijn leven om te leren welke zonden hij herbergt en begaan heeft. Het is een weten en erkennen van zijn zonden. Dus het is onszelf schuldig maken, tot de Heer belijden en Zijn hulp vragen om weerstand te bieden aan het voortgaan met deze zonden. Met andere woorden het is vragen om de macht het zondigen te weerstaan, want het schuwen van zonden is het begin van de naastenliefde bij ons. Wat dit mogelijk maakt is een nieuw leven als uit ons eigene, wetend dat het goede dat eruit voorkomt uit de Heer is, het is Zijn goedheid en Zijn waarheid die in ons levend wordt.
Laten we nogmaals onderzoeken wat berouw is. Staat er niet in het Woord dat wij het werk van berouw moeten doen, in Christus moeten geloven, en onze zonden zullen worden vergeven en wij zullen verlost worden? Dan hoe kan men geloven dat er berouw kan zijn zonder het ware geloof, zeggend dat we door genade verlost worden zonder enige verdienste van onszelf? Of, wat hebben we dan nodig dan alleen een geloof dat God de Vader Zijn Zoon gezonden heeft dat Hij de veroordeling van de wet zou wegnemen enz. en ons de Heilige Geest zou geven om ieder goede in ons te verrichten? We weten dat de Heer berouw geleerd heeft voor de vergeving van zonden, en in Hem te geloven. Hij heeft de discipelen bevolen hetzelfde te doen. Toch word de leer van het lijden van de Heer zo krachtig geleerd dat er gezegd wordt dat de Heer ons gerechtvaardigd heeft omdat we dat geloven en dus worden we door de geest van genade geleid. Zulke mensen denken dat de zonde geen deel van hen is en dat de dood niets met hen te maken heeft.
In werkelijkheid is berouw absoluut noodzakelijk en dat wordt in het Woord bevestigd:
Johannes predikte de doop der bekering &…; en zeide: Brengt dan vruchten voort der bekering waardig (Lukas III 3, 8; Markus I 4)
Jezus begon te prediken en te zeggen: Bekeert u, (Mattheus IV: 17; Markus 1: 14, 15)
Indien gij u niet bekeert, zo zult gij allen &…;vergaan (Lukas XIII: 3, 5)
Jezus zeide tot de Apostelen, dat in Zijn Naam gepredikt moest worden bekering en vergeving der zonden, onder alle volken (Lukas XXIV: 47; Markus VI: 12)
Er zijn in de Handelingen der Apostelen veel meer verzen die de noodzaak van berouw aantonen, om niet te spreken van het boek der Openbaring waarin de Kerken van Pérgamus, Thyatíre en Laodicéa genoemd worden.
Het is duidelijk dat men niet alleen met de lippen berouw kan belijden dat hij een zondaar is, want dan zou hij hypocriet zijn, het moet berouw van boze werken zijn. Dan worden de zonden vergeven, dat wil zeggen men wordt van boosheden afgehouden en in het goede gehouden door de Heer. Bekering gaat vooraf aan de vergeving van de zonden, waarvoor de Heer de discipelen bevolen heeft dat zij bekering en vergeving van de zonden moesten prediken.
Het Einde