Over de Naastenliefde, deel 1.
Naastenliefde: de noodzaak ervan in onze wederverwekking en onze zaligmaking.
Naastenliefde is de openbaring van de Heer in ons leven.
Het is de waarheden en de goedheden die binnenin ons leven.
De Heer Jezus Christus is samen met de discipelen naar het hof van Gethsemane gegaan om te bidden – te vereren. Zoals we weten vielen de discipelen echter in slaap. Toen Jezus hen slapende vond vroeg Hij aan Petrus: Kunt gij dan niet één uur met mij waken? En dan Waakt en bidt, opdat gij niet in verzoeking komt. Toen zei Hij de woorden die vaak aangehaald worden: de geest is wel gewillig, maar het vlees is zwak (Mattheus 26: 40,41; Markus 37,38).
Hierin zien we dat er twee verscheidene grondbeginselen in de wederverwekking van de mens zijn- een, zijn geest en twee, zijn vlees, of zijn inwendige en uitwendige. Als Christen verstaan de meeste mensen wat deze twee zijn – zijn geest en zijn ‘vlees’ of het natuurlijke. Paulus spreekt dikwijls over deze – het vlees van de mens en zijn geest – en vanzelfsprekend weten we dat de Heer Zelf, die de Goddelijke Waarheid, het Woord, is vlees geworden is, dat wil zeggen dat Hij het menselijke van de mensheid aannam toen Hij in de wereld kwam. En toen Hij deze wereld verliet, had Hij Zijn Menselijke verheerlijkt of Goddelijk gemaakt, het met de Vader binnenin verenigd, en was het Goddelijk Menselijke geworden. De inwendige mens wordt als de geest van de mens bekend en de uitwendige als het ‘vlees’. Die twee zoals we in het Woord gezien hebben zijn in oorlog met elkaar. Toch was dat niet altijd zo. In het begin toen de mens geschapen was en door wederverwekking ontwikkeld was, ging hij een geestelijk en hemels leven leiden zoals we in hoofdstuk 1 en 2 van Genesis zien waar het licht van de Hemel ‘als het ware’ in zijn gemoed verscheen. Dat was toen de waarheden en goedheden van God hem leidde. Zijn natuurlijke of zijn uitwendige, die ‘het vlees’ genoemd wordt was toen onder de regering of het bestuur van zijn geestelijke wezen en hij leefde een hemels leven in het paradijs, waardoor Jehova God hem leidde en onderrichte.
In On-line studie no. 8, zagen we dat er dingen van zowel de naastenliefde als het geloof in de eredienst, dat deze twee binnenin de mens moeten zijn, en behoren bij zijn wederverwekking en zijn zaligmaking. Daarin zijn ze tekens met betrekking tot zijn opzien naar de Heer, het boze schuwen als zonden en het goede doen, ze zijn van nut en zelfs in zijn dienst in zijn leven hier op aarde. U kunt zien dat deze geestelijke dingen – het goede of de liefde en het ware of het geloof – slechts bij de mens in de uitwendige dingen van het lichaam door daden en woorden verwezenlijkt kunnen worden. Aldus in de uitwendige dingen van het gemoed, in die van de wil en de gedachte – die met de natuurlijke dingen van het lichaam samenhangen en de ware dingen van de eredienst zijn, de tekens dat de naastenliefde gedaan is, zowel in de liefde van de mens tot God als in de liefde tot zijn naaste.
Laten we zien hoe dit uitgelegd wordt. In praktische zin zijn deze uitwendige dingen van het lichaam of van het ‘vlees’ die van de eredienst zijn, in een persoon die een bedehuis bezoekt. Slechts het bezoeken, als het uit het hart komt, dat wil zeggen als het uit de liefde tot God komt, is naastenliefde. Eredienst is in het luisteren naar de preken want daarin worden waarheden onderricht, die, als ze bekend en geloofd worden, tot het goede doen leiden. Devoot zingen, gebeden opzeggen, binnenin het gemoed en hart ‘als het ware’ in nederigheid knielen voor de Heer God is met Hem spreken en is een soort opening van het inwendige tot God. Bovendien brengt het devoot zingen over de liefde tot God aandoening voor het ware voort. Het is hemels sprekend uit een aandoening van liefde; het is leven tot de spraak brengen. En vanzelfsprekend brengt het deelnemen aan het Sacrament van het Avondmaal, wanneer men de waarheid van de Heer zich toegeëigend heeft, het geestelijke leven tot hem. Men ziet deze eredienst voortduren in huis in het ochtend- en avondgebed, en bij het middag- en avondmaal. Deze eredienst is ook in het gesprek met anderen over de naastenliefde en het geloof, over God, de Hemel, het eeuwig leven, en de zaligmaking. En de eredienst is in het onderricht aan kinderen en aan degenen die voor u werken, want het helpt hen en laat hen een goed leven leiden. Deze zijn ook tekens van de naastenliefde van de mens en zijn wat God in de wederverwekking en zaligmaking van de mens gebruikt. Deze zijn de dingen van het lichaam, dan wil zeggen van het ‘vlees’ die van de eredienst zijn.
Deze zijn de uitwendige dingen van het gemoed die van de eredienst zijn: het nadenken en mediteren over God, de Hemel, het eeuwig leven en de zaligmaking, wanneer het niet in enige verlangen voor winst, zoals rijkdom, macht of zelfverheerlijking gedaan wordt. Het memoreren over onze gedachten en intenties, om te zien of ze goed of kwaad waren, en de overweging dat boze gedachten en intenties uit de duivel komen en goede gedachten en intenties uit de Heer, is ook van de naastenliefde. Wanneer iemand afkerig is van goddeloze gesprekken en vuile praatjes, is dat ook van de eredienst en ook een teken van de naastenliefde. Dat is de reden dat het schuwen van boosheden het eerste van de naastenliefde is. Behalve deze gedachten zijn er de aandoeningen die tot iemands aanblik en gevoel komen. U kunt inzien dat al deze dingen van de eredienst uitwendige dingen van het ‘vlees’ of het lichaam zijn, en van het uitwendig gemoed en wanneer ze verenigd zijn of worden met de geest, ze tekens van naastenliefde zijn.
Aldus kan iemand begrijpen dat de naastenliefde in de inwendige van de mens is en dat het teken ervan in de uitwendige mens in zijn eredienst gezien kan worden. Dit is wat bedoeld wordt in de strijd tussen iemands geest en zijn ‘vlees’, want zoals we goed weten wilt het vlees regeren, zelfs door te zeggen dat de mens door slechts het geloof verlost kan worden. Dit is het gevecht dat de geest tegen het vlees strijdt, en waarin de naastenliefde van de mens is. Het is alsof de mens strijdt maar het is de Heer bij de mens die strijdt. De mens heeft zich slechts het ware en het goede van de Heer toegeëigend als de zijne. Nogmaals is het door het uitwendige dat de geest zich openbaar maakt. Dat gebeurt als het in oorlog met het uitwendige is en als er overwinning is. Bedenk hier dat het uitwendige of natuurlijke van de mens boos is, want de Heer Zelf heeft gezegd dat geen goed uit de mens kan komen. Men doet deze naastenliefde eerst door zichzelf te onderzoeken, zijn boosheden te zien, erkennen en belijden, berouw hebben en ervan afzien. In feite, begint hij een nieuw leven te leiden. Wordt deze poging niet als goede werken gezien? Dit is daarom wat de naastenliefde is. U kunt zien dat het in overeenstemming is met de geleerde waarheid die het geloof wordt.
De Heer werkt in de mens door middel van de inwendige mens die over zijn uitwendige regeert. Maar zoals we weten is het uitwendige van de mens boos, omdat de mens uit de gratie is gevallen, uit het hemelse en geestelijke leven dat hij met en uit de Heer God had, zoals gezien is toen de mens in het hof van Eden leefde. Het boze zetelt in het uitwendige en dus vindt er een conflict plaats tussen het inwendige en het uitwendige van de mens. De reden is dat in het uitwendige van de mens geesten vanuit de hel worden toegelaten alsmede de Heer door middel van goede geesten, en een strijd ontstaat – het boze tegen het goede. Als de mens nu ‘als het ware’ uit zichzelf strijdt en overwint, dan naarmate de duivel verslagen is, komt het goede uit de inwendige mens samen met de waarheden binnen in de uitwendige mens. Er kan inderdaad gezegd worden dat de Heer komt om de wonen of te leven binnenin de mens.
Deze waarheden en goedheden die de aanblik en het gevoel in het uitwendige of het ‘vlees’ van de mens binnengaan zijn de tekens van naastenliefde waarover we spreken. Uit de laatste sessie no. 8 hebben we geleerd dat de goedheden en waarheden in de mens uit de Heer zijn die voornamelijk tot de mens kwam in zijn jeugd door middel van de lessen van zijn ouders en andere onderwijzers, en dat die ‘overblijfselen’ worden genoemd. U begrijpt ook het nut dat zij spelen in de wederverwekking van de mens en zijn zaligmaking. U begrijpt dat als deze waarheden en goedheden gebruikt worden dit de betrokkenheid van de mens vergt. Want we weten dat de mens de vrijheid heeft deze waarheden te verwerpen of te aanvaarden en ernaar leven. Hij kan het Woord geloven of verwerpen, dat tot hem komt door middel van zijn uitwendige gemoed van buiten, van de wereld en de waarheden uit naastenliefde uit de Heer en de engelen door middel van zijn inwendige of geest. En hij kan ook aanvaarden wat tot hem komt die valsheden en boosheden zijn van buiten, uit deze wereld of van binnenin, uit de geestelijke wereld. Maar u moet weten dat omdat het gemoed van de mens verdeeld is – de wil van het verstand, het geestelijke van het natuurlijke – hij handelen kan alsof hij waarlijk verering en vroomheid heeft, maar dat niet heeft, het schijnt slechts dat hij zo handelt. Zo iemand heeft geen naastenliefde, al heeft hij misschien uitwendige naastenliefde. Zonder inwendige naastenliefde is er echter geen ware naastenliefde. Een dergelijke uitwendige naastenliefde is wat de werken van de mens genoemd wordt en heeft geen waarde, omdat die van het boze is.
Aldus door eredienst zijnde een teken van naastenliefde wordt bedoeld dat een aanwijzing en getuigenis van echte naastenliefde bestaat, dat het kenmerkt en aanduidt en dus aanwijst en getuigt van de liefde en gehoorzaamheid van de mens tot de Heer en zijn liefde tot de naaste. Dus gaat de naastenliefde te gronde wanneer er geen getuigenis is, dat wil zeggen wanneer er geen strijd van de geest met het uitwendige van de mens is, want het vlees staat als het ware stil zoals een fontein van zuiver water wanneer er geen afvoer is. Het stagneert en het water wordt vuil. U kunt zien dat de waarheden zoals dat soort water valsheden worden, en het goede dat uit het drinken van dat water of valsheid komt op boosheden uitloopt en er bij zo’n mens geen naastenliefde of geloof uit de Heer is. Deze zijn verdraaid en zelfs vernietigd en omgezet in boosheden en valsheden bij de mens.
De naastenliefde is de openbaring van de Heer in ons leven; ze is de Waarheid die in ons woont, ze is de Heer binnenin die tegen de boosheden strijdt, ons wederverwekt en ons verlost en ze is onze medewerking met en aanvaarding van Hem uit onszelf.
Einde.