De Toerekening van de verdienste des Heren is niet iets anders dan de vergeving der zonde na de boetedoening.
De Leer over de Heer 18 [1]. In de Kerk wordt geloofd, dat de Heer gezonden is door de Vader, om verzoening te doen voor het menselijk geslacht, en dat dit is geschied door de vervulling van de Wet, en door het Lijden des kruises, en dat Hij zo de verdoemenis heeft opgeheven en voldoening gegeven; en dat zonder die Verzoening, Voldoening en Genadigstemming, het menselijk geslacht tot de eeuwige dood zou zijn vergaan, en dit vanuit Gerechtigheid, welke door sommigen ook een Wrekende wordt genoemd. Het is waar, dat zonder de Komst des Heren in de wereld allen zouden zijn vergaan: maar hoe het moet worden verstaan, dat de Heer alle dingen der Wet heeft vervuld, zie men boven in zijn Artikel: en waarom Hij het kruis heeft geleden, ook boven in het zijne; waaruit men kan zien, dat het niet is geweest vanuit enige wrekende Gerechtigheid, omdat deze niet een Goddelijk Attribuut is; de Goddelijke Attributen zijn Gerechtigheid, Liefde, Barmhartigheid en het Goede zelf; en waar deze zijn, is niet iets van wraak, dus geen wrekende Gerechtigheid.
Jehovah God, de Vader, heeft niet een andere God op aarde gezonden die Zijn Zoon wordt genoemd. Was het niet echter Gods grote liefde voor de mensheid dat Hij Zelf op aarde kwam? Heeft onze eerste sessie in deze studie niet aangetoond dat het God Zelf was die het Woord is en die in de Wereld geboren is, en dat Hij de Heer uit de eeuwigheid is? We zien hierboven in de tekst dat het woord ‘verzoening’ wordt gebruikt. In het woordenboek van de Bijbel staat: Verzoening is bedekken, laten vervallen en voldoende genoegdoening voor een overtreding of onrecht, dat wat verzoening teweegbrengt (Exodus 30:16). In de Bijbel betekent het het bedekken van de zonden van de mens door het vergieten van bloed, in het Oude Testament het bloed van offerdieren, in het Nieuwe Testament het bloed van de Verlosser van de mens, Jezus Christus (The Compact Bible Dictionary).
In Exodus 30: 16 staat: Gij dan zult het geld der verzoeningen van de kinderen Israëls nemen, en zult het leggen tot de dienst van de tent der samenkomst; en het zal de kinderen Israëls ter gedachtenis zijn, voor het aangezicht des Heren, om voor uw zielen verzoening te doen. Aangezien in het woordenboek van de Bijbel staat dat het woord ‘verzoening’ in het Hebreeuws ‘bedekking’ betekent, laten wij onderzoeken hoe de zonden van de kinderen of de zonen van Israel werkelijk bedekt zijn. Was het door het vergieten van het bloed van offerdieren? Waarschijnlijk kennen wij allemaal het verhaal van de eerste zonde van de mens, toen Adam en Eva gezondigd hadden, hoe zij zich schaamden en wisten dat zij naakt waren, vijgenbladeren samen gehecht hebben om hun naaktheid te bedekken, en zich voor God in de tuin hebben verborgen. Het is duidelijk dat zij zich realiseerden dat zij gezondigd hadden, en vanzelfsprekend zien we in het verhaal dat God het wist. Het punt is dat zij getracht hebben hun naaktheid te bedekken of te verbergen, dat zij niet langer de liefde tot God hadden zoals voorheen. Dus maakten zij gordels of schorten van vijgenbladeren. Wat zij getracht hebben te doen was hun afwending van God en Zijn Liefde redelijk uit te leggen. Hier betekent het idee van naaktheid een verlies van de waarheden die uit het geloof en uit het goede van de liefde zijn. Want het feit is dat zij zich voor de liefde van God afgewend hadden en als gevolg daarvan voor Zijn ware, en hun geloof en liefde was nu voornamelijk bij zichzelf, omdat zij van de boom van kennis van goed en kwaad hadden gegeten. Toen zei de Heer hoe hun zonde, die in alle mensen zou komen, op een dag verzoend of bedekt zou worden. Een ieder die het Woord bestudeerd heeft leert dat vers 15 van Genesis 3 betrekking heeft op de komst van de Heer en Zijn overwinning op de boosheden die uitgebeeld worden door de slang die de vrouw, dat wil zeggen de Kerk in de mens, tot de zonde geleid heeft. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen. Zoals hierboven gezegd is, is het dus de eigenliefde die de zonde is die de mens tot de hel heeft doen keren. Door de vrouw wordt de Kerk bedoeld, net zoals de Kerk door de kinderen of zonen van Israel wordt bedoeld. En met een beetje nadenken, ziet men dat door het zaad van de slang alle ontrouw of gebrek aan vertrouwen (in God) bij de mens wordt bedoeld. Als tegenstelling wordt door het zaad van de vrouw het geloof in de Heer bedoeld. Hij die de boosheid vermorzelt is de Heer Zelf in Zijn heerschappij over de boosheid of de eigenliefde.
Het moet ook worden verstaan dat de Heer ook ‘het zaad van de vrouw’ genoemd wordt omdat het de waarheden van de Heer en Zijn goede in ons zijn dat het ware geloof is dat verlost. De Heer geeft ons dat verlossende geloof, het kan niet uit ons eigen geloof komen, want dat is nu afgewend door de zonde tegen God. En omdat het de Heer behaagd heeft in zo een kerk (de joodse en Israelitische) geboren te worden, de staat waarin de mens gevallen is – een helse en duivelse, het eigene of zelf van de mens door de eigenliefde – zou de Goddelijke macht het Goddelijke Hemelse eigene met het menselijke eigene in het menselijke wezen van de Heer verenigen en Zijn Natuurlijke menselijke éen met het Goddelijke Menselijke maken. Hier is het de Kerk binnenin de mens die bedoeld wordt en de staat waarin de mens gevallen is, welke de natuurlijke is, is de zinnelijke of lichamelijke staat. Er wordt hier in dit vers geen vermelding gemaakt van het vergieten van bloed, noch van offerdieren, noch van de Heer, maar Zijn waarheden en Zijn goede worden wel vermeld als het ware geloof dat tot ons komt, beide om onze zonden te overwinnen.
Het kruislijden van de Heer, dus Zijn vergieten van bloed betekent, zoals wij al eerder hebben gezien, de laatste worstelingen waardoor de Heer de hellen volledig overwon en Zijn Menselijke verheerlijkte. Dus verzoening of het bedekken van de zonden van de mens met het bloed van de Heer van Zijn dood aan het kruis wordt niet bedoeld. Toch wordt dat heden ten dage dikwijls door de Christelijke Kerken geleerd zoals uit het volgende blijkt:
De Leer over de Heer 18 [2]. Aangezien de Vervulling der Wet en het Lijden des kruises tot nu toe door velen niet anders verstaan zijn, dan dat de Heer door die beide voldoening heeft geschonken voor het menselijk geslacht, en van hetzelve de vooruitgeziene of vastgestelde verdoemenis heeft afgenomen, zo is krachtens het verband en tevens krachtens het beginsel, dat de mens wordt gezaligd krachtens het geloof-alleen dat het aldus is, het dogma gevolgd over de Toerekening van de verdienste des Heren door die twee, welke de Verdienste des Heren waren, op te vatten als de voldoening: maar dit valt weg vanwege de dingen die gezegd zijn over de vervulling der Wet door de Heer, en over Zijn Lijden des kruises; en tevens kan nu worden gezien, dat de toerekening van de verdienste een loze term is, tenzij daaronder wordt verstaan de Vergeving der zonden na de boetedoening; want niet wat ook des Heren kan de mens worden toegerekend, maar het heil kan door de Heer worden toegekend, nadat de mens boete heeft gedaan, dat is, nadat hij zijn zonden heeft gezien en erkend, en daarna van dezelve aflaat, en zulks vanuit de Heer; alsdan wordt hem het heil toegekend, derwijze, dat de mens niet vanuit zijn eigen verdienste, en vanuit de eigen gerechtigheid, wordt gezaligd, maar vanuit de Heer, Die alleen gestreden en de hellen overwonnen heeft.
Hierin, in het boete doen, dat wil zeggen, het erkennen van zijn zonden enz. komt de ware ‘voldoening’ aan het licht. Het ware wat betreft deze voldoening en de zogenaamde voldoening waarin niets gezien wordt van de toerekening van de heil van de Heer, dat wil zeggen, Zijn leven – Zijn liefde en ware – wordt onthuld. Naast verzoening, toerekening en voldoening dat de Kerk leert is er ook genadigstemming. In het woordenboek van de Bijbel lezen we nogmaals: Genadigstemming, (bedekken) de toorn van God bedaren zodat aan Zijn gerechtigheid en heiligheid voldoening gegeven wordt en Hij de zonden kan vergeven. Genadigstemming maakt God niet barmhartig, het maakt goddelijke vergeving mogelijk. Hiervoor is verzoening voorgeschreven: in de tijd van het Oude Testament dierlijke verzoenoffers; heden de dood van Christus voor de zonden van de mens. Door de dood van Christus is er verzoening voor de zonden van de mens (Romeinen 3:25; 1 Johannes 2:2; 4:10) (The Compact Bible Dictionary). In Romeinen 3: 25 staat: Welken (Christus Jezus) God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods. Hier zien we in de letterlijke zin dat het bloed van de Heer, wat betekent de dood van de Heer, een bedekking is voor onze zonden. Niemand zal beamen dat het het bloed van de Heer is dat zijn of haar zonden of de zonden van de Israelitische Kerk bedekt, maar zal zeggen dat het Zijn lijden en dood aan het kruis was dat hen zaligt. Dus laat ons in werkelijkheid bezien welke verzoening bedoeld wordt die de (oude Christelijke) kerk gebruikt om te betuigen hoe de Heer als tweede Persoon of als de Zoon ons zalig maakt. Deze woorden geven de genade van éen God in Zijn Menselijke te kennen. Hier spreken we over ‘verzoening’. Het is de werking van medelijden en genade om een mens te beletten zichzelf in veroordeling door zonde te brengen, en bescherming van heiligschennis (vergelijk Ware Christelijke Godsdienst 135:5). Dit wordt natuurlijk niet in de letterlijke zin gezien tenzij men verlicht is of mits de geestelijke zin gezien wordt. In dit geval heeft het betrekking op het verzoendeksel boven op de Ark. Daar wordt het reiniging van boosheden of de vergiffenis van zonden gezien in hun uitbeeldingen. In Exodus 25: 17-22 leest men de voorschriften over de verzoendeksel, en later voor de ontmoeting daar met Jehovah. Dus, in wat hier uitgebeeld wordt, zien we dat God ons hoort, ontvangt, met ons spreekt en dus met ons daar verenigd wordt. Ten slotte vereren wij hem daar maar slechts representatief. Kunnen we niet tot de Heer in zijn Menselijke gaan, om vergeving voor onze zonden vragen, en daar van boosheden worden gereinigd of van onze zonden vergeven worden? Wie zou naar God gaan die niet spijt heeft tegen God te hebben gezondigd, en dus over zijn zonden berouw heeft? Is dit niet de verzoendeksel die bedoeld wordt?
We lezen nog éen vers met betrekking tot verzoening – Exodus 29:36: Gij zult ook des daags een var des zondoffers bereiden, tot de verzoeningen&…;&…;. Men ziet dat dit een voortdurend verwijdering is van het boze en de valsheden daarvan. Men moet ook het goede van de liefde en het geloof uit God ontvangen nadat de boosheden en valsheden uit zijn leven verwijderd zijn. En zoals Christenen beamen is het de Heer alleen die boosheden en valsheden verwijdert. Omdat het slechts door de wil en het verstand is dat een mens de dingen van de Hemel -het goede en ware – ontvangt, spreekt het vanzelf dat vóor deze het verstand binnengaan de boosheden en valsheden eerst verwijderd moeten worden. Het is dan in de uitbeelding van de verering van de Heer, dat Hij zegt dat Hij hen – dat wil zeggen de Kerk – binnenin tegemoet zal gaan. Waar het goede en ware is, is de Heer want zij bestaan uit Hem. Wat als bedekking gezien wordt, dat wil zeggen boete doen of verzoening, is niet de dood van de Heer op het kruis, maar is Zijn ware en goede die de mens ingaat, hem een nieuw wil en een nieuwe verstand geeft, welke een nieuw eeuwig leven is, maar slechts naarmate de zonden verwijderd zijn die hij tegen God begaan heeft, die hem in zijn leven op aarde konden (ver)leiden.
Is God kwaad, neemt Hij wraak, brengt Hij in verzoeking, straft Hij, werpt Hij in hel, veroordeelt Hij of doet Hij zelfs het boze? Neen; iemand die de Heer en Zijn Woord, Zijn Waarheid liefheeft weet dat dezen geen attributen van God zijn, toch wordt er over gesproken in het Woord. Nadere overweging laat zien dat deze slechts verschijningen van waarheden zijn in de letterlijke zin. Zulke dingen zijn van God verwijderd zoals de hel is van de Hemel. Wat ze zijn, zijn (spraakvormen) uitdrukkingen. Zo ook zijn de woorden genadigstemming, voorspraak, boetedoening en bemiddeling uitdrukkingen die tot God naderen en genade van God door Zijn Menselijke uitdrukken (vergelijk Ware Christelijke Godsdienst 135.5). Dergelijke verzoening, boetedoen enz. zijn dus niet de dood van de Heer aan het kruis, waar Hij voldoening schenkt voor de zonden van het menselijk geslacht. Het is eerder Zijn leven op aarde waarin Hij tegen alle boosheden gestreden heeft en deze overwon, eindigend in het laatste, het lijden aan het kruis. Dit dan is de verdienste van de Heer van het heil van de mens.
Ten laatste, verwijzen we nogmaals naar Genesis 3: 15 waar de belofte staat dat Jehovah zou komen en de mens van zijn zonden zou verlossen: En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang) en tussen deze vrouw (de Kerk), en tussen uw zaad (van de slang) en tussen haar zaad (van de Kerk); datzelve ( de Heer Zelf) zal u de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen. Het zaad van de vrouw is het geloof in de Heer van degenen in de Kerk en zoals hierboven staat wordt door het zaad van de slang alle ontrouw of gebrek aan vertrouwen in God bedoeld. Christenen weten en geloven dat het boze in deze wereld heerschappij heeft totdat de mens de Heer als zijn Koning en Regeerder over zijn leven aanvaardt. Dit blijkt uit de eigenliefde en de liefde tot de wereld. Deze is de kop van de slang waarover gesproken wordt die vermorzeld moet worden door de Heer die we eerder hebben gezien als dat ‘geloof’ Zelf en als het ware zaad of geloof van de vrouw, dat de Kerk in de mens betekent.
Nu, wat is het voor de Heer om de kop van de slang te vermorzelen? Als we in het Woord opzoeken wat ‘met voeten treden’ of ‘vertreden’ betekent? Op deze plaatsen ziet men wel dat het de vernietiging in de mens is van de zinnelijke en natuurlijke principes die de valse schijnbaarheden van de zinnen zijn. Op al deze plaatsen zouden alleen kinderen de natuurlijke zin als waar aannemen. Zoals al getoond is, is het Woord in verschijningen geschreven. Maar een mens die niet meer in onschuld is en die in het boze leeft verdraait zulke zinnelijke en natuurlijke verschijningen en legt ze uit volgens de begoochelingen van zijn godsdienst, en de boosheden van zijn leven.
Laten we éen vers nemen dat we verder kunnen leren wat ‘met voeten treden’ of ‘vertreden’ betekent. Op de felle leeuw en de adder zult gij (de Heer) treden, gij zult de jonge leeuw en de draak vertreden (Psalm 91:13). Het is duidelijk dat kleine kinderen zouden denken dat de Heer bedoelde dat Hij letterlijk de genoemden zou vertreden en vertrappen. Maar volwassenen denken dat niet, ze zien wel dat door de leeuw, de adder (slang) en de draak iets geestelijks wordt bedoeld, vooral omdat het Woord ons leert dat het het boze is, dat wil zeggen, de duivel en Satan is wat bedoeld wordt. De betekenis hier is dat het boze vernietigd wordt en dat het de mens niet langer kwaad kan doen, dus: bescherming.
We begrijpen dan dat de Heer hier op aarde tegen alle dergelijke boosheden gestreden heeft en deze in Zijn leven overwon, en dat dat de ‘verzoekingen van worstelingen’ wordt genoemd. Het enige deel dat een mens hierin heeft is zijn geloof dat de Heer gezegevierd heeft. Dat is geen geloof dat de Heer in onze plaats gestorven is, omdat Zijn Vader Hem gezonden heeft te verzoenen voor het menselijke geslacht, maar het is een geloof dat de Heer de hellen gestreden en overwonnen heeft. Dat zegevierend leven van de Heer kan binnenin ons verlevendig worden in een nieuwe wil en verstand naarmate wij Zijn leven aanvaarden door geloof en naastenliefde, dat wil zeggen door het kennen van de waarheden die begoochelingen en valsheden verslaan en door erkenning van de liefde van de Heer door onze vergiffenis en berouw van ons zondige leven. Dus is het slechts door het medeleven en de genade van de Heer dat de mens weerhouden wordt van het binnengaan in de hel. Na het berouw van de mens, gaat dus het leven van de Heer bij hem binnen naarmate hij Zijn liefde en Zijn ware aanvaardt.
Einde.