Zelfstudie les 8

De Geest Gods en de Heilige Geest
Een uitleg over de Heer werkend binnenin de mens: De wederverwekking en verlossing van de mens.

 

In Exodus hoofdstuk 31 staat:
Ik heb hem vervuld met de Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk (3). 

Hier sprak Jehovah over Bezáleel, de zoon van Uri die van de stam van Juda was. We zien dat hij samen met de zoon van Ahisamach van de stam van Dan gekozen was. Zij moesten de tent der samenkomst, de ark der getuigenis, en het verzoendeksel, dat daarop zou zijn, de twee engelen aan ieder kant samen met de vaten, de tafel en de vele dingen die Jehovah aan Mozes geboden had, maken.

Van een uiterlijk of uitwendig standpunt schijnen deze mannen gekozen te zijn vanwege hun ambachtelijke talenten en de dingen die gemaakt moesten worden Jehovah’s manier was de Israëlieten in hun eredienst tot Hem te leiden. Op zichzelf is er niets mis om zo te denken, maar het wordt een probleem als mensen heden ten dage zeggen dat het voor hen juist was maar dat wij zulke dingen voor de eredienst niet nodig hebben. Zij weten niet dat deze dingen uitbeeldend waren en inwendige of geestelijke waarheden uitbeelden. Dus redeneren zij dat zulke dingen tegenwoordig afgeschaft zijn en zij verwerpen het idee van enig inwendige waarheid. Nogmaals, zulke redenering over de uitwendige eredienst kan waar zijn, en verplicht ons niet om zo te bidden, maar zulke redenering schaft het Ware van God af. Mensen die zo geloven komen nooit dat ware te weten, ze zien slechts een schijnbeeld van het ware, en zijn dus niets beter dan de Israëlieten, die gekozen waren, en Jehovah God moesten volgen, maar die Hem bij Zijn Komst zijn gaan verwerpen. De woorden van dit verhaal hebben een inwendige zin, want in de natuurlijke zin wordt er niet van God, de Hemel gesproken en leiden ze niet tot de verlossing van de mens maar zijn slechts een verslag van de vroege Israëlitische Kerk. Zo wordt het Woord alleen in de letterlijke natuurlijk historische zin gezien. Dikwijls hebben zulke historische waarheden geen belang voor de verlossing van de mens en wijzen naar het Woord van God als een onthulling van slechts een uitvoerig uitwendig ritueel van de eredienst van de mens aan Hem.

We zien dat, ondanks Jehovah’s instructies, door middel van Mozes of het Woord, dat door Mozes wordt uitgebeeld, dat zij zich steeds verder afgekeerd hadden. Jehovah Zelf is tot hen gekomen vanwege hun zonde, en tot de mensheid in het menselijke van een mens om hen en ons te leren en te leiden en zoals hierboven staat keerden zij zich van Hem af. Tenzij het verstand en de wil van de mens boven zijn eigenliefde en liefde van de wereld verheven zijn, gaat de mens voort als iemand die niet tot de Hemel opgeheven kan worden en niet met de Heer verenigd is. Hij kan daarom niet herboren worden door wederverwekking en aldus verlost worden, want inderdaad was deze niet de reden dat Jehovah in levenden lijve is gekomen, dat wil zeggen een natuurlijke lichaam van de mens aannam om hem te verlossen en zalig te maken.

Het is ‘als het ware’ alsof de komst van de Heer niet bij de mens tot stand gebracht heeft waarvoor Hij kwam, namelijk dat een mens zich voorbereiden moet voor de komst van de Heer, niet slechts Zijn komst in de wereld, maar geestelijk in de mens waardoor hij verenigd kan worden met de Hemel en met God. En dat Hij moet leven, dat wil zeggen de Heer moet in zijn hart en gemoed ‘als het ware’ wonen en dus zijn leven bezielen, hem levend maken in plaats van dood zijn vanwege zijn zonde.

Een Christen die iets gestudeerd heeft weet dat het de geest van het Ware, de Heilige Geest, is die ‘als het ware’ een mens binnengaat, hem verlicht en vervult met de liefde van de Heer. Dit is wat hem een ware Christen maakt en zijn zaligmaking en leven is dan in de volste zin. Met dit in gedachten, kunnen we iets begrijpen van wat er bedoeld wordt toen Jehovah tegen een man van de stam van Juda zei: Ik heb hem vervuld met de Geest Gods, met wijsheid, en met verstand, en met wetenschap, namelijk in alle handwerk. We zouden verlangen dat de Heer ons ook zou vervullen met Zijn Geest die Hij aan Zijn discipelen en noodzakelijkerwijs aan allen, die in Hem geloven en Hem volgen, beloofde.
Deze hoedanigheden – wijsheid, verstand, wetenschap en werk zijn waar ieder mens naar verlangt, in het bijzonder zij die naar het ware en het goede zoeken. Het moet gezegd worden dat de geest van God alleen onmerkbaar werkt in een mens en alleen met zijn geest. Daarom kan de mens niet natuurlijk begrijpen wat de bedoeling is, maar de Heilige Geest die door de Heer is verzonden werkt merkbaar in de mens, dus kan de geestelijke waarheid door hem worden begrepen omdat de Heer in Zijn eerste komst het Goddelijk Hemelse en Geestelijke met Zijn Goddelijk Natuurlijke verenigd heeft. Een verklaring hiervoor is dat de mensheid gevallen is uit de hemelse en geestelijke staten van het leven toen hij in het Hof van Eden was,  waar hij uit God perceptie had en van binnenuit de hemelse en geestelijke waarheden en goedheden kon zien. Nu kan hij de geest van God, die nog steeds naar hem toekomt, niet langer geestelijk verstaan, want hij is zich er niet van bewust. Ons vervullen met de geest van God en de Heilige Geest betekent dat de invloed en de verlichting uit het Goddelijke Ware, uit het Goddelijke Goede van de Heer komt. De geest van God komt onmerkbaar, terwijl de Heilige Geest merkbaar tot ons komt; dat wil zeggen een mens kan dit in zijn natuurlijke staat weten. Het idee is dat zulke waarheden uit de Hemel, uit de Heer tot de mens komen en hem verlichten met de waarheid die hij anders niet zou weten of hebben, slechts in de natuurlijke staat levend. Hij heeft geen verlichting omdat hij niet meer de perceptie heeft die de mens in de eerste of Oudste Kerk had.

De waarheden die uit de geest van God uit de Hemel nu tot de mens komen zijn onmerkbaar, in de natuurlijke staat worden ze niet herkend, tenzij de mens verlicht wordt. Dat we dit weten kunnen wij misschien prettig vinden, maar wat is het goede (het nut) voor de mens ervan als hij die nog steeds niet kan verstaan. Toch is het deze invloed die ons in staat stelt met de Heer verenigd te worden of zalig te worden gemaakt. Het is precies dat tekort aan verstand die valse leringen heden ten dage in de Christelijke Kerken worden geleerd met betrekking tot de verlossing van de mens. Het is deze invloed van waarheden en goedheden uit de Heer dat door God aan de mens vanaf zijn kindsheid, zijn jeugd en in mindere mate in zijn volwassenheid wordt geleerd. Want in de staat van kindsheid worden de hemelse dingen op de innerlijke dingen of in de geest van een mens gegrift. Dat is wat overblijfselen worden genoemd. Omdat de mens ervoor kiest niet in de hemelse of zelfs in de geestelijke staat te leven, worden de echte waarheid en goedheid voor hem gesloten en kunnen ze in zijn uitwendige of natuurlijke staat niet worden verstaan, maar daar slechts in schijnbaarheden worden gezien. Door de invloed gaan ze toch in de innerlijke dingen en het inwendige van de mens, zijn geestelijke en hemelse, en heten daar overblijfselen gereed voor gebruik.

Deze goedheden bij de mens, die uit een liefde voor de Heer God zijn, stichten de ware Kerk binnenin de mens. Het is iemand waarin het goede van de liefde tot de Heer uit de Heer is en dus het goede van de hemelse liefde dat de ware Kerk in de mens vormt. In feite wordt iedereen die als Bezáleel is, die deze liefde had, vervuld met de Geest Gods, met wijsheid en met verstand, en met wetenschap en werk. Al weet hij misschien niet dat hij gekozen is een plaats te maken of bouwen voor de Heer, binnenin hem te wonen zoals de tent of de tabernakel met binnenin de ark door Bezáleel gemaakt werd voor het wonen van God bij de Israëlitische Kerk. Maar zo’n bouwsel was slechts uitbeeldend, want de ware woning van God bij de mens is binnen in hem zoals de Heer gezegd heeft dat de Hemel binnenin de mens is. Dus is het niet de naam van welke persoon dan ook in het Woord dat bedoeld wordt maar zijn het de hoedanigheden uit de Heer binnenin deze persoon en zulke hoedanigheden kunnen ook binnenin andere mensen zijn.

Laten we nu dit vers, niet in de letterlijke of natuurlijke zin, maar in de geestelijke zin bezien en trachten geestelijk te begrijpen wat bedoeld wordt. Zelfs wanneer de Heer spreekt over de werken en daden van de mens met betrekking tot beloond of vergeld worden leren we dat het leven van iemand veranderd wordt en hij verenigd met de Heer wordt. Bij hen die in het goede van de liefde tot de Heer zijn, vloeien wijsheid, verstand, wetenschap en werk uit de Heer, uit het hemelse, in de natuurlijke of uitwendige staat van de mens. Ten eerste is er wijsheid, want wijsheid bestaat uit het goede willen uit liefde in deze twee – de liefde en de wijsheid – de eigenschappen en de hoedanigheden van God. Ten tweede is er verstand dat uit het goede verstaan, uit het goede willen bestaat. Zoals u ziet zijn deze het inwendige van een mens of de inwendige mens. Dan komt wetenschap uit de invloed uit God van het goede weten en het werk in het goede doen, beide van het goede willen. Let wel dat hier het willen en doen een daad van gehoorzaamheid aan het Ware of aan de Heer is en uit de natuurlijke staat van de mens zijn. Ze zijn van de uitwendige mens. Wat we zien is dat wijsheid in het verstand is, verstand in de wetenschap en wetenschap in het werk – ze zijn niet zelfstandig of  gescheiden. Ze zijn in het uiterste, het natuurlijke van de mens, zijn zinnelijke en lichamelijke natuur waarin al deze hoedanigheden opgestapeld zijn. Ze te scheiden zoals valse leer doet is te zeggen dat de mens geen goede werken die zalig maken kan doen, dat zulk werk niet zalig kan maken, en door te zeggen dat een mens hoeft slechts te geloven om zalig gemaakt te worden. Het moet echter bekend worden dat goede werken van de Heer binnenin de mens zijn zoals Zijn wijsheid en Zijn liefde binnenin is door de invloed van Zijn wijsheid, verstand, wetenschap en werk die binnen vloeit en hem door de Heilige Geest verlicht.

Niettemin laten we een aantal verzen lezen die het werk en de daden van de mens noemen als zijnde van waarde. De Zoon des mensen zal een iegelijk vergelden naar zijn doen (Mattheus 16:27), Ik zal hun vergelden naar hun doen, en naar het werk hunner handen (Jeremia 25:14), en nogmaals Bekeert u toch, een iegelijk van zijn boze weg, en maakt uw handelingen goed (Jeremia 35:15). En in Openbaring: Ik zal ulieden geven een iegelijk naar uw werken (2:23) en Zij werden geoordeeld, een iegelijk naar hun werken (20:13). Ten laatste En zie, Ik kom haastiglijk; en Mijn loon is met Mij, om een iegelijk te vergelden, gelijk zijn werk zal zijn (Openbaring 22:12).Waar het Woord hierover spreekt is dat het werk dat een mens doet omdat hij het ware en het goede liefheeft, is de liefde of de naastenliefde van de mens en is zijn geloof. Dit zijn de twee middelen van zaligmaking: eerst de liefde tot de Heer, en de tweede, de liefde tot de naaste. In de eerste wordt het geloof van de mens gezien, in de tweede wordt zijn naastenliefde gezien. Aldus wil de mens zijn eigen goede en zijn eigen ware en hierin wordt zijn werk en zijn daden bedoeld ofschoon ze van de Heer zijn, die in hem woont. Een mens heeft de vrijheid te willen voor het goede of voor het boze.

De Heer heeft ons vervuld met Zijn geest. Invloed uit Hem verlicht ons uit het Goddelijke Ware, dat uit het Goddelijke Goede van de Heer is. Dit is het vervullen van de geest van God. Het Goddelijke Ware en Goede van de Heer is alle goede en alle ware vanuit de Hemel uit de Heer. Het goede en ware komt niet uit de mens maar zijn bij hem uit het Goddelijke in de Hemel. De mens moet het goede en ware van God ontvangen om verlichting te hebben en vanuit deze verlichting ziet hij innerlijk, niet uit zelf, niet uiterlijk of wereldlijk, maar uit de Heer. Hieruit kan men weten dat het de inwendige dingen van de mens zijn – zijn wil en verstand – die de Heer tot de Hemel opheft. Dus onttrekken zijn wil en verstand aan het lichaam en de wereld. Ze komen feitelijk in het licht en de warmte van de Hemel en dus heeft de geest van de mens de invloed van God die hem verlicht.

Geestelijk licht is het Goddelijke Ware komend uit de Heer als de Zon in de Hemel. Het verlicht het verstand. Geestelijke warmte of de Hemel doet de wil ontvlammen; het is het goede van de liefde die ook uit de Heer voortkomt als de Zon in de Hemel. Deze geest van de mens of het geestelijke van de mens is temidden van de engelen en zijn verstand van de waarheden en zijn aandoening van de goedheden zijn door de engelen op hem overgebracht. Het ware en het goede dat zij hebben is uit de Heer. Hoewel een dergelijke verbinding niet direct is als dat wat uit de Heilige Geest komt.

Bovendien zendt de Heer, die Zichzelf verheerlijkt heeft en in Zijn Goddelijk Menselijke is, de geest van de waarheid of de Heilige Geest die de mens het vermogen geeft Hem te volgen, zijn Ware, Zijn Geboden de doen, en Zijn wil te doen. Want zoals gezegd, een dergelijk invloed van het ware en van het goede uit de Heilige Geest die naar de mens komt is nu merkbaar en hij kan de geestelijke waarheden in zijn natuurlijke verstand gaan begrijpen. Want de Heer heeft het Natuurlijke met het Geestelijke verenigd en het Hemelse in Zichzelf en in de mens die gelooft en dienovereenkomstig handelt, dat wil zeggen wiens werken in hem uit de Heer zijn.

Laat het echter bekend zijn dat deze perceptie dat nu door de Heilige Geest komt alleen mogelijk gemaakt is door de Heer, door Zijn Woord als het in de innerlijke zin wordt verstaan. De wetenschap hiervan daalt nu naar de mensheid op aarde in de wederkomst van de Heer in dit Ware. Het komt als het Ware in het Woord van het Goddelijk Menselijke – het Latijnse Woord – door Emanuel Swedenborg zoals het Woord aan de mensheid kwam door Mozes, de Profeten, en de Evangelisten geïnspireerd door de Heer God.

Einde