Zefstudie les 2

Dat de Heer heeft vervuld alle dingen der Wet, is dat Hij heeft vervuld alle dingen des Woords.

Heden ten dage is de Christelijke Kerk in een ernstige begoocheling terechtgekomen wanneer geleerd wordt dat het geloof van de mens hem rechtvaardigt als hij gelooft dat de Heer alle geboden van de decaloog voor hem heeft vervuld. In de studie hiervoor is geleerd dat  het Woord bestaat uit en handelt voornamelijk over de Heer alleen, dat Hij het Woord zelf is. (NB. Op de doctrinal page wordt over het Woord gehandeld.) Hij is het Ware en de aandoening daarvan, dat wil zeggen, het ware in werking of in naastenliefde, en aldus is Hij het Leven. Wanneer de mens hier zegt dat zijn geloof een geloof is dat de Heer de Wet heeft vervuld door de Tien Geboden te leven weet hij niet wat door het woord ‘wet’ wordt bedoeld en denkt hij dat het slechts op de Tien Geboden betrekking heeft. Zoals echter in de tekst van vandaag staat is de Wet in een bredere zin de vijf boeken van Mozes, en in de breedste zin alle dingen van het algehele Woord. Toch kan dit geleerd worden wanneer het Woord wordt doorvorst.
Dat de Heer heeft vervuld alle dingen der Wet, is dat Hij heeft vervuld alle dingen des Woords. 

  1. Geloofd wordt door velen heden den dage, dat er waar gezegd wordt over de Heer, dat hij de Wet heeft vervuld, wordt verstaan dat Hij alle geboden van de decaloog heeft vervuld, en dat hij zo Gerechtigheid is geworden, en de mensen der wereld heeft gerechtvaardigd door dit punt des geloofs. Evenwel wordt niet dát verstaan, maar dat Hij heeft vervuld alle dingen die over Hem geschreven zijn in de Wet en de Profeten, dat is, in de algehele gewijde Schrift, omdat deze over Hem Alleen handelt, zoals in bovenstaand Artikel is gezegd. Dat velen anders hebben geloofd, is ter oorzake hiervan, dat zij de schriften niet hebben doorvorst, en niet hebben gezien wat onder de Wet daar wordt verstaan. Onder de Wet daar worden verstaan
  2. in de strikte zin de tien geboden van de decaloog;
  3. in bredere zin alle dingen die door Mozes in diens vijf Boeken geschreven zijn;
  4. en in de breedste zin alle dingen des Woords.
  5. Dat onder de Wet in de strikte zin worden verstaan de tien geboden van de dekaloog, is bekend.

Door te zeggen dat alle dingen door Hem zijn vervuld betekent in de binnenste zin dat de Heer het vervulde. Het is de Heer binnen in ons binnenste dat ons leven is. Aldus, als de Heer de wet in de binnenste zin vervuld heeft, en als Hij ons leven is, zijn wij in wederverwekking. Het is per abuis dat, omdat de Heer volgens de geboden leeft, wij op de een of andere wijze verlost zijn als we maar geloven dat Hij in onze plaats de Wet heeft behouden. Het is echter wanneer de Heer binnenin ons leeft, Zijn woning in ons maakt dat wij wederverwekt en verlost worden. Dit wordt nader uitgelegd wanneer beschuldiging behandeld wordt. Hier willen we alleen bewijzen dat de Wet niet alleen de Tien Geboden is maar het algehele Woord en in werkelijkheid de Heer Zelf is. De vraag is dan: hoe heeft de Heer de Wet vervuld? Totdat de Heer op aarde kwam en ‘vlees’ geworden is, was de wet nog niet door Hem vervuld, dat wil zeggen, Hij was nog niet aan deze natuurlijke wereld geopenbaard en de mens had nog niet werkelijk Zijn leven binnenin hem. In feite was het ware leven als het ware afgesloten voor hem. U moet het zo zien: God gaf de mensheid de Wet, geschreven op stenen tafelen, God inspireerde Mozes en de Profeten over Hem te schrijven, en dus werd de Wet gegeven. Deze geschreven wetten konden echter alleen de geheugen van een mens ingaan, ze waren slechts gezien als instructies van God die gehoorzaamd moesten worden wilde de mens verlost worden, dat wil zeggen, met God en de engelen in de Hemel verbonden worden.

Toen de Heer echter een natuurlijke lichaam aannam en hier op aarde als mens leefde (dat is wat ‘vlees geworden’ betekent), kon dat leven dat van God is de mens binnengaan en in het binnenste of de ziel van de mens wonen. Vandaar uit kon het in zijn geestelijke en zelfs in zijn natuurlijke staat invloeien. Totdat de Heer als mens geboren werd en de dingen die over Hem geschreven zijn vervuld had, konden de boosheden die de mensheid geteisterd hadden niet worden verwijderd. Want het is alleen het Ware, dat ‘als het ware’ gedaan wordt en uit een aandoening voor het ware geleefd wordt, dat de boosheden binnen in ons kan overwinnen. Deze waarheden komen uit aandoening voor het Goede en het Ware, dat wil zeggen, uit de Heer die de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid is. Het is wanneer deze gedaan of ernaar gehandeld zijn dat de Heer, die het vlees geworden Ware is geworden, dat wil zeggen die de Wet heeft vervuld, dat het ware en het goede kan binnengaan en een nieuw leven van een mens kan worden, en hij als het ware opnieuw wordt geboren.

Als we sommige passages bekijken waarin duidelijk staat dat de Wet niet alleen de Tien Geboden is, maar de algehele gewijde Schriften, gaan we begrijpen waarom bedoeld wordt dat de Heer alle in de Wet over Hem geschreven dingen vervuld heeft. We nemen zonder meer aan dat de Tien Geboden de Wet betekenen, maar dat de vijf boeken van Mozes en de Profeten dat ook zijn en we zeggen dat zij voor het Israëlitische volk bestemd zijn en niet voor ons hedendaagse Christenen.

9.2. Dat onder de Wet in bredere zin worden verstaan alle dingen die door Mozes in diens vijf Boeken geschreven zijn, blijkt uit deze volgende plaatsen:
Bij Lukas:
‘Abraham zeide tot de rijke in de hel: Zij hebben Mozes en de Profeten, laten zij die horen; indien zij Mozes en de Profeten niet horen, zo zullen zij, ook ware het dat iemand uit de doden zou zijn wederopgestaan, niet worden overreed’ XVI: 29, 31.

Toen de Heer de gelijkenis over Abraham en de rijke in de wereld hierna vertelde, leerde Hij dat als een mens in deze wereld rijk is met wereldse dingen maar niet rijk is met de waarheden en goedheden die in de vijf boeken van Mozes en de Profeten geleerd worden, hij niet veranderd zou zijn ook al stond iemand uit de dood op en hem deze waarheden, dat wil zeggen de wet zelf, vertelde. U ziet hier dat Abraham niet gezegd heeft: Ze hebben de Tien Geboden, laten zij die horen. Maar let ook op dat er niet gezegd werd slechts geloof te hebben en dat de Heer de Wet voor u zou vervullen. Daarom zou een Christen moeten weten dat de Heer gekomen is om een ‘weg’ te maken dat hij in de Hemel, dat wil zeggen, in een hemels leven zou komen.

Bij Johannes:
Filippus zeide tot Nathaniël: ‘Dien beschreven heeft Mozes in de Wet en de Profeten, Hem hebben wij gevonden’ I: 46.

 Dat het Woord de Heer is kan gezien worden toen Filippus tot Nathaniël zeide dat ze Hem gevonden hadden, dat wil zeggen, de Waarheid waarover Mozes en de Profeten hadden geschreven. Toen is de Heer aan hen geopenbaard. Toch zei de Heer niet tot hen; geloof slechts in mij en dan zult u verlost worden; Hij leerde hen de naaste lief te hebben zoals zijzelf en de werken te doen die door de Wet, dat wil zeggen het Woord, voorgeschreven waren. U kunt begrijpen dat het geschreven Woord van God niet langer alleen in hun geheugen zou zijn, maar dat Het nu aan hen geopenbaard was als het Ware Mens Zelf. Ze hadden Hem waarlijk ‘gevonden’ en als zodanig kon Hij deel van hun leven worden en niet slechts gedachten in hun geheugen.

Bij Mattheus:
‘Wilt niet menen dat Ik gekomen ben om te ontbinden de Wet en de Profeten, niet ben Ik gekomen om te ontbinden, maar om te vervullen’ V: 17, 18.

Nu laten we luisteren naar wat de Heer zelf over de Wet zegt. Hij zegt dat Hij gekomen is om de Wet te vervullen en niet te ontbinden. Als Hij de Wet zou ontbinden zou er geen wet maar chaos zijn. Geen wet betekent geen waarheid en daarom geen gerechtigheid. En we moeten weten dat de waarheid tot vrijstelling van de dood leidt. Daarom leidt de waarheid als die gevolgd wordt, dat wil zeggen wanneer deze geloofd en geleefd wordt,  tot het ‘leven’. Het door de Heer vervullen van de Wet maakt het voor een mens mogelijk de Liefde van God en Zijn wijsheid binnenin hem te ontvangen en daarom ontvangt hij het goede van de Heer en Zijn waarheid en dus het ware leven, het eeuwig leven.

Bij dezelfde:
‘Alle de Profeten en de Wet tot aan Johannes toe hebben geprofeteerd’ Mattheus XI: 13.

Bij Lukas:
‘De Wet en de Profeten tot aan Johannes toe, van dien tijd af wordt het Koninkrijk Gods geëvangeliseerd’ XVI: 16.

 Tot de Heer op aarde kwam kon het geschreven Woord slechts profeteren over Zijn Komst en over wat er zou gebeuren. Toen het echter tijd was en de Heer gekomen was werd alles wat daarvoor verteld en geleerd was vervuld, dat wil zeggen, alles wat door de Profeten in het Woord over de Heer verteld was werd werkelijkheid. Vanaf die tijd wordt het Koninkrijk Gods gepredikt, dat wil zeggen, onderwezen. Omdat het het Koninkrijk van God is, is Hij het die gekomen is om in Zijn Koninkrijk te regeren. Dus kunt u inzien dat naarmate de mens de waarheden ontvangt en dien overeenkomstig leeft, de Heer in het binnenste van de mens, in zijn ziel, gaat regeren en een nieuw leven in hem wordt, en ‘wedergeboren’ wordt genoemd, maar dit maal, geestelijk.
Hoe komt het dat de Heer in de mens leeft? We hebben gezegd dat het in de waarheden die men doet, dat wil zeggen, in het goede en de naastenliefde doen, want de Heer is in geen enkele boze, welke van de mens is. Men kan begrijpen dat zijn verlossing uit de Heer is, die in zijn binnenste is. Het is niet dat hij verlost wordt uit enig geloof dat de Heer volgens de geboden in zijn plaats geleefd heeft. De Heer leeft binnenin in de waarheden en in de goedheden die in de inwendige of geestelijke van de mens binnengegaan zijn, dat wil zeggen, in zijn wil en zijn verstand, welke zijn gemoed en niet slechts zijn geheugen is.
We spreken hier over de geestelijke dingen, dat wil zeggen over de waarheden en goedheden – het echte wezenlijke dat God is en uit God voortgaat – die ons het ware leven brengen.

Bij Mattheus:
‘Al wat gij zult gewild hebben dat u de mensen doen, doet ook gij hun alzo; dit is de Wet en de Profeten’ VII: 12.
Nogmaals, dit hier is de Wet. Dat goede dat wij willen dat anderen ons doen is de Heer binnenin hen en in ons – dit is de Wet en de Heer. Als we denken dat wat we uit onszelf doen goed is, dan hebben wij de echte waarheid niet. O, het kan zijn dat we de waarheid in ons geheugen hebben door het Woord gelezen te hebben, maar in dat geval is het dan onze eigen handeling en niet dat van de Heer, omdat we de wet of het Woord voor onze eigen kennis hebben toegeëigend, dat we op enige wijze er baat bij zou vinden. Dat is niet de ware Wet. Hier in het Woord staat dat al wat wij gewild hebben dat ons de mensen doen en niet al wat anderen gewild hebben ons te doen. En dit is de Heer ‘als het ware’ de wet, dat wil zeggen, het Woord, in ons vervullen.
Bij dezelfde:
‘Jezus zeide: Gij zult liefhebben de Heer uw God vanuit uw ganse hart, en in uw ganse ziel, en gij zult liefhebben uw naaste als uzelf: aan deze twee geboden hangen de Wet en de Profeten’ XXII: 37,39,40.
In dit vers ziet men dat de Wet voornamelijk de liefde tot God en de liefde tot de naaste is. Het is de Wet van de Heer dat wij Hem en de naaste liefhebben, toch is het alleen door Hem dat de wet vervuld wordt. Maar zoals we hier zien moeten we ‘alsof’ uit onszelf de wet, dat wil zeggen de Heer gehoorzamen. Het is alleen wanneer ons leven uit Hem geleefd wordt, dat Zijn waarheid, of de wet, binnenin ons is en niet slechts in ons geheugen alleen, alhoewel dat bij ons is waar het eerst binnengaat, maar de wet moet onze aandoening binnengaan, en derhalve ons wil. Aldus wordt de wet in ons vervuld, toch wordt het niet zonder de Heer vervuld, maar met de Heer die dan binnenin ons als ons leven is.

We hebben nu verscheidene verzen gelezen die over de Wet gaan en men kan zien dat niet slechts de Tien Geboden worden bedoeld die de Heer vervullen moest maar alles wat geschreven werd door zowel Mozes als de Profeten. In deze boeken zijn er veel dingen die heden ten dage niet op ons betrekking hebben, die we niet moeten doen. Toch heeft de Heer deze vervuld. Nu, omdat het Woord voornamelijk over de Heer gaat, moet dan wat over Hem als waarheid geopenbaard is, vervuld worden, anders zou het een leugen zijn, en derhalve niet het Woord of de Wet, en daarom niet op Hem betrekking hebben.

In die plaatsen worden onder Mozes en de Profeten, voorts onder de Wet en de Profeten, verstaan alle dingen die in de Boeken van Mozes en in de Boeken der Profeten geschreven zijn. Dat onder de Wet in het bijzonder worden verstaan alle dingen die door Mozes geschreven zijn, blijkt nog uit deze dingen:

Bij Lukas:
‘Als vervuld waren de dagen der zuivering naar de Wet van Mozes, brachten zij Jezus af naar Jeruzalem, om voor de Heer te vertonen, gelijk als geschreven is in de Wet des Heren, dat alle manlijke openende de baarmoeder den Heer heilig moet worden genoemd, en opdat Zij slachtoffer zouden geven naar hetgeen gezegd is in de Wet des Heren, een paar tortelduiven en twee duivenjongen. En de ouders leidden Jezus tot de Tempel, om te doen naar het gebruik der Wet voor Hem. Toen zij hadden volvoerd alle dingen naar de Wet des Heren &…;’ Lukas II: 22-24, 27,39.
Hier, wat door het Woord in de letterlijke zin geopenbaard wordt, is over Jezus die de Zoon van God is. We kunnen zien dat Hij de Wet vervulde die door Mozes geschreven is, dat wil zeggen, dat in de boeken door hem geschreven is. Het moet opgemerkt zijn dat de mensen van de Israëlitische en Joodse Kerk deze wet vervullen moesten, maar dat het heden ten dage van ons niet vereist is. Laten we stilstaan of er een reden zou zijn waarom dit over Jezus gezegd is, anders dan voor een historische bewijs? Met andere woorden, heeft dit iets te maken met de verlossing van de mens? Natuurlijk hebben deze woorden een geestelijke zin – een inwendige betekenis. Tot de Heer kwam had de wet slachtoffers vereist en deze hebben allen iets van de wederverwekking van de mens uitgebeeld. Nadat de Heer op aarde kwam waren slachtoffers niet langer vereist, want de Heer had de wet vervuld – de Wet van de Heer. En toch zijn wij niet anders dan het Israëlitische volk, net als zij hebben wij wederverwekking nodig. Met andere woorden, de Heer moest de gehele wet vervullen, niet slechts de Tien Geboden, of de diverse wetten die aan de Israëlitische Kerk zijn gegeven. Zie het op deze wijze: Als de mens niet volgens de Tien Geboden kon leven, maar als de Heer het in zijn plaats moest doen, dan zou de Heer niet ook de gehele Wet of het Woord moeten vervullen en dus zouden wij eveneens niet ook volgens de wetten zoals de Israëlieten hebben, moeten leven? De enige manier dat dat mogelijk zou zijn zou dat de Heer, dat wil zeggen het ware en het goede, binnenin ons zou zijn. We zien echter dat de Heer de Christelijke Kerk opgericht heeft waarin de slachtoffers die door de Israëlieten en de Joden vereist zijn door de sacramenten zijn vervangen.

Bij Johannes:
‘In de Wet heeft Mozes geboden dezulken te stenigen’ Johannes VIII: 5.
Bij dezelfde:
‘De Wet door Mozes is gegeven’ Johannes I: 17.
Daaruit blijkt dat nu de Wet, dan weer Mozes wordt genoemd, waar gehandeld wordt over zulke dingen die in zijn Boeken zijn geschreven, zoals eveneens in
M
attheus VIII: 4; Markus X: 2-4, XII: 19; Lukas XX: 28, 37; Johannes III: 14, VII: 19, 51, VIII: 17, XIX: 7.
Laat ons meer leren over wat het betekent dat de Heer de Wet vervulde. Ten eerste, betekent het niet slechts de Tien Geboden, maar het gehele Woord. Vervolgens, doordat de Heer de Wet vervulde kon Hij binnenin ons komen en leven. Hij werd Mens God en God Mens door het menselijke van de mensheid aan te nemen en Zijn Menselijke Goddelijk te maken. Zoals de Menselijk Goddelijke binnenin ons als ons leven kan komen leven en zo doet als wij Hem aannemen en toegang verlenen als onze Verlosser. Ja, wij zijn zondaars. Ja, we hebben de neiging tot zondigen, want dat is onze erfelijke aard en dus zondigen wij dikwijls omdat het ‘vlees’ of de natuurlijke staat van ons leven, zwak is. Toch is de geest bereidwillig en wanneer we de Heer kunnen toelaten binnenin ons te regeren, kunnen we Hem ons leven laten leven, alhoewel we ‘als het ware’ uit onszelf leven. De tegenwoordigheid van de Heer met ons en in ons is onze wederverwekking en onze verlossing.

Meerdere dingen ook worden door Mozes Wet geheten, welke bevolen zijn, zoals over de Brand-offers, Leviticus VI: 9, VII: 37
over de Slachtoffers, Leviticus VI: 25, VII: 1-11
over de Mincha (spijsoffers), Leviticus VI: 14
over de Melaatsheid, Leviticus XIV: 2
over de IJverzucht, Numeri V: 29, 30
over het Nazireaat, Numeri VI: 13, 21
En Mozes zelf noemt zijn Boeken Wet:
‘Geschreven heeft Mozes deze Wet, en gaf haar aan de priesters, de zonen van Levi, dragende de ark des verbonds van Jehovah; en hij zeide tot hen: Door aan te nemen het Boek dezer Wet, legt het aan de zijde van de Ark des verbonds van Jehovah’ Deuteronomium XXXI: 9, 11, 26.
Aan de zijde werd het gelegd, van binnen immers in de Ark waren de stenen Tafelen, welke in de strikte zin de Wet zijn. De Boeken van Mozes worden het Boek der Wet genoemd daarna
‘Chilkin de Hogepriester zeide tot Schafan de Schrijver: Het Boek der Wet heb ik gevonden in het huis van Jehovah: toen de Koning hoorde de woorden van het Boek der Wet, verscheurde hij zijn klederen’ II Koningen XXII: 8, 11, XXIII: 24.

Einde