Dat de Heer door het Lijden des kruises niet de zonden heeft weggenomen, maar dat Hij die gedragen heeft (Deel1)
De Christelijke Kerken die vóor de stichting van de Nieuwe (Christelijke) Kerk bestonden zien het lijden aan het kruis van de Heer als een essentiële leer van de zaligmaking. Omdat zij echter de letterlijke zin van het Woord als de inherente en echte waarheid aannemen en niet weten dat die alleen een schijnbare waarheid is, hebben zij het onjuiste idee bedacht dat de dood aan het kruis van de Heer Jezus Christus de Vader tot barmhartigheid heeft doen bewegen, dus tot vergeving van de zonden van de mensheid namens de Heer, dus de mensen verlost heeft en dat de Heilige Geest gezonden wordt om hen te helpen en te troosten terwijl ze nog op aarde zijn.
Dit is natuurlijk het resultaat van verblind zijn door niet alleen het aannemen van de letterlijke (natuurlijke) zin van het Woord als de inherente waarheid, maar door het denken dat zij zelf een leven uit zichzelf hebben. Dit is precies wat de Adamitische Kerk (Adam en Eva) deed toen zij van de boom der kennis des goeds en des kwaads aten. Laten wij proberen te verstaan wat echt bedoeld wordt door het lijden aan het kruis van de Heer. In Openbaring 13: 7 lezen wij: En hetzelve (het beest) werd macht gegeven om de heiligen krijg aan te doen, en in vers 10: Indien iemand in de gevangenis leidt, &…; indien iemand met het zwaard zal doden&…; Dan staat er: Hier is de lijdzaamheid en het geloof der heiligen. Nu gaan we naar Openbaring 14 waar we zien dat zij die met het Lam (de Verheerlijkte Heer Jezus Christus) waren de honderd vier en veertig duizend genoemd worden die van de aarde verlost worden. Zij zijn degenen die het Lam volgden de volgelingen van de Heer. Hier zien we ook dat het evangelie aan degenen in de geestelijke wereld zowel als degenen op aarde wordt verkondigd. We zien een waarschuwing aan degenen die de Heer niet vereren. Dan in vers 12 lezen we: Hier is de lijdzaamheid der heiligen. Nu gaan we leren wat ‘lijdzaamheid’ betekent.
De Kerk moest alle hiergenoemde verzoekingen doorstaan en toen is het ware dat uit het goede is, in haar ingeplant en is zij geestelijk gemaakt. De opname in de hemel was niet zonder het ondergaan van zulke verzoekingen. Diegenen worden geestelijk gemaakt omdat wanneer het ware in het hart erkend wordt, het geloof door de Heer wordt ingeplant, dan wordt dit geloof eigen van de mens, dat wil zeggen, dat hij het opeist of toeeigent voor zichzelf. Hier wordt verteld over hen die zulke verzoekingen doorstaan hadden, dat wil zeggen, de macht van de draak en het beest zoals in het boek de Openbaring vermeld wordt die hun overwonnen zou hebben als het niet voor de Heer, voor Zijn goede en voor het ware was, als het niet voor hun acceptatie van Zijn leven was. Men kan zien dat, als hij tegen zulke boosheden uit zijn eigen kracht zou strijden, dat wil zeggen, met zijn eigen geloof alleen dat uit het ‘eten’ of het toe-eigenen van de kennis van goed en kwaad komt hij, ook net als degenen van de Oudste Kerk de Adamitische Kerk – zou bezwijken. We zien dat degenen die in het geloof zijn dat door middel van de waarheden die uit het goede komen door de Heer ingeplant wordt, een leven van naastenliefde hebben, niet van geloof alleen. Zij zijn degenen waarin het geloof en de naastenliefde als éen handelen, zoals het goede en het ware in de wil en het verstand als éen handelen in de Heer en in degenen waarin de Heer regeert.
Wat hier aan het ‘licht’ komt is dat een mens een levend geloof moet hebben waarin hij de waarheden beleeft die uit het Woord geleerd worden, omdat het juist en goed is zo te doen. Met andere woorden, een mens moet leven, dat wil zeggen, (een goed leven) dienovereenkomstig wíllen en niet een boze leven leven. Dit ‘leven’ is tegengesteld aan de leer dat door een geloof in het lijden aan het kruis van de Heer de zonden van de mens weggenomen worden en dat de boosheid van de Vader gestild is.
U kunt begrijpen dat, als de Heer de zonden van de mensheid gedragen heeft toen Hij het menselijke van de mens aannam, dat iedereen die moet gedragen. (Gaan wij niet heden ten dage door verzoekingen heen door onze zonden te dragen?) Derhalve heeft Hij ze niet weggenomen. Wij worden nog steeds in verzoeking gebracht om te zondigen. Met andere woorden moeten wij niet ‘het kruis opnemen’, dat wil zeggen tegen zinnelijke begeerten strijden en de Heer volgen, wat betekent Hem als God zijnde erkennen? Men kan slechts tegen het boze strijden door middel van zijn leven, door het leven, door zijn gewillig volgen van het ware, en niet door slechts het ware in zijn geheugen te hebben, door het ware te kennen.
Het lijden van de Heer aan het kruis is slechts de laatste verzoeking geweest die Hij doorstaan heeft, is de volle onderwerping van de hellen en Zijn verheerlijking – de eenwording van het Menselijke met het Goddelijke en het Goddelijke met het Menselijke. Alles wel beschouwd, heeft de Heer niet over de hellen gezegevierd toen zij Hem aanvielen?
Feitelijk is het het leven van de Heer in ons dat de hellen die ons aanvallen (de Heer brengt ons niet in verzoeking) overwint, dat ons reinigt en ons voor de Hemel voorbereidt. Want het ware komt uit het goede van de Heer ingeplant in het gemoed – in ons wil en verstand – en is niet enig directe invoer van zaligmaking, welke het leven van de Heer is door het geloof alleen, maar naarmate we Zijn goede in ons laten regeren, dat wil zeggen de Heer, en niet ons zelf (ons eigene) in ons hart en ons gemoed, in onze wil en ons verstand, laat regeren. Het Woord laat dit duidelijke zien in De Leer van Nova Hierosolyma over De Heer.
Dit is het Woord:
15 [1] Er zijn sommigen binnen de Kerk, die geloven, dat de Heer door het Kruislijden de zonden heeft weggenomen, en de Vader heeft voldaan, en zo heeft verlost; sommigen ook, dat Hij de zonden van hen die geloof in Hem hebben, in Zich heeft overgenomen, gedragen, en in de diepte der zee, dat is, in de Hel, heeft geworpen: zij bevestigen dat geloof bij zich door de woorden van Johannes over Jezus: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt’, Joh. 1: 29;
en door de woorden des Heren bij Jesaja:
‘Hij heeft onze zonden afgenomen, en onze smarten gedragen: doorboord om onze overtredingen, verbrijzeld om onze ongerechtigheden, de kastijding van onze vrede op Hem: door Zijn wond is ons genezing gegeven, Jehovah heeft doen instormen op Hem de ongerechtigheden van ons allen. De invordering heeft Hij uitgehouden, en Hij werd geteisterd, toch deed Hij Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid. Afgesneden werd Hij uit het land der levenden, om de overtreding Mijns volks, de plaag op Hem, opdat Hij met de goddelozen in het graf zou zijn, en met de rijken in hun doden; vanuit de arbeid Zijner ziel zal Hij zien, zal Hij verzadigd worden. Door Zijn wedenschap zal Hij velen rechtvaardigen, deswege omdat Hijzelf hun ongerechtigheden heeft gedragen. Ontledigd tot aan de dood toe heeft Hij Zijn ziel, en met de overtreders is Hij geteld, en de zonden van velen heeft Hij gedragen, en voor de overtreders is Hij tussenbeide gekomen.’ LIII: 4 tot einde.
We behandelen slechts Johannes 1: 29: ‘Zie, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt’. Om te begrijpen wat ‘Lam’ betekent is het noodzakelijk tenminste enige inwendige of geestelijke zin te zien en te weten waarom het verstaan van slechts de letterlijke zin van het Woord dikwijls tot valsheden leidt. Ten eerste, zou iedere student van het Woord kunnen vertellen dat omdat een lam makkelijk geleid kan worden dat het (lam) de onschuld van kindsheid en goedheid betekent. Op deze manier ziet men dat de Heer wordt aangeduid die onschuldig is van alle zonde. Vervolgens moeten we inzien dat dit op Zijn Goddelijk Menselijkheid, welke het Goddelijke Zelf is waaruit Zijn menselijkheid komt, betrekking heeft. Dit Goddelijke Menselijke van de Heer wordt door ‘Lam’ aangeduid welke Zijn verheerlijking en Zijn overwinning op de Hellen was. We moeten ook begrijpen dat ‘lam’ ook het Woord aanduidt en waar vanuit men de waarheden leert. Ten slotte duidt ‘lam’ het Goddelijk Goede aan, want bij de Heer zijn zowel het goede als het ware éen of verenigd, net zoals het Goddelijke of het Goede met het Menselijke of het Ware verenigd zijn en éen zijn gemaakt. (De Heer zeide: Ik ben de Waarheid.) Aldus ziet men dat door de waarheden van het Woord, wanneer zij in liefde opgevolgd worden en het leven van een mens worden, de zonden ‘als het ware’ weggenomen of verwijderd worden. Toch moeten we weten wat door ‘weggenomen of verwijderd worden’ bedoeld wordt. Te verwijderen is te scheiden van, dus door onze zonden te verwijderen betekent deze te scheiden van ons opdat ze niet deel van ons leven en niet het middelpunt van ons leven zijn, dat deze ‘als het ware’ naar de buitenrand van ons leven verplaatst worden en niet meer over ons heersen.
15 [1] vervolg. Deze en gene dingen (in Johannes en Jesaja) zijn gezegd over de Verzoekingen des Heren en over Zijn Lijden, en onder de zonden en de ziekten wegnemen, en onder het doen instormen op Hem de ongerechtigheden van allen wordt iets eenders verstaan als onder de smarten en de ongerechtigheden dragen.
Het volgende laat zien wat bedoeld wordt met het dragen van onze ongerechtigheden:
15 [2] Eerst zal dus worden gezegd wat wordt verstaan onder de ongerechtigheden dragen, en daarna wat onder dezelve wegnemen. Onder de ongerechtigheden dragen wordt niet anders verstaan dan zware verzoekingen uithouden, voorts dulden dat de Joden met Hem deden gelijkerwijs zij met het Woord hadden gedaan, en dat zij Hem eender bejegenden, omdat Hijzelf het Woord was; want de Kerk, die toen was bij de Joden, was volslagen verwoest, en zij was verwoest daardoor, dat zij alle dingen des Woords hadden verdraaid, en wel dermate dat er niet enig ware over was, en daarom erkenden zij ook de Heer niet; dit wordt verstaan onder en aangeduid met alle dingen van den Heren Lijden. Eender is geschied met de Profeten, omdat die de Heer uitbeeldden ten aanzien van het Woord, en vandaar ten aanzien van de Kerk; en de Heer was de Profeet zelf.
Diegenen die Christen zijn en het Oude en Nieuwe Testament gelezen hebben weten hoe de Heer door de Israëlitische en Joodse Kerk behandeld werd, hoe ze Hem als ook de profeten vanaf Jesaja en alle anderen inbegrepen, zelfs Johannes de Doper verwierpen, en dat deden ze dus ook zo met het geschreven Woord. Er zijn veel te veel verzen om hier op te noemen, maar ze staan in De Leer van Nova Hierosolyma over De Heer 15: [3]-[8]. Hier in het Woord wordt de staat van de Kerk en het Woord als, ook de Heer, Hij de grootste Profeet zijnde, en ook de andere Profeten, uitgebeeld. Daaruit komt de Leer van de Kerk dat uit het Woord komt, want de Heer Zelf, als de grootste Profeet, betekent de Kerk Zelf en het Woord Zelf.
Wat de staat van de Kerk betreft, let goed op hoe het Woord de profeten onthult als de ongerechtigheden van Israël en Juda dragende – de verzoekingen die zij doorstaan hebben. Zij, de profeten met inbegrip van de Heer Zelf die De Profeet is, waren voor hen (degenen van de Israëlitische en Joodse Kerk) slechts een teken van wat er gebeuren zou en dus ook voor iedereen die zich afkeert van de Heer als zijn leven zijnde.
Laten we nogmaals vervolgen met het Woord:
16[1] De staat der Kerk vanuit het Woord, uitgebeeld in de Profeten, was het wat wordt verstaan onder de ongerechtigheden en de zonden des volks dragen; dat het zo is, blijkt uit de dingen die worden gezegd van de profeet Jesaja: ‘Dat hij zou gaan naakt en ontschoeid drie jaren, tot een teken en een wonder’ Jes. XX: 3.
Van de profeet Ezechiël: ‘dat hij zou uitbrengen vaten der verhuizing, en het aangezicht bedekken om het land niet te zien, en dat het zo een wonderteken zou zijn voor het huis Israëls en dat hij eveneens zou zeggen: Ik uw wonderteken’ Ezech. XII: 3-11.
Dat dit voor hen is geweest de ongerechtigheden dragen, staat klaarblijkend vast bij Ezechiël, toen hem bevolen werd 390 en 40 dagen neder te liggen op de linker- en de rechterzijde tegen Jeruzalem, en een gerstenkoek te eten gemaakt met rundermest, waar deze dingen ook worden gelezen:
‘Gij lig neder op uw linkerzijde, en leg de ongerechtigheid van het huis Israëls daarop, het getal der dagen, waarop gij daarop zult nederliggen, zult gij hun ongerechtigheid dragen. Want Ik, geven zal Ik u de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, 390 dagen, opdat gij draagt de ongerechtigheid van het huis Israëls. Wanneer gij echter die voleindigd zult hebben, zo zult gij nederliggen op uw rechterzijde ten tweede male, om te dragen de ondergerechtigheid van het huis van Jehudah 40 dagen’ Ezech. IV: 4-6.
[3] Dat de Profeet daarmede dat hij zo heeft gedragen de ongerechtigheden van het huis Israëls en van het huis van Jehudah, niet dezelve heeft weggenomen, en zo verzoend, maar slechts heeft uitgebeeld en aangetoond, blijkt uit de volgende dingen daar:
‘Jehovah zeide: Alzo zullen de kinderen Israëls hun brood onrein eten onder de heidenen, waarheen Ik hen verdrijven zal.
Zie, Ik breek de staf des broods in Jeruzalem&…;
zodat zij ontberen brood en water, en verkommerd worden, de man en zijn broeder, en verkwijnen vanwege hun ongerechtigheid.’ Ezech. IV: 13, 16, 17.
Slechts weten wat de geestelijke zin van de woorden ‘brood en water’ is, laat zien dat wat hier bedoeld wordt is dat de Kerk van Israël en Juda na verloop van tijd de Heer en Zijn waarheden en dus ook het Woord van het Nieuwe Testament niet zou zien (of aanvaarden). Dit is precies wat er is gebeurd. Ze hebben de Heer als de Messias en Zijn Waarheid – het Woord van het Nieuwe Testament verworpen. Als zodanig zijn hun zonden niet weggenomen. Toch waren er in die Kerk degenen – een overblijfsel – die volgens de waarheden leefden, deze niet zoals zoveel slechts konden citeren, die de Heer onthuld heeft met het stichten van de eerste Christelijke Kerk, zoals er in die eerste Christelijke Kerk zijn die nu dienovereenkomstig leven, en heden ten dage wordt uit hen een Nieuwe Christelijke Kerk opgericht.
16 [4] Eender toen dezelfde Profeet zich zou vertonen en zeggen: ‘Zie, ik uw wonderteken’; ook wordt gezegd: ‘gelijkerwijs ik gedaan heb, zo zal hen geschieden’, Ezech. XII 6, 11.
Iets eenders dus wordt verstaan aangaande de Heer, waar gezegd wordt: ‘Onze ziekten heeft Hij op Zich genomen: onze smarten gedragen: Jehovah heeft doen aanstormen op Hem al onze ongerechtigheden; door Zijn wetenschap heeft Hij velen gerechtvaardigd, deswege dat Hijzelf hun ongerechtigheden heeft gedragen’, Jes. LIII: 4, 6, 11., waar in het ganse Hoofdstuk wordt gehandeld over het Lijden des Heren.
Het Einde