Preek over de Wet: Alle dingen die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo.

(Hemelse Verborgenheden 9174)
door ds. Paul Booth

Voorlezingen

  • Exodus 21: 23-25,
  • Mattheüs 5: 39-42,
  • De Apocalyps Ontvouwd 556:9.

De vijanden liefhebben, en de bozen weldoen, is de aandoening der naastenliefde, maar de vijanden worden liefgehad en men doet hun wel, wanneer zij worden onderricht, en eveneens wanneer zij door passende middelen worden verbeterd. (Hemelse Verborgenheden 9174)

 

Er is een wet van de Goddelijke Orde waarmee alle Christenen bekend zijn.  Ze luidt: Alle dingen die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo (Mattheüs 7: 12).  Dit is ook een wet in de Geestelijke Wereld.  Alle Kerken die er op aarde waren vanaf de tijd van de zondenval tot de tijd dat de Heer op aarde kwam en een nieuw Kerk oprichtte, waren uitbeeldende Kerken.  Het waren niet werkelijk Kerken, want ze waren louter uitwendig en natuurlijk.  Ze zagen niet in dat er binnenin het Woord een geestelijke zin is.  Dientengevolge staan er in het Oude Testament wetten, zoals: Zo zult gij geven ziel voor ziel, oog voor oog, tand voor tand, hand voor hand, voet voor voet, enz.  (Exodus 21: 24).  Dit wordt de wet der vergelding genoemd.  Toen de Heer op aarde was, openbaarde Hij de geestelijke betekenis van deze wet, waardoor ze geheel veranderde.  Als gevolg daarvan zeggen vele Christenen nu dat ze niet tegen een slecht mens mogen vechten.  Ze halen dan dikwijls de tekst uit het Woord aan die luidt: Zo wie u op de rechterwang slaat, keer hem ook de andere toe; en zo iemand met u rechten wil, en uw rok nemen, laat hem ook de mantel, &…; (Mattheüs 5: 39,40).  In filmen uit Hollywood is dat dikwijls uitgebeeld doordat een acteur iemand speelt die volgens de strikt letterlijke betekenis van de Bijbel leeft en zich daarom niet tegen de aanvallen van slechte mensen beveiligt.

Laten wij nu onze aandacht richten op de betekenis van de wet: Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo (Mattheüs 7: 12).  Dit is, zoals gezegd, een geestelijke wet.  Maar de Israëlitische Kerk was een uitbeeldende Kerk aan wie geboden werd te leven volgens de wet ‘oog om oog en tand om tand’.  En de Eerste Christelijke Kerk meende dat haar geboden werd de boze niet te weerstaan.  Maar in het Woord staat dat wie de ander van harte het goede doet, een eender goede ontvangt; vandaar ontvangt hij die de ander van harte het boze doet, een eender boze (Hemelse Verborgenheden 9048).  Wat hier bedoeld wordt, is dat het goede zijn eigen beloning heeft en het boze zijn eigen straf.

We kunnen inzien dat deze wetten, in de geestelijke zin, de mens op het hart geschreven zijn en dat zij niet uit een boek geleerd en slechts in het geheugen bewaard worden, zoals op aarde bij vele mensen.  Zoals ze verstaan worden, griffen zij zich in het hart van de mens terwijl hij op aarde leeft en zo draagt hij ze met zich mee de Geestelijke Wereld in waar hij óf naar de Hemel óf naar de hel geleid wordt.  Bij hen die van harte het goede doen, vloeit uit de Hemel het goede in hun hart en ziel in.  Daarom regeert bij hen die in de Hemel wonen, het goede der liefde uit de Heer universeel en het goede vloeit bij hen voortdurend in volgens de graad waarin het goede opgenomen wordt.  Het tegenovergestelde is het geval bij hen die in de hel verkeren.  De geestelijke zin van de wet Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo (Mattheüs 7: 12) betekent dat het goede hun die goed zijn het goede doet en hun die boos zijn het boze doet.  Dus, zoals gezegd werd, is het goede zijn eigen beloning en het boze zijn eigen straf.

Als we de woorden van de Heer in Mattheüs 5: 38-42 zuiver letterlijk verstaan, lijkt het of ons gevraagd wordt het boze niet te weerstaan, dus toelaten dat zij die boos zijn ons kwaad doen en zelfs niet te vluchten opdat ze ons niet nog meer letsel kunnen toebrengen.  De wetten der vergelding die aan de Israëlieten geleerd werden volgens hetgeen in het Boek Leviticus vermeld wordt, zijn door de Heer opgeheven.  Waarom maakte de Heer het toen niet duidelijk wat Hij bedoelde en onthulde Hij niet meteen de geestelijke betekenis van Zijn woorden?  De reden die ons gegeven is, is dat wereldse mensen de innerlijke dingen van het Woord zouden ontheiligen en dat zij zich in de ergste hel zouden werpen.  In die tijd begon de Heer de mensheid voor te bereiden voor Zijn Nieuwe Kerk die Hij bij Zijn Wederkomst zou stichten.  Heden ten dage is zij door Zijn Wederkomst in deze wereld in het Woord van het Goddelijk Menselijke gevestigd.  Wat zijn die inwendige dingen die nu onthuld zijn en die voor de Israëlieten en de Christenen verborgen waren?  Het zijn de ware dingen des geloofs en der naastenliefde en dus zijn het goedheden en waarheden, die een werelds mens zou ontwijden.  Daarom zei de Heer tegen Zijn discipelen: U is het gegeven de verborgenheden van het Koninkrijk Gods te verstaan; maar tot de anderen spreek Ik in gelijkenissen, opdat zij ziende niet zien, en horende niet verstaan (Lukas 8: 10).

In deze woorden spreekt de Heer tot de engelen en tot hen die van Zijn Nieuwe Kerk zijn overal in de inwendige of geestelijke zin.  Verplicht de een of andere Christelijke wet een mens zich te laten slaan en nogmaals te laten slaan?  Wie zal een ander zijn mantel geven, omdat hij hem zijn jas heeft ontnomen?  Het is een feit dat ons in de Tien Geboden bevolen wordt het boze te schuwen, dat wil zeggen het te weerstaan.  En toch zei de Heer toen tegen Zijn discipelen dat zij de boze (het boze) niet moesten weerstaan.  Maar in hen die van des Heren Nieuwe Kerk zijn, is het geloof geestelijk en vandaar zijn zij in een leven der naastenliefde, een leven dat zowel onmiddellijk als middellijk door de engelen heen uit de Heer is.  De Goddelijke Wetten van de Hemel zijn ook wetten van de Ware Kerk op aarde.  De mens die werkelijk van de Kerk is, verstaat dan ook dat er een overeenstemming is van het uitwendige van het Woord met het inwendige.

De engelen verlangen geen vergelding, willen niet kwaad met kwaad vergelden, want zij zijn vergevingsgezind jegens hun vijanden, omdat zij weten dat de Heer hen tegen het boze verdedigt.  Hieruit kunnen we inzien dat het Woord zowel voor de engelen als voor de mensen op aarde geschreven werd, niet alleen voor hen die inwendig van des Heren Kerk zijn, maar ook voor hen die slechts uitwendig van die Kerk zijn.  Het Woord dat ons in Mattheüs 5: 38-42 gegeven is, mag door de ware Christen van de Nieuwe Kerk niet volgens de zin van de letter verstaan worden.  Dat moet iedereen in feite duidelijk zijn.  Zoals vele andere teksten in de Schrift, worden deze teksten in de letterlijke betekenis ervan op andere plaatsen in het Woord weersproken.  Als een mens de Heer gaat liefhebben uit liefde voor het ware, omdat de Heer het ware is, gaat hij inzien dat er binnenin de letter van het Woord een inwendige of geestelijke zin, en zelfs een hemelse zin is.  Dan wordt de letter van het Woord voor hem begrijpelijk.

Dat verklaart ook waarom deze wet die in het Oude Testament is opgetekend, door de Israëlieten en de joden de wet van de wedervergelding werd genoemd.  Want zij waren slechts mensen van de uitwendige Kerk en beeldden de hemelse dingen alleen maar uit.  Zij waren niet in enige naastenliefde en ook niet in enig geestelijk goede.  Maar de wet van de Christelijke Kerk is: Alle dingen dan, die gij wilt, dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de wet en de profeten (Mattheüs 7: 12).  Deze wet is in de Kerk dezelfde als in de Hemel.  En, zoals we reeds zeiden, ieder boze draagt in zich de overeenstemmende straf met zich mede.  In elk boze is de straf ervoor ermede verbonden zoals in ieder goede de beloning ervoor ermede verbonden is.

De meeste Christenen geloven dat de Heer tegen alle boosheden die uit de hel opkomen, strijdt en ze overwint.  Natuurlijk moet die Christen werkelijk in de Heer en zijn Woord geloven.  Hij moet op de Heer vertrouwen.  Het ware geloof en de echte naastenliefde zijn éen, want dat geloof is uit die naastenliefde.  Zo iemand is vergevingsgezind.  Op dezelfde wijze als de Heer ieder mens zijn overtredingen jegens Hem vergeeft, vergeeft hij de zonden tegen hem.  De Heer verdedigt de mens die in het goede is, tegen het boze overeenkomstig de hoedanigheid van dat goede.  Het boze kan niet tegen het boze verdedigen, want elk boze maakt dat vijandschap, haat en wraakzucht in de mens ontbranden en die keren de mens af van de Heer en diens bescherming.

Voor de mens die de geestelijke zin van het Woord niet verstaat, die mogelijk zelfs niet weet dat er zulk een betekenis bestaat, is de wet ‘oog om oog en tand om tand’ heel zinnig, omdat het de enige manier is om de slechtwillenden in een gemeenschap in bedwang te houden.  ‘Als gij kwaad doet, zal u kwaad gedaan worden’.  Het weerhoudt sommige mensen ervan misdaden te plegen en daarom is deze wet ook heden ten dage nog in gebruik.  In de geestelijke wereld beschermt de Heer de engelen en goede geesten tegen het boze doordat Hij de boze geesten in onderwerping in de hellen houdt.  Wat betekenen daarom die woorden ‘oog om oog en tand om tand’ vandaag de dag sedert de Wederkomst van de Heer voor een Christen?  Ze betekenen dat in zoverre iemand een ander het verstand van het ware en het zintuig van het ware ontneemt, zij hem ontnomen worden.  Het ‘oog’ betekent het verstaan van het ware en de ’tand’ het zintuig van het ware.  De ’tand’ duidt het ware of het valse in de zintuiglijke mens aan.  Dit wordt duidelijk als de mens inziet dat hij zowel in waarheden als in valsheden kan zijn en ze zelfs met elkaar kan vermengen.

Laat ons nu zien of we kunnen verstaan wat de Heer bedoelde met het gebod dat we ‘het boze niet moeten weerstaan’, welke woorden er ons toe moeten brengen de Heer lief te hebben.  In De Apocalyps Ontvouwd 556 lezen we dat hij die in het Christelijk goede is, toestaat dat de boze die dingen wegneemt voorzoveel als hij kan. Dit wordt beschreven met de dingen die de Heer over dezelfde zaak antwoordt.  En dan wordt verder verklaard dat het boze niet weerstaan, betekent zich er niet met geweld tegen verzetten en (dat er) geen vergelding (mag zijn).  De engelen vechten niet met de helse geesten en vergelden geen kwaad met kwaad.  Want de Heer verdedigt hen en daarom kan het boze hen onmogelijk schade toebrengen.  Dit is de geestelijke zin van het Woord, waarin sprake is van het boze dat de geest van de mens met valsheden aanvalt.  U vraagt wellicht hoe dit gebeurt?  Dat is gemakkelijk te verklaren.  We hebben aangetoond dat in de geestelijke wereld de straf voor het boze daarin besloten ligt.  Met andere woorden, zij die kwaad doen, veroorzaken daarmede hun eigen straf, want boze geesten doen niets liever dan andere geesten, ook andere boze geesten, straffen, hen kwaad doen.

Hoe weerstaat men het boze zonder gewelddadigheid, zonder wraak te nemen of ‘het iemand betaald te zetten’, enz.  Dat gebeurt door het betrachten van naastenliefde.  We moeten proberen degene die ons kwaad wil doen, op de rechte weg te brengen.  In dat opzicht wordt ons geleerd dat hij die in het Christelijk goede is, zal toelaten dat een boze geest hem het verstand van het ware en de zin van het ware ontneemt, voorzover hij dat kan.  Dit geschiedt uit de Heer door de strijd tegen de hellen.  Het gevolg is dat als we in de Geestelijke Wereld komen, alle boze geesten die ons, toen we nog in de natuurlijke wereld leefden, probeerden aan te vallen, geen macht meer over ons hebben, aangezien we verbonden zijn met de Heer, die de Liefde en de Wijsheid Zelf is en die bij ons in het goede en ware woont.  Dit is waar voor de mens die, terwijl hij nog op aarde leeft, ten aanzien van zijn geest van de Kerk is.  Aldus is er verbinding met het leven van de Heer binnen in hem dat hem het ware leven geeft.

Het kan ingezien worden dat de woorden die hier door de Heer gesproken worden in het bijzonder voor de engelen zijn, die het Woord alleen in de geestelijke zin verstaan.  Maar het Woord is ook bedoeld voor de mensen in de wereld, want de invloed van het boze tracht nog steeds de mensheid op het slechte pad te brengen.  Zo sprak de Heer tot de engelen overeenkomstig hun verstaan van het ware en tegelijkertijd tot de mensen overeenkomstig hun verstaan van het ware door middel van de overeenstemmingen in het Woord, want het inwendige daarvan stemt overeen met het uitwendige.  Bij voorbeeld met op de rechterwang slaan, wordt bedoeld de waarheden willen vernietigen.  In De Hemelse Verborgenheden 9049 wordt ons geleerd dat de wang de aandoening van het ware betekent en de rechterwang de aandoening van het ware uit het goede.  In de tegenovergestelde zin betekenen die woorden de vernietiging van het valse.  Desgelijks is het ten aanzien van het willen afnemen van de rok en de mantel want al die dingen hebben in de inwendige of geestelijke zin beide betekenissen.  Een rok betekent het innerlijk ware en een mantel het uiterlijke ware.  De betekenis van die woorden is dus dat we het boze niet op zodanige wijze moeten weerstaan dat we daarmee zelf het boze doen.  We moeten toelaten dat de natuurlijke valsheden in ons uit de Heer verwijderd worden.  ‘Wie u zal dwingen éen mijl te gaan, ga met hem twee mijlen’ betekent dat we ons niet met geweld moeten verzetten als iemand ons wil wegleiden van het ware naar het valse en van het goede naar het boze, aangezien hem dat niet gelukt (als wij dat niet willen).

Amen