Preek over De Inleiding in de Geestelijke Wereld

(Uitnodiging tot De Nieuwe Kerk 43)
door ds. Paul Booth

Voorlezing

  • Genesis 3: 6-9, 13-19, 22-24,
  • Johannes 16: 1-8
  • Coronis: Uitnodiging tot de Nieuwe Kerk 46

Dat de openbaring des Heren in Persoon, en de inleiding door de Heer in de geestelijke wereld, zowel wat het gezicht, als wat het gehoor en de spraak betreft, alle wonderen overtreft; want men leest nergens in de geschiedenis, dat zulk een verkeer met Engelen en geesten, van de schepping der wereld af, is toegestaan geweest. Want ik ben dagelijks met de Engelen aldaar, zoals in de wereld met de mensen, en dit nu gedurende 27 jaren. Getuigenissen van dit verkeer zijn de door mij uitgegeven boeken over Hemel en Hel, en eveneens de Gedenkwaardigheden daarvandaan in het laatste Werk, De Ware Christelijke Godsdienst geheten. (Uitnodiging tot de Nieuwe Kerk 43)

Dit wonder is dat de Heer, het Goddelijk Menselijke, een mens Emanuel Swedenborg verkoos om nieuwe waarheden, die hem geleerd werden door de Heer, neer te schrijven en uit te geven, opdat de mensheid wederverwekt zou kunnen worden, dat wil zeggen, verlost. Dit gezegd hebbende, wijs ik u erop dat onder de naam ‘Emanuel Swedenborg’ in de Hemel niet de persoon Swedenborg wordt verstaan, maar de hoedanigheid die ermede wordt aangeduid. Sedert het begin van de Schepping is dit het grootste Wonder. Toch kennen slechts weinigen het en nog minder mensen geloven het. Wat heden ten dage een wonder is, is dat de mens uit zijn geestelijke vanuit de Heer leeft. Hij leeft niet alleen maar uit zijn natuurlijke. In de eerste plaats is de Heer het Leven en dit gaat voort vanuit de Heer. Welnu, het is ons uit het Woord in Genesis bekend dat de mensheid zich van Jehovah oftewel de Heer God heeft afgekeerd en sindsdien in een louter natuurlijke staat leeft, aangezien de geestelijke graad bij hem gesloten is. Maar wij weten ook dat God Zelf op aarde kwam en de natuurlijke graden aannam, teneinde ieder mens te kunnen verlossen en daarmede uit de geestelijke dood, hetgeen het leven in de van de geestelijke graad gescheiden natuurlijke graad betekent, naar het Leven te leiden. Maar hoe de Heer dit heeft gedaan weten weinigen heden ten dage en de meeste mensen leven nog altijd als het ware in de uitwendig natuurlijke graad en bekommeren zich niet om de geestelijke graad. Iedereen die dat verlangt te weten, kan het bekend zijn dat de Heer door Zijn Komst op aarde, in staat was tegen de boosheden en valsheden in Zijn overgeërfd uitwendig natuurlijke en in Zijn Natuurlijk Menselijke te strijden en dat Hij zegevierde over alle boosheden en valsheden. Door deze overwinning verenigde Hij Zijn Natuurlijke met Zijn Geestelijke, dat uit Zijn Hemelse was. En dat Hemelse ging voort uit het Goddelijke Zelf. Zodanig was Zijn Verheerlijking, waardoor Hij het Goddelijk Menselijke werd. Op die wijze wordt de mens wederverwekt.

Hoe stelt dit dan de mens in staat verlost te worden? Brengt de Heer Zijn leven in ons over, giet Hij dat als het ware in ons, zoals in de oude Christelijke Kerken geleerd wordt? Is het waar dat het enige wat nodig is, is dat de mens gelooft dat God hem verlost heeft zodat hij zegt in Hem te geloven en dat hij dan op de een of andere wonderbaarlijke wijze het eeuwige leven ontvangt? Iedereen kan inzien dat dit te geloven het gevolg is van het louter natuurlijk verstaan van het Woord, en dat zo’n geloof slechts een natuurlijk geloof is en niet een geestelijk geloof. De Heer kwam niet op aarde om de mensheid te verlossen, mits men geloofde in Zijn Vermogen daartoe. Hij onderwierp de boosheden in de hel en daarmede de boze geesten en Hij openbaarde ons de inwendige zin van het Woord in het Derde Testament. Maar zeer weinigen weten en erkennen dat, want de meeste mensen weten niet eens dat de Heer wedergekomen is in het Woord. Dit betekent dat het geestelijk gemoed van de mens niet langer gesloten hoeft te blijven. Het betekent dat er nu een overeenstemming kan zijn van de natuurlijke dingen van de aarde met de geestelijke dingen des Hemels. Dit verbindt de mens voorzover hij in de natuurlijke graad uit de geestelijke graad leeft, met de Heer. Want de geestelijke graad leeft uit de hemelse graad en deze vanuit de Heer Zelf. Gods Liefde en Wijsheid zijn in die mens als het hemels goede en het geestelijk ware. Deze verlossen de mens van zijn boosheden en valsheden.

Hieruit kunnen we inzien dat de goedheden van de Heer en Zijn waarheden nu ‘als het ware’ in ons kunnen invloeien en ons het ware leven, het eeuwige leven, kunnen geven. Dat is waarlijk de Heer in de mens en het is Zijn Verblijfplaats, Zijn Tempel, in hem. Wat de Heer ertoe beweegt Zijn Verblijfplaats, Zijn Tempel, in de mens te maken, is dat die mens weet en erkent wat de hoedanigheden van de Heer zijn en dat hij bereid is ze zich eigen te maken. U ziet ongetwijfeld in dat de Heer niet bij enig mens bewust tegenwoordig is, tenzij hij iets van Zijn hoedanigheden weet en erkent. Vanzelfsprekend kan de Persoon van de Heer Jezus Christus niet een mens binnengaan, maar Zijn hoedanigheden kunnen dat wel en dat gebeurt als de mens Zijn hoedanigheden weet en ernaar leeft. De mens kent Hem door de waarheden van het Woord, als deze een deel worden van zijn gemoed, van zijn verstand en wil. Want de Heer is het Woord Zelf. Hij is de Waarheid Zelf, zoals Hij gezegd heeft. En wij moeten ze in ons opnemen, opdat we ze ‘als het ware’ tot de onze maken, opdat we mogen léven.

De hoedanigheden van de Heer zijn van tweeërlei aard. De ene betreffen wat tot het weten van de Heer behoort en de andere het weten dat of de kennis die vanuit Hem voortgaat. Bijvoorbeeld, het ware dat leert dat de Heer de ene en enige God is, dat Hij éen is met de Vader, dat alle dingen van de Vader in Hem zijn, dat Hij het Menselijke is van het Goddelijke dat ‘de Vader’ wordt genoemd en dat dit Menselijke het Goddelijke is dat ‘de Zoon van God’ wordt genoemd, behoren tot de ene soort van hoedanigheden die wij moeten leren kennen. Ik zeg het u nogmaals, wat vanuit de Heer voortgaat, is de Heer Zelf. Dat zijn, bijvoorbeeld, hetgeen de Heer leert betreffende de naastenliefde, de vrijheid van keuze, het berouw, en vele andere dingen. Deze behoren tot de tweede soort hoedanigheden die wij moeten leren kennen. Met die kennis mag de mens de Heer rechtstreeks naderen, hetgeen kan geschieden als het geestelijke van hem geopend is. Want dan weet de mens iets van de overeenstemmingen tussen het geestelijke en het natuurlijke. En dat verbindt hem met de Heer en de Heer met hem. Dan wordt de inwendige betekenis van het Woord voor hem manifest gemaakt en in die betekenis is het Goddelijke van de Heer Zelf, terwijl in de natuurlijke zin Zijn Menselijke is. Aldus verbindt de Heer Zich met de mens en verbindt het echte natuurlijke van de mens zich met zijn geestelijke.

Dit is in zijn algemeenheid tot stand gebracht door de Nieuwe Openbaring, het Derde Testament, waardoor er opnieuw verbinding is van de mensheid met de Engelen. De verbinding van de twee werelden de geestelijke en de natuurlijke is hersteld. De Nieuwe Openbaring heeft die overeenstemmingen onthuld voor wie ze willen zien. Zij ontvangen daardoor het vermogen en de kracht van de Goddelijke Almacht, waardoor het geestelijke te samen met het echte natuurlijke handelt en het echte natuurlijke met het geestelijke, omdat de mens tot het inwendig weten van het Woord gebracht is. Een mens eigent zich deze Nieuwe Openbaring als het ware toe als de Heer hem een nieuwe wil en een nieuw verstand kan geven en in zijn nieuwe gemoed kan wonen.Door deze nieuwe Schepping van God maakt Hij ons tot een levende ziel en vormt Hij ons tot een echte mens. De adem die God in de mens ademt geeft hem het leven, maakt hem tot een levende ziel. Die adem kan nu weer in ieder mens invloeien en een nieuwe wil en een nieuw verstand in hem formeren, kan hem tot een geestelijk mens maken.

Heden ten dage is het geoorloofd de waarheden van de Kerk door middel van de rede te bevestigen. Maar die bevestigingen zijn niet uit het natuurlijk verstaan van de mens, tenzij hij de Heer rechtstreeks benaderd heeft want als ze niet vanuit het Goddelijk Goede en het Goddelijk Ware zijn, is het redelijke van de mens natuurlijk en kleven er boosheden aan die redeneringen. Dit kan de mens slechts op geestelijke wijze zien. Dat geestelijk Goede en Ware is nu nedergedaald naar de mensheid in de vorm van het Woord van het Goddelijk Menselijke. Het Woord van het Goddelijk Menselijke is het Ware dat vanuit de verheerlijkte Heer Jezus Christus geopenbaard is. We weten dat God de Israëlieten het Woord van het Oude Testament door middel van Mozes en de profeten gaf. We weten dat de Evangelisten en Johannes, die het Boek Openbaring schreef, door de Heer geïnspireerd werden om het Nieuwe Testament tot stand te brengen. We weten ook dat er Kerken op die Woorden of Testamenten gesticht zijn. Maar ze kwamen alle tot voleinding en hielden op te bestaan, want de Heer God werd door de Joden verworpen en hun Kerk kwam ten einde. Daarna richtte de Heer een nieuwe Kerk op, die de Christelijke Kerk werd genoemd, die óok ten einde kwam.

Dat het niet of nauwelijks gelukte om de mensheid uit haar geestelijke dood van het louter natuurlijk verstaan van de eeuwige goedheden en waarheden op te heffen in het geestelijk verstaan, zoals het in de Hemel is, werd daardoor veroorzaakt dat zij de geestelijke goedheden en waarheden niet wilden kennen. Hadden ze ze geweten dan zouden ze ze ontwijd hebben, want de Heer was nog niet in de wereld gekomen, had nog niet tegen de hellen gestreden, ze nog niet overwonnen en ze nog niet in de hel gebonden. In die tijd was er nog geen verbinding van het natuurlijk gemoed van de mensen met hun geestelijk gemoed, want deze waren in hen gescheiden vanwege hun zonde. Hoewel het Woord van het Oude en het Nieuwe Testament ook toen de mens tot de verlossing wilde leiden door hem de weg ertoe te leren, leidde de mens zichzelf. Want er was niets van de geestelijke zin van het Woord in zijn denken en willen. In die mens heerste het eigene en niet de Heer. Daarom moest er een nieuw Woord geopenbaard worden uit hetwelk de mensheid geestelijke waarheden kan leren en in hetwelk de inwendige zin van het Woord geopend is voor wie ze wil zien. Geestelijke waarheden werden onthuld door middel van overeenstemmingen tussen de dingen van de Hemel en die van de aarde doordat de Heer ze leerde aan een mens die ze opschreef, zoals de Boeken van het Oude en Nieuwe Testament opgeschreven werden door mensen aan wie de inhoud ervan geopenbaard werd. Die openbaringen geschiedden immers aan Mozes, Jesaja, Johannes en vele anderen. Maar die mensen waren in een natuurlijk licht en zagen geen overeenstemmingen tussen dingen van de Hemel en die van de aarde, want alles wat ten aanzien van die Testamenten verstaan kon worden, werd dat met het natuurlijk verstand. De Heer had in die tijd nog niet direkt in de natuurlijke graad tegen de helse boosheden gestreden en hield ze nog niet gevangen in de hel. Laat ons hier eraan herinnerd worden dat totdat de Heer op aarde kwam, de boze geesten in de hel aan Zich onderwierp en Zijn Menselijke verheerlijkte, alle voorafgaande Kerken mettertijd de Heer hadden verworpen. Nagenoeg al haar leden hadden hun gemoederen voor God gesloten en hadden alleen aanvaard wat uit hun eigene, hun proprium, was, dat wil zeggen, wat zij meenden dat van henzelf was. Maar de Heer is op aarde gekomen. Hij is het Goddelijk Menselijke geworden. Hij heeft de boze geesten onderworpen en daarmede orde gebracht in de Geestelijke Wereld. De geest van de mens is nu vrij om het goede te willen. De mens kan nu voor de goedheden en de waarheden ervan kiezen, als hij als uit zichzelf vanuit de Heer zijn boosheden onderwerpt, zodat zij zich in hun hel werpen en de geesten der mensen niet meer kunnen aanvallen.

Heden heeft de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke deze Goddelijke Waarheden aan een mens, Emanuel Swedenborg, geopenbaard. Deze mens, die van 1688 tot 1772 leefde, was zowel in het natuurlijke licht van de wereld, als in het geestelijk licht. Hij werd geïnspireerd om deze waarheden op te tekenen, net zoals dat het geval was geweest bij de schrijvers van het Oude en het Nieuwe Testament. Het gemoed van ieder mens kan nu geopend worden en ieder mens kan nu verlicht worden zodat hij goedheden en de waarheden ervan in de geestelijke zin ziet. Hij kan redelijk beginnen te worden, niet uit het zijne, maar vanuit de Heer, want de Heer kan nu onmiddellijk in de mens en zo in diens redelijk en zelfs in zijn uitwendig natuurlijk gemoed invloeien. Is ons niet geleerd dat de Heer zou wederkomen en de mensheid al het ware als ‘de Geest der Waarheid’ zou leren. De Heer heeft immers door middel van Johannes gezegd dat de dingen die Hij gedaan heeft, indien ze elk bijzonder geschreven werden, ook de wereld zelf de geschreven Boeken niet zou bevatten (Eng. Bijbel: zou niet kunnen bevatten. Johannes 21: 25). En toch leren de oude Christelijke Kerken dan niets aan de Bijbel kan worden toegevoegd of ervan afgenomen worden. Op die manier verwerpen zij de Heer die de Waarheid is, net zoals de joden de Heer bij Zijn Eerste Komst verwierpen. Want zij weten niet dat er in ieder afzonderlijk Woord en in iedere jota van het Goddelijk Woord veel meer waarheden verborgen zijn dan wie dan ook ooit kan weten. De Nieuwe Openbaring, het Derde Testament voegt niets toe aan en neemt niets weg van wat de Heer ons in het Oude en in het Nieuwe Testament wil leren. Wie, die het Woord aandachtig leest, heeft niet herhaaldelijk de ervaring gehad dat hij iets nieuws zag in passages die hij eerder gelezen had, dat hij er een beter begrip van had gekregen? Voegt dit nieuwe begrijpen iets aan het Woord toe? Nee, het geeft ons niet slechts een beter verstand van het Woord, maar verlicht ons ook als het ware, wanneer het vanuit de Heer is. Is dat alleen maar uit een natuurlijk verstaan van het Woord? Hoe vele meer inwendige dingen zouden we niet in het Woord kunnen zien, hoe vele meer inwendige waarheden niet kunnen begrijpen, als we waarlijk verlicht zouden kunnen worden.

Beschouw het uit een ander gezichtspunt. De Heer laat de mens niet in onwetendheid aangaande de echte waarheden, nietwaar? Hij laat de mens niet in een staat van ontkenning van Hem als de Bron van zijn leven. Hij houdt de mens niet in de verschijningsvormen van het ware zonder enig idee van de echte waarheden, want Hij wil de mens geestelijke waarheden leren. Goedheden en waarheden zijn geestelijk. Ze zijn vanuit de Heer en niet uit de mens. In het verleden, toen de Israëlitische Kerk nog een Kerk was, werden haar leden wonderen getoond. Desondanks waren ze niet in staat te voorkomen dat die Kerk de Heer verwierp. De Heer heeft ons geleerd dat als die wonderen ten tijde van de Christelijke Kerk getoond zouden worden, ze de mensen zouden misleiden en hen op een dwaalspoor zouden brengen. Zulke wonderen sluiten het geestelijk gemoed van de mens toe, ze openen de Hemel niet voor hem. Toch is reeds het zien van iets van het ware een Goddelijk Wonder. Het ware opent het geestelijk gemoed als een mens gewaarwordt wat de overeenstemmingen zijn tussen geestelijke en natuurlijke waarheden, tussen echte waarheden en schijnbare waarheden. Door middel van overeenstemmingen is er een vergemeenschapping en verbinding van de aarde met de Hemel, van het geestelijke met het natuurlijke. Wonderen, zoals die welke in de Joodse Kerk gebeurden, verhinderen het gebruik van de vrije keuze in geestelijke aangelegenheden. Toen de Heer het Goddelijk Menselijke was geworden, was Hij daarmede ook de Eerste en de Laatste geworden. Derhalve kan Hij nu in ons natuurlijk gemoed binnentreden, ons door middel van het Woord van het Goddelijk Menselijke onderwijzen en leiden. Dat zou niet mogelijk zijn, als Hij Zijn Natuurlijke niet Goddelijk gemaakt had.

De Heer is dus altijd bij ons tegenwoordig en maakt dat wij als een echt mens léven. Hij is het goede en het ware in ons. Het Koninkrijk der Hemelen is binnenin Zijn discipelen, zoals de Heer leert. Zijn Kerk is binnenin ons, als wij discipelen van Hem zijn. want de Kerk is Zijn Koninkrijk op de aarde. Als we uit de geestelijk waarheden die ons nu geopenbaard zijn, leven ligt hierin onze verlossing, gaan wij het proces der wederverwekking binnen en worden wij verlost.

Amen.