(Hemelse Verborgenheden 81)
door ds. Paul Booth
Voorlezingen
- Genesis 2: 1-4,
- Openbaring 19: 6-9,
- Hemelse Verborgenheden 81.
De hemelse mens gelooft en voelt het geestelijke en hemelse ware en goede en hij erkent geen ander geloof dan hetgeen uit de liefde is, waaruit hij ook handelt. De doeleinden van de hemelse mens zijn gericht op de Heer, en zo op Zijn Koninkrijk, en op het eeuwige leven. De hemelse mens is niet in strijd; zo het boze en valse hem belagen, veracht hij ze, waarom hij ook overwinnaar wordt genoemd. Zijn banden, die zich niet vertonen, zijn de innerlijke gewaarwordingen van het goede en ware. (Hemelse Verborgenheden 81).
Voor de Heer op aarde kwam, wist de mensheid niets aangaande de Kerk en de dingen ervan. Zelfs heden ten dage weten maar heel weinig mensen wat de echte Kerk werkelijk is. Men noemt een gemeenschap van mensen die gelijkgezind zijn, in dezelfde dogma’s geloven en gezamenlijk een eredienst bijwonen een Gemeente of Kerk. Uit deze beschrijving kan men concluderen dat de godsdienstige praktijken van de Israëlitische en de joodse naties ook een Kerk genoemd konden worden, ofschoon het niet die naam had. Maar die dingen maken geen Kerk. Zij die Grieks en Latijn gestudeerd hebben als onderdeel van hun studie in de Theologie weten dat het woord Kerk, Ecclesia en Ekklesia, onder andere, betekent: zij die geroepen zijn de wereldse zaken achter zich te laten. Door deze definitie kunnen wij beter begrijpen wat een Kerk feitelijk is. Iemand die godsdienstige aangelegenheden verstaat, kan inzien dat God of een Godheid de mensen ertoe brengt zich af te keren van een zondig leven, van een leven dat beheerst wordt door eigenliefde en zich te wijden aan een leven overeenkomstig de hun geleerde beginselen en leerstelligheden, die handelen over de hoedanigheden van en vanuit God. Wat dat betreft zijn er vanaf de schepping van de mens vele verschillende Kerken geweest. Doch het spreekt vanzelf dat er slechts éen ware Kerk is, de Kerk die door de ene ware God geleid wordt, die de God is van Hemel en Aarde. Maar er zijn gedurende de eeuwen ook tal van valse kerken geweest, die opkwamen en ondergingen.
De gemiddelde Christen weet echter nauwelijks iets aangaande die vroegere Kerken. Sommige weten dat de Discipelen van de Heer de Apostolische Kerk hebben opgericht. Ze weten niets over de Oudste Kerk, de Oude Kerk en de Uitwendige Kerken, zoals de uitbeeldende Kerk van de Israëlieten, die uitwendige en natuurlijke mensen waren. Niet alleen waren zij, en waarschijnlijk ook anderen, die andere beginselen met betrekking tot godsdienst hadden, zich er niet van bewust dat die Kerken bestonden of bestaan hebben, maar ze wisten ook niets van het doel of nut ervan en al wisten zij dat wel dan zou dat op zichzelf nog geen waarde hebben gehad voor hun (geestelijke) verlossing. Behalve dat zij er historische kennis over zouden verkrijgen, wat op zichzelf van geen geestelijke waarde is, zouden zij zulke kennis slechts gebruikt hebben om hun eigen geloofsovertuiging te versterken en er hun dogma’s mee te bevestigen. De oorzaak van dit alles is dat ze niet begrepen dat er geen Kerk onder de mensen kan zijn, als zij niet in ieder mens die tot die Kerk behoort, in zijn hart en gemoed is oftewel in zijn/haar nieuwe wil en verstand. Met andere woorden de mens moet met de Heer verbonden zijn, anders kan er in hem/haar geen Kerk tot ontstaan komen. Iedereen die het Woord van de Heer leest in het besef dat Hij God is, zal ook beseffen dat de echte Kerk de verbinding is van de Heer met de mens en van de mens met de Heer, dat ons voor dat doel het Woord gegeven is en dat de mens geroepen is de Heer te volgen.
De voorlezing uit het Oude Testament heeft er ons aan herinnerd dat de mens geschapen werd om met de Heer God verbonden te zijn. Hij was immers geschapen als een beeld en gelijkenis van de Heer en mocht zich verheugen in al wat de Heer geschapen had. De mensheid leefde toen in een gezegende staat. En er was door middel van de harten en gemoederen van de mensen, hun wil en verstand, verbinding met de Heer. Die verbinding maakte de Kerk bij de mens. Het belangrijkste was dat die verbinding vanbinnen oftewel inwendig was, het was een hemelse en geestelijke verbinding. Het was niet slechts een uitwendige of natuurlijke verbinding, want het uitwendige was een bedekking van het inwendige dat in feite verbond. Toen de Heer als mens op aarde geboren werd, gebeurde dat opdat de mens door liefde en wijsheid weer met Hem verbonden zou kunnen worden, zoals de mens van de Oudste Kerk met Hem verbonden was geweest. U kunt zeggen dat de mens nog steeds met de Heer verbonden is en wel door middel van zijn binnenste. Maar dat binnenste of hemelse is gesloten, heeft de mensheid gesloten. De mensheid heeft zich afgekeerd van de Heer en van Zijn goedheden en waarheden. En nu leeft de mens niet langer in de hemelse staat en zelfs niet in de geestelijke staat, tenzij hij op de weg der Wederverwekking is.
Alles wat de Heer doet en alles wat vanuit Hem voortgaat is volgens de Goddelijke Orde. De Eerste Kerk was dan ook uit het hemelse bij de mens, want er was een hemelse en geestelijke verbinding met de Heer. Die Eerste Kerk kon alleen maar in de mens bestaan doordat ze hemels was. Die Hemelse Kerk wordt in het Derde Testament de Oudste Kerk genoemd. Als we erkennen dat de echte Kerk vanuit de verbinding van de Heer met de wederverwekte mens en van de wederverwekte mens met de Heer is, en dat die verbinding een hemelse en geestelijke is door middel van de nieuwe wil en het nieuwe verstand van de mens, die vanuit de Heer bij hem zijn, en wij overeenkomstig die erkentenis leven, is er iets van de Kerk des Heren in ons gemoed. Want dan begint in onze Wil Zijn Liefde, die het Wezen van Hem is, en in ons Verstand Zijn Wijsheid, die het Bestaan van Hem is, te regeren. De Heer is immers in het bewuste leven van de mens die op de weg der Wederverwekking is, in Zijn Goddelijk Voortgaande, dat wil zeggen, in Zijn Liefde en Wijsheid.
Deze verbinding was in de mens van de Oudste Kerk. We kunnen dat inzien, maar hoe zien we ze zich manifesteren? In een echtgenoot en zijn echtgenote, en in een echtgenote en haar echtgenoot, want in het Woord staat: ‘De mens (Adam) en zijn vrouw’ hetgeen de verbinding betekent. Wij kunnen dat al begrijpen uit de letterlijke tekst van het Boek Genesis. Maar de mens – en in het bijzonder de man, (Hemel en Hel 369) – betekent het inzicht en de wijsheid, zoals het Derde Testament ons geleerd heeft. Een vrouw heeft ook inzicht en wijsheid, maar bij haar komen die tot uitdrukking door haar aandoeningen of liefde. Op die grond betekent de man wijsheid en de vrouw liefde. En wanneer die twee, liefde en wijsheid, met elkaar verbonden of gehuwd zijn, betekent dat ‘huwelijk’ de Heer in die mens als Kerk. Want het Goede van de Heer en Zijn Ware maken, als zij in het verstand en de wil van een mens opgenomen worden en als het ware zijn goede en ware geworden zijn, de Kerk bij hem/haar. Het Goede en Ware gaan immers vanuit de Heer God voort en vormen, als ze opgenomen worden het goede en ware in een mens en daarmede de Kerk in hem/haar. Het eerste wat vanuit de Heer in de mens voortgaat, heet het hemelse of de liefde en daarmede is het geestelijke of de wijsheid verbonden. Die maken de wederverwekte mens inzichtsvol en wijs.
Voor we over de Oudste Kerk gaan spreken, moet u in gedachten houden dat God de mens niet in eerste instantie schiep als Zijn beeld en gelijkenis. Met andere woorden, de mens die eerst ontstond, en die ook nu eerst ontstaat, was en is in het begin een Hemel en een aarde, waarvan de Hemel gesloten was (is) en de aarde woest en ledig. Dat schepsel moest (moet) eerst wederverwekt worden voor het een mens kon (kan) worden in het beeld en gelijkenis van de Heer en er een verbinding kon (kan) ontstaan van hem/haar met de Heer. Dit wordt in het eerste hoofdstuk van Genesis beschreven met de zes scheppingsdagen. Want op de zesde dag schiep God de mens naar Zijn beeld en gelijkenis, zoals we in Genesis 1 vers 26 en 27 kunnen lezen. En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, naar Onze gelijkenis &…; En God schiep de mens naar Zijn beeld, naar het beeld van God schiep Hij hem. Dit was de wederverwekte mens die tevoren niet mens genoemd werd. Dat dat werk der wederverwekking van het schepsel dat God geschapen had, toen voltooid was, blijkt uit de tekst Alzo zijn volbracht de hemel en de aarde, en al hun heir (Genesis 2: 1). De Hemel heeft betrekking op het inwendige van die mens en de Aarde op het uitwendige. En ‘al hun heir’ betreft de liefde en het geloof, en de erkentenissen daarvan. Hier zien we weer dat de Kerk binnenin de mens is. Een zodanige mens is een Tempel van de Heer, net zoals de Hemel en de Kerk Zijn Tempel zijn. Dat de mens tot een Hemel en een Aarde van de Heer geworden was, was de uitkomst van de zes dagen van zijn Wederverwekking. Want daarna rustte de Heer van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had (Genesis 2: 2). De mens was van geestelijk hemels geworden. Dat was de Hemelse Kerk.
Pas als een mens hemels geworden is, wordt hij niet meer beheerst door zijn begeerten, maar handelt hij werkelijk vrijwillig overeenkomstig het welbehagen des Heren en niet meer overeenkomstig zijn eigen wensen. Als een gelijkenis van de Heer, heeft hij innerlijk vrede en is hij gelukkig. Hij is dan opnieuw geschapen, want hij is wederverwekt, dat wil zeggen, het Werk van God.
Het eerste dat ons geleerd wordt over de Oudste Kerk, is dat de mens in een Hof gesteld werd. De Hemelse mens heet dan ook in het Derde Testament een Hof. We hebben het er eerder over gehad dat het Inzicht de Mens maakt. Het onderscheidt hem van de dieren. Het is echter de Liefde die maakt dat een mens Inzicht heeft, want zodanig is de Orde van het gehele leven. Dat is het Leven van de Hemelse Mens van de Hemelse kerk. We kunnen daaruit begrijpen dat de Hof het Inzicht betekent, en dat onder de Hof in Eden, tegen het Oosten, het Inzicht van de Hemelse Mens van de Oudste Kerk wordt verstaan. Want Eden betekent de Liefde en de Heer is het Oosten, zoals ons herhaaldelijk in het Woord geleerd wordt (Hemelse Verborgenheden 100).
Wij kunnen heden ten dage iets weten over het geweten. Soms zegt men dat iemand geen geweten heeft, waarmee men bedoelt dat die persoon door en door slecht (boos) is. In het Woord heet zo iemand dood, dat wil zeggen, zonder geestelijk leven. Om die reden werd het de mens door Jehovah God verboden van de boom der kennis van goed en kwaad te eten. De perceptie van de mens van de Oudste Kerk was innerlijk, en van en vanuit de Heer. Het geweten van de hedendaagse mens van de Kerk is dat ook. Want de hemelse mens had en heeft een innerlijke gewaarwording van wat goed en kwaad is. En de geestelijke mens heeft een geweten. Er is een enorm verschil tussen perceptie en geweten. Het geloof van de hemelse mens was en is vanuit zijn liefde voor de Heer, terwijl het geweten van een geestelijk mens gebaseerd is op de leerstellingen van zijn godsdienst. Met andere woorden, een geestelijk mens wordt door zijn geloof, dat gebaseerd is op hoe hij het goede en ware van de Heer verstaat, begiftigd met een geweten. Maar het geloof van een hemels mens was en is vanuit zijn wil tot het goede en ware.
Wat bij de hemelse mens centraal stond en dus op de eerste plaats kwam was zijn liefde voor en geloof in de Heer. De liefde was het voornaamste en het geloof was daaruit. Hij sprak nooit over het geloof als zodanig, maar drukte dit uit in woorden die op de liefde betrekking hadden. Daarom betekent ‘het hart’ de liefde. Dat ‘hart’ was bij de hemelse mens de Heer en daarom verstaan we onder ‘het hart’ datgene dat bij de mens van de Heer is.
Het was de mens van de Oudste Kerk toegestaan te genieten van alle dingen die hem door de Heer gegeven waren. Hij werd in een Hof gesteld die ten Oosten van Eden was, hetgeen het inzicht van die mens betekende. Maar hij mocht zich die dingen niet toeëigenen. En Jehovah God gebood de mens, zeggende: Van allen boom dezes hofs zult gij vrijelijk eten: Maar van de boom der kennis des goeds en des kwaads, daarvan zult gij niet eten; want ten dage, als gij daarvan eet, zult gij de dood sterven (Genesis 2: 16, 17). Hij had aanvankelijk een perceptie van wat goed en waar was, maar later oordeelde hij daarover uit zijn eigene. God is Goed en derhalve Waar, want dat is van dat Goede. Er is slechts éen Goede en Ware, en dat is de Heer. Daarom mocht de liefde voor en het geloof in wat goed en waar is door de hemelse mens niet bepaald worden door zijn zintuiglijke en lichamelijke kennis.
Wij spreken nu over de oorzaak van de zondeval van de hemelse mens als lid van de Oudste Kerk. Het gevolg daarvan was de ondergang van iedere volgende Kerk, die louter uitwendig werd. De kern van die zondeval was dat de mens steeds meer uit zichzelf wijs meende te kunnen zijn en niet vanuit de Heer. Hij ging steeds meer geloven dat hij zelf wel wist wat goed en wat waar was. De niet-wederverwekte mens was als een aarde die woest en ledig was en waarin geen zaad was. De wederverwekte, hemelse mens nam de Liefde en Wijsheid van de Heer op. De geestelijke mens heeft het geestelijk leven door middel van het geloof in de Heer, dus door middel van het ware. Maar de mens die louter uitwendig natuurlijk is geworden, dat wil zeggen, werelds en lichamelijk, neemt alleen kennis op die hij begrijpt. Het natuurlijke behoort echter het geestelijke en het hemelse te dienen, en zich niet daarboven te verheffen, het te overheersen en zelfs te minachten.
U kunt ongetwijfeld begrijpen dat de begeerte van de mens om te bepalen, en dus te ‘weten’ wat goed en waar was uit zijn eigene, dat wil zeggen, uit zijn eigenliefde, de hemelse en geestelijke dingen van de Hof van Eden – de goedheden en waarheden – geleidelijk veranderden in boosheden en valsheden. Dit boze vond zijn oorsprong in het zintuiglijke van de mens. De eertijds hemelse mens ging vermogens van redelijkheid en vrijheid misbruiken, met andere woorden zijn verstaan van het ware en zijn wil van het goede. Laten wij eerlijk zijn tegenover onszelf. Als wij enige wijsheid bezitten is dat vanuit de Heer en Zijn Woord, en kunnen wij daardoor in verlichting zijn wat de dingen van hun geestelijk redelijke en de geestelijke kennis betreft.
Op die manier veranderde de staat van de Oudste Kerk van de staat van haar bloei in de staat van haar geestelijke dood en de nakomelingen van de mensen van de Oudste Kerk erfden die neiging tot het boze en valse uit de zelfliefde. Toen de begeerte een eigene te hebben ontstond, werd dat de mens toegestaan. Het eigen-ik van de mens wordt in het Woord beschreven in het verhaal over de rib van Adam (= de mens) die Jehovah God tot een vrouw bouwde. De rib betekent het door de Heer levend gemaakte eigene. Maar hoe verder de mens zich van de Heer verwijderde des te slechter werd hij. En als de Heer niet op aarde was gekomen en ook in laatsten het Goddelijk Menselijke geworden was, zou de mensheid ten slotte erger geworden zijn dan de wilde beesten.
Een mens, ook een natuurlijk mens, moet, net als de hemelse mens weten wat goed en wat waar is, wat de hoedanigheden ervan zijn. Anders kan hij niet met de Heer verbonden worden, en dus geen Kerk in het klein worden. De hemelse mens kende die hoedanigheden. En Jehovah God formeerde uit de aarde alle beest des velds, en al het gevogelte der hemelen, en Hij bracht die tot de mens om te zien, hoe hij ze noemen zou: en zo als de mens alle levende ziel noemen zoude, dat zou haar naam zijn. En de mens had de namen genoemd van alle beest, en van het gevogelte der hemelen&…; Ze tot de mens brengen om te zien hoe hij ze noemen zou, betekent, hem te weten geven, van welke aard zij zijn (Hemelse Verborgenheden 142). Dieren zijn de aanduidingen van hemelse aandoeningen, dus die van de wil en vogels van geestelijke aandoeningen, dus die van het verstand. De hemelse mens begon echter te verlangen een eigene te hebben. We verstaan hier eronder dat de mens ‘een zelf’ wilde hebben, dat wil zeggen een identiteit of persoonlijkheid. Het gaf hem als het ware een eigen leven, de gewaarwording dat hij als het ware uit zich zelf wilde, dacht, sprak en handelde. De mens koos daarvoor, want hij had het vermogen van de vrije keuze. Zo’n mens weet pas dat hij in het valse leeft, als hij uit die ‘slaap’ ontwaakt en zijn hervorming en wederverwekking een aanvang neemt. Toen deed Jehova God een diepe slaap op Adam vallen, en hij sliep (Genesis 2: 21). Maar wanneer hij begint te beseffen dat dit onwaar is, ontwaakt hij als uit een slaap en wordt wakker (Hemelse Verborgenheden 147e). Op die manier kan een mens terugkeren naar de Heer, kan hij wederverwekt worden en zo met de Heer verbonden worden. Dan wordt hij/zij de ware Kerk des Heren die Zijn Koninkrijk op aarde is.
Omdat de mens van de Oudste Kerk de begeerte kreeg uit zichzelf te leven, nam zijn hemelse staat steeds verder af, werd eerst een geestelijke staat en daarna een wereldse en ten slotte een lichamelijke. Hij verloor ook steeds meer de perceptie van wat goed en waar was. We weten echter dat de Liefde van de Heer sterker is dan al het boze. Die Liefde geeft ieder mens de mogelijkheid wederverwekt te worden, zodra een mens de Heer de mogelijkheid daartoe als uit zichzelf geeft. Dan kan hij tenslotte op geestelijke wijze met de Heer verbonden worden en Zijn Tegenwoordigheid in het Woord en in zijn hart en ziel gewaarworden en waarlijk behouden worden.
Amen.