door ds. Paul Booth
Voorlezing:
- Lukas 1: 26-34,
- Lukas 2: 6, 7.
En in de zesde maand werd de engel Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Názareth; tot een maagd, die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, &…; En de engel zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten Jezus. &…; En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? (Lukas 1: 26,27,30,31,34)
En het geschiedde, als zij daar waren, dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude. En zij baarde haar eerstgeboren Zoon. (Lukas 2: 6,7)
Toen de Engel Gabriel aan Maria verscheen, zag zij hem als een persoon. Ze begreep niet wat die verschijning te betekenen had. Maar, omdat zij een onschuldige, gelovige jonge vrouw was twijfelde ze niet aan de waarheid van zijn woorden. Deze groetenis aan Maria was waarnaar allen in het Koninkrijk des Heren met verlangen uitgekeken hadden. Het was de Komst van de Heiland. Want die woorden waren niet alleen bestemd voor de gehele wereld, maar ook voor hen die in de hemel waren. Dat blijkt uit de verschijning van de Engel des Heren aan de herders. Toen was er onmiddellijk een menigte van de hemelse heerlegers die God prezen en zeiden: Ere zij God in de hoogste Hemelen, en Vrede op aarde, in de mensen van het Welbehagen.
Wij lezen in het oude Testament dat Jehovah Zijn volk te eniger tijd zou komen verlossen. De profeet Jeremia schreef over die tijd met de volgende woorden: In die dagen, en te dier tijd zal Ik David een Spruit der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en gerechtigheid doen op aarde (Jeremia 33:15). Voor de mensheid op aarde betekende dat dat er een tijdstip zou aanbreken dat Jehovah, zoals Hij beloofd had, op aarde zou komen. Voor de Engelen betekende het dat de mensheid de staat zou bereiken dat Jehovah bij de mensen in hun hart en gemoed zou kunnen komen en hun het ware Leven zou kunnen geven. Voor de mensheid duurde het zo vele jaren voordat dit geschiedde, dat de meesten die belofte vergeten waren of er niet meer in geloofden. Bij de Engelen in de Hemel is er echter geen tijd maar zijn er staten. Ook in de Psalmen van David en in het Boek De Openbaring is hier sprake van. De mensheid had de staat bereikt dat alle goedheden en waarheden van de Heer verloren gegaan waren. Toen kwam Jehovah God op de aarde en Hij bekleedde Zich door middel van Maria met een menselijk lichaam. Het was een staat waarin aan de mensheid vanuit de Heer een nieuwe leer gegeven kon worden, omdat de Heer de oude leer verwijderd had. Dat deed Hij door middel van worstelingen met de boosheden en de valsheden ervan en door de verzoekingen die hij onderging ten aanzien van die boosheden en valsheden. Geen mens zou ooit in de Hemel hebben kunnen komen, als de Heer het niet mogelijk gemaakt had dat ieder mens hervormd en wederverwekt kan worden en zo een nieuw Leven vanuit de Heer kan ontvangen. Gedurende alle voorgaande jaren had de Heer voortdurend getracht het verstand en de wil van de mensen te hervormen door middel van Zijn goedheden en waarheden. Maar door de eeuwen heen hadden de mensen zich steeds verder van die invloed verwijderd, hoewel God hun een geschreven Woord had gegeven. Dat was zowel het Woord van de Oude Kerk als het Oude Testament. En de Heer had erin voorzien dat er priesters, profeten en koningen waren geweest om hen te leiden. De voornaamste oorzaak van het niet opnemen van de goedheden en waarheden was dat de mensen de invloed van de Heer niet langer rechtstreeks uit Hem kónden opnemen. Zij konden dat alleen nog maar door middel van goede en boze geesten, door middel van Engelen en duivels. En de invloeden van goede geesten en Engelen verdraaiden zij, terwijl ze die van boze geesten en duivels gretig in zich opnamen. Heel weinig mensen weten dat zij door de Heer worden geregeerd door middel van Engelen en geesten. En dat het leven dat zij nu leiden, bezoedeld is. Het leven vanuit de Heer uit de Hemel komt nu tot de mens door middel van de geestelijke wereld, de wereld van de goede en boze geesten, en zelfs uit de hel. Velen trekken dit in twijfel. Toch geloven vele Christenen wat algemeen gezegd wordt: dat er bij alle kinderen beschermengelen zijn. En dat bij ieder mens twee engelen en twee geesten zijn. De enige manier waarop God de mensheid nog bereiken kon was door middel van het geschreven Woord. Want de mens had geen perceptie meer en moest de Heer leren kennen langs de uitwendige weg van het natuurlijk gemoed. Het is de Tegenwoordigheid van de Heer bij de mens in zijn nieuwe wil en verstand die de ware Kerk op aarde bij hem/haar maakt. De eerdere Kerk op aarde was slechts een uitbeelding van de Kerk. Die was ten einde gekomen doordat er niet de geringste waarheid meer in haar leer was. Wij kunnen nu alleen langs een uitwendige weg waarheden opnemen als wij als uit onszelf onze boosheden en valsheden verwijderen. Voordat de Heer innerlijk met Zijn goede en ware tot de mens kan komen, moet Hij Zich in hem kunnen manifesteren. Hij moet in staat zijn om te strijden met zijn boosheden en valsheden en die te overwinnen. Want dan kan Hij het leven van de mens regeren, omdat de hel in hem dan overwonnen is. De Heer, die het Goede en Ware Zelf is, kan de mens niet verlossen, als hij het Hem niet als uit zichzelf mogelijk maakt in zijn gemoed te wonen. De mens heeft Jehovah God verworpen, toen hij verkoos uit zichzelf (zijn zelf) te leven. Hij leeft daarmee louter en alleen in zijn uitwendige, natuurlijke staat, waarin de Heer niet bewust bij hem Tegenwoordig kan zijn. Hij is dat dan wel in Zijn Woord, maar als de mens dat niet opneemt, nut Het hem niet. Het hemels en geestelijk leven van de mensen was zo verdraaid en vervalst dat Jezus tot de leidslieden van Israël zei dat zij het Woord van God krachteloos gemaakt hadden. Aan Maria werd door de Engel gezegd: Wees gegroet gij begenadigde; &…; gij zijt gezegend onder de vrouwen (Lukas 1:28). De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen (Lukas 1: 35). Wat de hoedanigheid van het gemoed van Maria was toen de Engel aan haar verscheen, weten wij niet. Maar we mogen aannemen dat zij Hem zag in een staat van onschuld en gehoorzaamheid. De onschuld en de gehoorzaamheid die ons geleerd worden in het Nieuwe Testament, worden opgenomen in de gemoederen van hen die de Heer liefhebben, die aangedaan worden door Zijn Goedheid en in de Naastenliefde jegens de Naaste zijn. We kunnen begrijpen dat een nieuwe leer in de wil en het verstand van een mens kan worden opgenomen of dat ze kan worden verworpen. Ze kan worden opgenomen, doordat de Heer de boosheden die de mensheid bestoken, overwonnen heeft. Maar ieder mens heeft ook de vrijheid die leer te verwerpen. Waarom kon en kan de mens in het algemeen het Oude Testament het Woord van Jehovah en later dat van het Nieuwe Testament het Woord van de Heer Jezus Christus niet in zich opnemen? Waarom kon en kan de mensheid het Latijnse Testament het Woord van het Goddelijk Menselijke niet in zich opnemen? Het antwoord was en is: Omdat de mensen zichzelf meer liefhebben dan de Heer God. Uit wat Jezus zei tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën, namelijk dat ze Gods Gebod krachteloos gemaakt hadden blijkt hoedanig de staat van hen was. De mensen waren tot een staat van louter boosheden en valsheden gekomen. Valsheden waren in hun ogen waarheden en goedheden boosheden. Als die staat van verwoesting van wat waar is niet bij de Komst van de Heer door Hem ten einde gebracht was, zou de mensheid voor eeuwig verloren gegaan zijn. Ook de nieuwe leer van de Heer, die Hij door middel van Emanuel Swedenborg openbaarde, kon door de mensheid innerlijk opgenomen of verworpen worden. Want dat is de vrijheid van keuze van de mens. Welke leer een mens aanneemt, wordt zijn geloof genoemd. Maar het Ware is het ‘Zaad’ van het echte Geloof. Dat ‘zaad’ moet groeien en zich ontwikkelen vanuit de liefde tot God en jegens de Naaste. Dat zijn de ‘Werken der Naastenliefde’. Als iemands leer op valsheden berust, komen die voort uit de liefde voor het boze, dat wil zeggen, de eigenliefde en de liefde van de wereld. Als het de leer des Geloofs is op grond van echte waarheden, is de oorsprong daarvan de liefde van en tot de Heer en jegens de Naaste.
Het Woord leert ons dat de mens niet slechts geschapen is als een natuurlijk wezen, maar opdat hij een geestelijk wezen zal worden met een geest en een ziel, waarin de hoedanigheden van de Liefde en Wijsheid van de Heer wonen. Maar dat, omdat de mens gezondigd heeft en voortdurend zondigt, de hemelse en geestelijke graden van zijn gemoed als het ware gesloten zijn. Toch is diep in zijn ziel de Heer Tegenwoordig, hoewel Hij dat niet schijnt te zijn in de natuurlijke graad van de mens. Want de mens verdraait de waarheden van het Woord en vervalst ze. Daarom schijnt het alsof God de mensheid verlaten heeft. Met zijn natuurlijk verstand verstaat de mens niet meer wat het geschreven Woord in de geestelijke en de natuurlijke zin betekent. De hedendaagse mens meent dat alles wat waar is of wat hij voor waar houdt, uit hemzelf komt. Want hij gelooft niet dat er een inwendige of geestelijke zin in het Woord is, hoe klaarblijkelijk dat ook is.
Maria ging ervan uit dat ze zonder man geen kind zou kunnen krijgen. Daarom vroeg ze de Engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen man bekenne? Ze dacht, net als iedereen, dat dat onmogelijk was. De man of het mannetjesdier zorgt voor het zaad en de vrouw of het vrouwtjesdier bouwt daar als het ware een lichaam omheen. Ieder kind ontstaat uit het zaad van de vader door bevruchting van een eicel van de moeder. Die bevruchte eicel groeit in de baarmoeder van de vrouw uit tot een nieuw wezen. Zij die in God geloven, hebben de overtuiging dat de Heer op verborgen wijze de foetus in de baarmoeder doet groeien en in leven houdt totdat de volgroeide vrucht of het kind geboren en een zelfstandig levend schepsel geworden is.
Op overeenkomstige wijze ontstaat de geestelijke mens uit de goedheden en waarheden van de Heer, opgenomen in het gemoed van die mens. Het natuurlijke is het vat dat het geestelijke of de ziel, het binnenste van het mannelijk zaad, opneemt. In dat natuurlijke bekleedt de ziel zich met een substantieel lichaam, waarin het ware leven is, dat van en vanuit de Heer God is.
Omdat we in de stoffelijke wereld wonen en in een natuurlijke staat leven is de geestelijke wereld voor ons iets duisters. Het is heel moeilijk voor ons te beseffen wat de Hoedanigheden van de Heer God zijn, met andere woorden, wat echte Liefde en echte Wijsheid zijn. Het is heel moeilijk ons te realiseren wat het betekent dat Hij de mens niet alleen schept, maar hem/haar ook onderhoudt en voortdurend wederverwekt. We hebben gezegd dat het ware vanuit God het ‘zaad’ is en dat het goede vanuit de Heer de ware Liefde is, die het wezenlijke van dat zaad is. Want binnenin het natuurlijke dat van de Heer in het gemoed van de wederverwekte mens is, is het geestelijke en daarbinnen het Hemelse dat het ware Leven opneemt. In het Boek Genesis van het Oude Testament staat: En God zeide: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; &…; En God schiep de mens naar Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem (Genesis 1: 26,27). Welnu, aangezien de Mens naar het Beeld Gods gemaakt is, naar Zijn Gelijkenis, is God de werkelijke Mens en is de Mensheid in oorsprong vanuit Hem. De mens die door het proces van de Wederverwekking heengegaan is, is een beeld van God geworden en is in vergemeenschapping en verbinding met de Engelen van de Hemel en daardoor met de Heer God. Aangezien het hemels en geestelijk leven van de mens het wezenlijke is van zijn/haar waarlijk natuurlijk leven, is de mens Mens vanuit die hemelse goedheden en geestelijke waarheden. Maar de mens van de Oudste Kerk verwierp die goedheden en waarheden steeds meer. Hij verloochende de onschuld van zijn kinderjaren. En hij leefde, toen hij volwassen was geworden met de verantwoordelijkheid het goede en het ware te verkiezen en het boze en valse te verwerpen, steeds meer in een louter natuurlijke staat.
Doordat Maria werkelijk geloof had, aanvaardde zij wat de Engel haar voorzegde. Jehovah God had de mens uit het stof der aarde geformeerd. Met het formeren van ‘de mens’ uit het stof der aarde wordt het uitwendige van hem bedoeld. Tevoren was de mens nog geen Mens. En Hij had in zijn neusgaten de adem des Levens geblazen. Dat wil zeggen dat de Heer hem het geestelijk leven van Geloof en Liefde had gegeven, want dat is het Leven van de Hemel. De Heer God, die ‘het Zaad’ was dat Maria in haar schoot ontving, is de Liefde Zelf en de Wijsheid Zelf, het Goede Zelf en het Ware Zelf. Dat Zaad voorzag Maria als het ware uit zichzelf van een stoffelijk, natuurlijk lichaam. Wat dan ook uit haar geboren werd was inwendig het Goddelijk Goede bekleed met het Goddelijk Ware, waaromheen een geschapen lichaam was dat het overgeërfde boze en valse bevatte. Jezus heeft dan ook terecht gezegd dat Hij de Waarheid was. Binnenin die Waarheid woonde het Goddelijk Goede, dat Zijn ziel was. Het Goddelijk Ware dat ontvangen werd in de baarmoeder van Maria, werd in de loop van de tijd uit haar geboren, bekleed met een stoffelijk lichaam. Het uitwendige was het vanuit Maria verkregen lichaam. En het Inwendige was het Ware dat Zich manifesteerde in het vlees en de Zoon van God werd genoemd. Maria gaf Hem de naam Jezus, wat de Verlosser betekent. Dit was de Heer Jezus Christus, de Messias die komen zou. De Heer was derhalve een Hemels mens die Zich bekleed had met een vergankelijk, met erfzonden beladen menselijke, wiens staat natuurlijk, zintuigelijk en lichamelijk was. Als Jezus over en tot Zijn Vader sprak, had dat betrekking op Zijn Ziel. Daarom leerde Hij ook dat Hij en Zijn Vader Eén waren.
Alle andere geboorten van mensen vanuit aardse ouders, hebben een ziel uit de vader en een lichaam uit de moeder. De eerste mens die vanuit Jehovah God geschapen werd, werd levend gemaakt doordat de Heer de adem des Levens in hem/haar blies, dat wil zeggen het leven van de Liefde en het Geloof vanuit Hem. We weten dat de mens zondig geworden is en nog altijd zondigt, omdat hij niet in staat is uit zichzelf zijn erfboze te weerstaan en te overwinnen. Zijn innerlijk, geestelijk leven is als het ware voor hem gesloten. Hij leeft nu in boosheden en valsheden, die voortkomen uit zijn/haar liefde voor de wereld en eigenliefde. Toch was er in de mensheid vanuit de Heer een verlangen en uitzien naar de Komst van de Heer. Want door die Komst zou haar een nieuw leven van liefde tot de Heer en de Naaste en een nieuwe Leer van de Naastenliefde en het Geloof gegeven worden.
Het Goddelijk Ware manifesteerde Zich in het Natuurlijke van de Heer en bood het hoofd aan de boosheden en valsheden die de mensheid beheersten. Zodoende kon Jezus strijden met de boosheden en ze overwinnen.Wij, die ons Christenen noemen, weten dat de Heer verzocht werd en wel op een veel ergere wijze dan enig mens. De natuurlijke dood aan het kruis was Zijn laatste verzoeking, waarbij Hij al het boze overwon en Zich vervolmaakte. Daarna keerde Hij terug tot de Vader die boven de Hemelen is. Zodoende werd Hij verheerlijkt en werd Hij het Goddelijk Menselijke in laatsten, zoals Hij dat van eeuwigheid aan in eersten was. Zij die heden ten dage Zijn Nieuwe Woord horen en die de Nieuwe Leer uit dat Woord, die vanuit het Goddelijk Menselijke van de Heer is, opnemen hebben dat Ware lief en geloven het. Zij zijn daaraan gehoorzaam, want die waarheden wonen in hen. En het Goddelijk Goede is in hen, in hun gehoorzaamheid aan die waarheden. Dat maakt hen tot nieuwe schepselen, met een nieuwe wil en een nieuw verstand. Want hun redelijke en natuurlijke wordt steeds meer geestelijk vanuit hemelse oorsprong. Zij zijn geestelijk Wederverwekt.
Het ware dat niet langer werd opgenomen door de mensheid die zich van Jehovah God had afgekeerd, kan nu opgenomen worden in de onschuld en de gehoorzaamheid van hem/haar die de Heer en de Naaste werkelijk van ganser harte liefheeft. Hem/Haar kan een nieuwe leer onderwezen worden, welke de leer is van de Naastenliefde en die van het Geloof. Daarin is de Heer Tegenwoordig, zowel in de waarheden in zijn/haar verstand als in de handelingen van de wil. Want daardoor is er verbinding met de Heer en is de mens in de echte Naastenliefde en in het echte Geloof en is hij/zij een opnemer van het Leven.
Amen.