Het Overvloedige Leven – Een Geestelijk Huwelijk van goedheden en waarheden

door Ds. Paul Booth

 

Deel 1

Er is iets wat we allemaal met elkaar delen. Het maakt ons tot wat we vandaag de dag zijn. Het kan ons veranderen. We kunnen een beter leven leiden als we dat willen. Er is iets wat we allen gemeenschappelijk hebben – het leven. Geen onzer heeft erom gevraagd geboren te worden. Het leven is ons allen gegeven. De meeste mensen zouden nu veronderstellen dat we het hebben over ons natuurlijke, lichamelijke leven op deze aarde. Maar dat is niet het geval. Het is er wel een deel van. Het punt is namelijk dat, als dat ‘het leven’ is wat ik bedoel, we net als de dieren zijn. Die hebben allemaal alleen maar een natuurlijk, lichamelijk leven. Maar er is iets wat boven dat louter natuurlijke bestaan uitgaat. Dat is het geestelijke en het hemelse leven. Wij zullen eens allemaal het uitwendige leven van ons lichaam, dat we hier op aarde leiden, afleggen. En wat staat ons dan te wachten?

Diegenen van ons die godsdienstig zijn geloven in een Goddelijk Wezen, in een God die hen geschapen heeft en het leven geeft. De geheimen met betrekking tot die gebeurtenis verklaren zij door natuurlijke redeneringen, of noemen ze een Godsgeheim. Anderen maken graag een studie van die gebeurtenis of zijn er juist tevreden mee dat ze bestaan en willen er alleen maar het beste van maken. U begint nu misschien te denken dat we aan het praten zijn over God en de Schepping, over het scheppingsverhaal in het Boek Genesis van de Bijbel. En u denkt dan wellicht: Dat weet ik allemaal al, dat is iets voor godsdienstige mensen. Emanuel Swedenborg vestigt echter onze aandacht op iets waarover geen enkele andere religie het heeft in dat verhaal. Namelijk, dat de mens, toen hij geschapen was, niet slechts een natuurlijk bestaan had in een fysiek lichaam, maar ook een geestelijk en hemels leven had en heeft, terwijl hij nog hier op aarde is. Hij had zo’n leven in de Tegenwoordigheid van zijn Schepper. God was zijn hele leven, zijn natuurlijke, geestelijke én hemelse leven, bij hem. God was en is het leven van de mens, zonder Zijn Leven was en is er geen leven.

De meesten van ons hebben wel eens gehoord of gelezen wat er met de mensen die toen – in het begin van de schepping – leefden, gebeurde. Laten we er alleen maar van zeggen dat de mensheid heden ten dage niet zo’n leven heeft als in het scheppingsverhaal in Genesis beschreven wordt, een leven in een Paradijs. In algemene bewoordingen gezegd: de mens is een zondaar geworden en daardoor was de hoedanigheid van zijn leven geheel veranderd en daardoor leven wij heden ten dage bijna allen in een natuurlijke staat. De meesten van ons leiden uitwendig een fatsoenlijk zedelijk en burgerlijk leven, een achtenswaardig bestaan en genieten min of meer op verschillende niveaus van ons leven. Zo schijnt het althans voor onszelf en onze medemensen. Maar het is inmiddels een feit dat we in vele opzichten geneigd zijn alleen voor onszelf en uit ons eigene te leven, want van onszelf leven we alsof het leven van ons is, alsof we er zogezegd de eigenaars van zijn. Als we op die manier over het ons gegeven leven denken, verwerpen we in feite God en daarmede het ware, overvloedige leven dat God ons wil geven. U kunt inzien dat dat ons van God en het ware leven afscheidt. Dat was het ook wat Adam en Eva – de mensheid die toen leefde – deden door te eten van de boom der kennis van goed en kwaad, waarvan ze niet mochten eten, omdat zij zich zodoende die kennis toeëigenden en ze vervalsten, in plaats van ze vanuit de Heer op te nemen. Daardoor werden zij zich steeds minder bewust van Gods Tegenwoordigheid bij hen en werden zij ten slotte uit het paradijs verdreven, dat wil zeggen, uit het ervaren van een hemels, ja, zelfs een geestelijk leven.

Wat is het leven dat God ons allen geeft? Laten we het wonder van een geboorte nader bezien. Is het niet verbazingwekkend? Na de ontvangenis gaat het hartje zich in de foetus ontwikkelen. Het begint te kloppen en er gebeuren nog tal van andere dingen. Als de baby geboren is, begint zijn/haar ademhaling. Het kindje leeft! We spreken nu alleen maar over het fysieke leven van het natuurlijke lichaam met al zijn zintuigen. Wat geeft dat leven zijn hoedanigheid? Welke ‘maatstaf’ leggen we aan om iemand te beoordelen? Is het niet hoe goed en hoe waarheidlievend hij/zij volgens ons is? We beoordelen anderen immers als goed en betrouwbaar of als slecht en onbetrouwbaar.

Welnu, is de God die u kent, goed en betrouwbaar? Zijn de attributen en hoedanigheden van uw God Liefde en Wijsheid? De meesten van ons hebben zo’n beeld van God. Al wat geschapen is, heeft de een of andere wijze van verbinding met God en dus met wat goed en dientengevolge waar is. Als dat niet zo was bestond het niet werkelijk en leefde het niet volgens de Goddelijke Orde. De Hemel bestaat alleen uit hen die in een zodanig goede zijn en die het ware denken en spreken, en die daardoor verbonden zijn met God. Wij die nog op aarde leven, zijn zelden in die Tegenwoordigheid met God en in die goddelijke hoedanigheid die het ware leven is. Die goddelijke hoedanigheid ontbreekt ons. Allen die in de Hemel zijn, hebben verbinding met het goede en ware. En allen die in de hel zijn zijn verbonden met wat boos en vals is.

Het is dit gebrek aan de Tegenwoordigheid van het goede en ware van God in ons bewuste leven dat maakt dat wij een droevig leven leiden en dat we verlangen naar een beter leven waarin we de Tegenwoordigheid van God zullen ervaren en ervan zullen genieten. Want ons leven hier is een voortdurende worsteling, een strijd, een zware arbeid, omdat we in een evenwicht tussen de Hemel en de hel zijn. Enerzijds wil de Heer ons rechtstreeks en door middel van de Hemel op het goede pad brengen. En anderzijds probeert de hel voortdurend ons op het slechte pad te brengen. Soms is ons leven min of meer goed en leiden wij een redelijk waarheidlievend bestaan. In die tijden zijn we door middel van onze geest met de Hemel verbonden en middellijk door Engelen of onmiddellijk in verbinding met God, ofschoon wij dat niet beseffen. Maar in de tijden dat we een zelfzuchtig leven leiden en valse gedachten en boze begeerten koesteren, zijn we, terwijl we nog op aarde leven, door middel van onze geest in verbinding met de hel. Maar ook dat realiseren wij ons niet.

U kunt ongetwijfeld inzien dat we, als we het leven dat vanuit de Heer is opnemen en als we daarin zijn, verbinding hebben met het goede en ware. Maar als we alleen aanvaarden wat volgens onze eigenliefde, dus volgens ons eigen inzicht, goed en waar is, is ons leven uit het eigene. Dan zijn we verbonden met wat boos en vals, dus zondig is. Zo’n leven wordt in het Woord ‘de dood’ genoemd. Ik herinner u eraan dat in het verhaal over het paradijs wordt verteld dat de mens de vruchten van alle bomen van de Hof mocht eten, zelfs die van de boom der levens, die in het midden van de Hof stond. Maar dat als de mens van de boom der kennis van goed en kwaad at, hij zou sterven. Met andere woorden, door van de boom der levens te eten leefde de mens vanuit God, maar door van de boom der kennis van goed en kwaad te eten oftewel door uit zijn eigene te willen weten verwierp hij het leven dat vanuit God is en leidde hij een eigen leven, wat zijn geestelijke dood was. Wij kunnen nu ook inzien dat al hetgeen in het heelal volgens de Goddelijke Orde is, betrekking heeft op het goede en ware, dat wil zeggen, op de Heer God. Want zowel het Goddelijk Goede als het Goddelijk Ware vloeien in alle dingen van het heelal in. Daarom is het noodzakelijk dat we ons afvragen: Wat is die Goddelijke Orde? We hebben al gezegd dat de staat van de mensheid heden zodanig is dat God niet tegenwoordig kan zijn in het bewuste leven van verreweg de meeste mensen. Het behoort tot de Goddelijke Orde dat de mens zich alsof uit zichzelf voorbereid op de opneming van hetgeen van God is, opdat hij weer bewust de Tegenwoordigheid van God bij zich zal gewaarworden. De mens moet er zich op voorbereiden een receptakel (opnemende), een woonplaats van God te worden. Hij moet een tempel willen worden waarin God kan wonen.

 

Deel 2

Maar God kan alleen tegenwoordig zijn bij de mens die overeenkomstig Zijn geboden leeft, overeenkomstig Zijn waarheden, want die zijn de uitdrukking van Zijn oneindige Liefde. We zijn geschapen met het vermogen zowel het goede en het ware als het boze en het valse op te nemen. We spreken nu over de twee geestelijke vermogens van de mens. De ene heet de wil en de andere het verstand. De wil nam oorspronkelijk bij de eerste mens het goede op. Maar na de zondeval is de wil van de mens boos en neemt hij daardoor het boze op, terwijl de in het geweten gevormde ‘goede wil’ vanuit de Heer het goede opneemt. Uit zichzelf neemt de mens nu het valse op, maar vanuit de Heer kan hij ertoe gebracht worden het ware op te nemen. Wij spreken daarover later nog. Welnu, er is geen twijfel over mogelijk dat de mens die twee vermogens heeft – het vermogen om te willen en het vermogen om te begrijpen. Ik zal u een voorbeeld geven. We kunnen iets willen dat – zoals we weten schadelijk voor ons is – en dat we toch willen, zo zeer zelfs dat we met ons verstand het begeren ervan ‘goed praten’. Wij kunnen wat we liefhebben of begeren, ook als het boos is, goed noemen en onszelf overreden dat het goed is of in elk geval niet slecht. Zo kunnen we ook wat waar is vervalsen en wat vals is als waar beredeneren. De vermogens die wij de wil en het verstand noemen, zijn na de zondeval van elkander gescheiden. Wij kunnen met ons verstand dingen denken, die we niet willen. En we kunnen onszelf dwingen datgene te willen dat ons verstand ons zegt te moeten willen. Een mens kan om verschillende redenen denken over wat waar is en er over spreken, en toch willen of begeren wat boos of slecht is. Hij kan zelfs willen wat goed is en desondanks zonder het te beseffen denken en spreken wat vals is.

Wij zijn allen geboren met een wil en een verstand. Maar de staat ervan is vanwege de zondeval geheel tegenovergesteld aan de staat van de wil en het verstand van de Adamitische mens. Die zondeval is een ingewikkelde geschiedenis. Ik wil er thans alleen over zeggen dat de oorzaak ervan was dat de mens een zelf of eigene begeerde te hebben. Het gevolg was dat hem een eigene of proprium gegeven werd, iets wat hij als zijnde van hem beschouwde. Dat is de oorsprong van de staat van de wil en het verstand van de hedendaagse mens, welke boos en vals is. Desondanks behield de mens de keuze; hij behield de vrijheid van keuze in geestelijke aangelegenheden, dat wil zeggen dat hij het goede en ware kan verkiezen óf het boze en valse. Maar het gevolg van het feit dat hij nu een proprium of iets wat van hemzelf is, heeft, maakt dat vanaf zijn geboorte de eigenliefde in hem heerst en niet de liefde tot God. Daardoor is God heden ten dage zelden tegenwoordig in het bewuste van de mens, want hij heeft God uit zijn leven gebannen.

God wil in ieder mens een nieuwe wil en een nieuw verstand vormen. Die nieuwe wil neemt alleen op wat goed is en dat nieuwe verstand neemt alleen op wat waar is. Christenen noemen dat ‘wedergeboren worden’. Het is het proces van onze wederverwekking. In werkelijkheid is het de geboorte van de geestelijke mens, want die nieuwe wil en dat nieuwe verstand vanuit God vernieuwen de mens geheel. Zijn wil en verstand zijn niet langer verdeeld, zoals ze in zijn oude mens zijn. De waarheden die hij dan gaat verstaan, worden ingeplant in zijn nieuwe wil en daardoor goedheden. Dit geschiedt volgens de Goddelijke Orde en heeft betrekking op het goede en ware, die dan in die mens met elkaar verbonden en zo éen zijn.

Als een mens iets gaat zien van het ware, zij het in een verschijningsvorm aangepast aan zijn staat, en iets voelt van het echte goede, is dat een begin van zijn overvloedig leven, waarin zijn geestelijk leven tot uitdrukking komt in en door zijn natuurlijk leven. Dan is God innerlijk tegenwoordig bij hem/haar in een nieuwe wil en een nieuw verstand. Voor de geestelijke mens is dat ‘de Hemel’, waarin hij met God leeft, die al het goede en ware ervan is. Maar hoe heet het verblijf van God bij een mens die nog geheel in deze natuurlijke wereld leeft? Met andere woorden, waar bevindt zich de Tegenwoordigheid van God bij die mens? De meeste mensen die erover hebben nagedacht, zeggen nu dat Hij in het allerbinnenste van die mens woont. De Engelen in de Hemel zijn met God verbonden door Zijn goede en ware in hun gemoederen. De mens op aarde die met God verbonden is, is dat door middel van Zijn goede en ware bij hem. Hoe noemen we datgene in de mens dat verbinding heeft met God door middel van Zijn goede en ware? Dat wordt de Kerk genoemd. Dat is een instituut waarvan zeer vele mensen zich vandaag de dag hebben afgekeerd. Zij willen niets te maken hebben met kerkgenootschappen. Ze wijzen op het zeer slechte gedrag van veel mensen die zeggen tot een of ander kerkgenootschap te behoren. En zij wijzen op de verschrikkelijke dingen die in naam van Christus en de Kerk door de eeuwen heen gedaan zijn. Er zijn inderdaad door zogenaamde Christenen vreselijke wandaden begaan, en ook door aanhangers van andere godsdiensten. Maar als we de geestelijke betekenis van het woord Kerk gaan verstaan en er iets van gaan begrijpen wat een echte Kerk is, kan het ons duidelijk worden waar God tegenwoordig is bij de mens in diens bewuste leven. De mensheid heeft de Tegenwoordigheid van God bij haar door de zondeval tot een verborgen Tegenwoordigheid gemaakt, die de meesten van haar ontkennen. Maar dat verandert de waarheid niet dat God met Zijn goede en ware is waar de echte Kerk is, dat Hij daarin tegenwoordig is bij de mens. De zelfliefde van de mens, zijn proprium, manifesteert zich in zijn begeerte over alles van hem, in het bijzonder de geestelijke dingen, te willen heersen. Dat verhindert hem de Tegenwoordigheid van God bij zich bewust te ervaren. Het gevolg is dat die mens de Kerk ziet als een organisatie die eropuit is over hem te heersen, zoals ze over anderen heerst. Dit is een klassiek voorbeeld van de scheiding van wil en verstand in de mens en van de begeerte van zijn wil over hem te heersen, hetgeen veroorzaakt wordt door zijn eigenliefde. Dat is in strijd met de Goddelijke Orde.

Als het ware van God in de wil geplant is, wordt het het goede. Dan zijn het goede en ware bij de mens met elkaar verbonden. God geeft ons niet het ene zonder het andere, het ware zonder het goede of het goede zonder het ware. Het goede is immers het wezen of het zijnde. En het daarbijbehorende ware is het bestaande of de vorm. Het ene kan niet zonder het andere. Maar als de wil en het verstand van de mens gevormd zijn om de dingen van de liefde of begeerte van hem op te nemen, is de vorm ervan grotesk, zelfzuchtig en laag, en gespeend van de hemelse gelukzaligheid. De verbinding van het goede en ware heet ‘het Hemelse Huwelijk’. Het zal u nu duidelijk zijn waarom. Tenzij zij in een mens met elkaar verbonden zijn, is de kerk in hem geen Kerk. Wat hij dan zijn kerk noemt, manifesteert zich als begoochelingen, valse leringen en valsheden, met als gevolg dat die mens een hels leven leidt, waarin de idee van de Tegenwoordigheid van God verafschuwd wordt.
Als anderzijds de receptakels van het goede en ware in overeenstemming met de Goddelijke Liefde en Wijsheid gevormd worden, is er verbinding tussen en geen scheiding. Wij kunnen over die verbinding van het goede en het ware in de door Emanuel Swedenborg geschreven Boeken lezen. Ze wordt daarin het Hemels Huwelijk genoemd. Allen die in de Hemel zijn, zijn in die verbinding of dat huwelijk van het goede en ware, en zich daarmede bewust van de Tegenwoordigheid van God en zij hebben het eeuwige leven. Dat is het ware leven dat God ons wil geven.

De Hemel is het Huwelijk of de Verbinding van het goede en ware. Daarom wordt de Heer in het Woord de Bruidegom genoemd, en de Kerk en de Hemel de Bruid. Zij in wie de Hemel is en zij in wie de Kerk is, nemen het Goddelijk goede en ware op, en zo het ware leven. Het goede wordt niet gescheiden van het ware opgenomen, noch het ware gescheiden van het goede. Als de Hemel binnenin ons is, in het binnenste van ons, is de Kerk in ons, terwijl we nog op aarde leven, ook in dat hemelse huwelijk van het goede en ware. En uit de nieuwe wil en het nieuwe verstand, waardoor wij ons bewust zijn van de Tegenwoordigheid van God in en bij ons, geeft onze natuurlijke mens de goedheden en waarheden van onze geestelijke mens weer in een waarachtig leven, dat vanuit God is en dat ons werkelijke vreugde verschaft.

 

Deel 3

Als het goede in ons het daarbijbehorende ware liefheeft en het ware het daarbijbehorende goede, is er als het ware een huwelijk en dan is er de ware Kerk in ons. Maar dat betekent niet dat iedereen die tot een kerkelijke organisatie behoort, automatisch ook in dat huwelijk is. Dat is een mens zeker niet als de goedheden en waarheden in zijn gemoed niet met elkaar verbonden zijn. Dan is de Kerk nog niet in hem, ofschoon hij lid is van een kerkgenootschap.

Dit is een van de oorzaken van de gevoelens van minachting en afkeer die veel mensen ten aanzien van kerken hebben. Zij beoordelen de Kerk aan de hand van de gedragingen van leden van kerkelijke organisaties, terwijl de echte Kerk ook niet in hen is. Maar anderzijds kan een mens die niet tot enig kerkgenootschap behoort, in werkelijkheid van dé Kerk zijn, omdat de Kerk in hem is, omdat de hoedanigheden van het goede en ware die de Kerk maken, in zijn gemoed zijn.

Aangezien de mens geschapen werd met een geestelijke en een natuurlijke, kunnen deze, wanneer zij teruggebracht zijn in de Goddelijke Orde die hun oorsprong was, het geestelijk en natuurlijk goede opnemen en met elkaar verbinden in het echte zedelijke goede oftewel het zedelijk goede dat vanuit God is, en dan dus niet meer van de mens zelf. Met andere woorden, de mens die de geboden van de Heer hoort en ernaar leeft, neemt ze niet op met zijn eigen oude wil en verstand, maar vanuit God. Want al het werkelijk goede en ware gaat voort vanuit het Goddelijk Menselijke, eerst in wat het hemelse heet, dan in wat het geestelijke en ten slotte in wat het natuurlijke van de mens heet. Ten minste als en in zoverre als de mens zich als uit zichzelf voor de invloed van het goede en ware vanuit God openstelt. Het gevolg is dat de mens dan ook in zedelijke en burgerlijke aangelegenheden volgens de Goddelijke Orde handelt en derhalve een overvloedig geestelijk leven geniet.

Hoe moet een mens leven om in dat Hemelse Huwelijk van het goede en ware te komen? Is er een proces in het leven van de mens, een voortschrijding naar het overvloedige leven waarin hij Gods Tegenwoordigheid bij zich bewust gewaarwordt? Ja, dat is er. In dat proces wordt het ware dat hij leest of hoort, doordat hij het gehoorzaamt tot het goede en het goede dat hij vanuit God opneemt, wordt nauwer verbonden met het ware dat in zijn gemoed is, doordat hij het beter gaat zien. Zo worden het goede en ware in hem éen. Als u de lezing over ‘De Mensheid – de Ontwikkeling van Gods Tegenwoordigheid – De Kerk’ hebt bijgewoond of gelezen, hebt u gehoord of gezien hoe dit proces en de ontwikkeling ervan zich gemanifesteerd heeft in de vijf Kerken die op aarde in en bij de mensheid bestaan hebben. We zien ook in het proces van de ontwikkeling en de groei van de mens, van zijn zuigelingschap en kindsheid via zijn jeugd en volwassenheid tot in zijn ouderdom, een weerspiegeling van de ontwikkeling van de Kerk in hem, dat wil zeggen, van de ontwikkeling van het Hemelse huwelijk van het goede en ware in hem.

We zeiden reeds dat de mens geboren wordt in een louter natuurlijke staat. Hij neemt de waarheden door middel van zijn uitwendige zintuigen in zijn verstand op. Als er in dat proces een echte aandoening voor het ware is, is de opneming van waarheden niet langer een kwestie van weten alleen, maar iets van zijn leven. Wanneer dat tot zijn natuur gaat behoren en zijn gehele leven gaat beïnvloeden, wordt dat een deel van hem. Dan handelt hij als het ware spontaan en wordt hij niet langer alleen maar geleid door wat hij weet. Dan wordt het een zaak van zijn leven en niet langer van weten, maar niet doen. Als een mens met de dingen die hij geleerd heeft en in zijn geheugen bewaart, opneemt wat waar is of wat hij denkt dat waar is, en daarnaar leeft, worden ze van zijn wil. Net als een kind leert spreken en denken wat uitwendige dingen betreft, kan de mens zich als het ware geestelijk waarheden eigen maken en zelfs tot gevolgtrekkingen komen. Dit gebeurt als wat hij met zijn verstand weet van zijn wil wordt. Dan wordt wat hij weet een gewoonte bij hem en niet iets van zijn verstand en geheugen alleen.

Dit proces vindt niet alleen plaats ten aanzien van de natuurlijke ontwikkeling in het leven van de mens, maar het kan ook binnenin hem plaatsvinden, dat wil zeggen, in zijn geestelijk leven waarin zich het goede en ware op geestelijke wijze ontwikkelt op dezelfde wijze als zijn natuurlijke leven zich ontwikkelt. Hierin speelt zich de wedergeboorte of wederverwekking van de mens af, waarover het Woord handelt en waarover Christenen dikwijls spreken. Die wederverwekking, de geboorte van een nieuw geestelijk leven, geschiedt op de volgende manier: Als de mens het Woord van God, dat het geestelijk ware is, gaat aanvaarden, neemt hij er eenvoudigweg kennis van zoals van andere wetenswaardigheden. Het zijn leerstelligheden die men kan leren en in het geheugen opnemen.

We hebben gezegd dat het leven van de mens vanuit God is, ook al wordt de opneming ervan door de mens vanwege zijn zonde verdraaid. De mens is een receptakel, een vat waarin het leven invloeit. En daardoor kunnen goedheden en waarheden door hem opgenomen worden. Doordat de waarheden heden ten dage door middel van de natuurlijke zintuigen bij de mens binnenkomen, worden ze, als ze door de Heer, die in het allerbinnenste van de mens woont, te voorschijn geroepen kunnen worden en in zijn leven ingeplant, waardoor ze zijn nieuwe wil binnengaan, bij hem het goede. En het goede is het leven. Door deze verandering gaat de mens vanuit het goede handelen oftewel uit het leven dat vanuit God is en niet uit de kennis die hij alleen uit zijn eigene heeft opgedaan. Het weten van het goede en ware die tot het geestelijk leven behoren, heeft dan niet langer alleen betrekking op leerstellige dingen, maar ook op het leven van het goede of de naastenliefde.

Dit is de geestelijke ontwikkeling van de mens en door zijn leven van het goede en ware dat vanuit God voortgaat wordt er in hem een nieuwe wil en een nieuw verstand gevormd, waardoor God de Heer van zijn leven wordt. Het ware dat niet vanuit God voortgaat is het ware niet, want het echte ware gaat voort uit het goede en neemt zo zijn vorm en hoedanigheid aan. Dat is slechts mogelijk als de aandoening van de mens uit de naastenliefde en de onschuld is, zoals wanneer een kind uit onschuld het goede doet.
Hoe past een natuurlijk mens de waarheden des geloofs toe, hoe een geestelijk mens en hoe een hemels mens? Dat is de vraag. Men kan dat zien als een proces. Als een mens voor het eerst geestelijke waarheden leert kennen, zijn ze voor hem slechts dingen die hij weet. Maar hij vereert ze oprecht, omdat hij gelooft dat het goddelijke waarheden zijn en naarmate zijn geestelijke ontwikkeling voortgaat worden ze van de Kerk bij hem, dat wil zeggen, erkent hij meer en meer dat ze van de Heer zijn. Ik herinner u eraan dat de Tegenwoordigheid van de Heer binnenin de mens in het goede en ware is. Want als die waarheden de mens aandoen en hij ernaar leeft, worden het geestelijke waarheden en niet slechts dingen die hij weet.

Het goede der liefde en der naastenliefde zijn vanuit de geestelijke wereld en in het geloof worden de waarheden door dat goede waarheden des geloofs en worden ze als het ware levend gemaakt overeenkomstig het goede dat erin is. Hoe doet dit nieuwe leven de mens aan? De waarheden die van het geloof van een mens geworden zijn, beïnvloeden de wijze waarop hij leeft. In feite worden de waarheden des geloofs volgens welke een mens leeft, als het ware bezield, terwijl diezelfde waarheden, als er geen liefde of naastenliefde in is, onbezield zijn. Die zijn vergankelijk en er is nauwelijks enig leven in.

 

Deel 4

Als het ware vanuit het goede is, zijn zij éen en dan is het ware het goede geworden. Dan maken de nieuwe wil en het nieuwe verstand van de mens éen gemoed en éen leven. Het gevolg is dat de mens dan het echte ware in zijn verstand opneemt en het echte goede in zijn wil, terwijl hij tevoren het ene dacht en het andere zei, oftewel wilde wat hij niet zei en zei wat hij heimelijk niet wilde. In dat opzicht heeft de mens die nog niet ‘wedergeboren’ of ‘wederverwekt’ is als het ware twee levens, het ene dat van zijn oude wil en oude verstand is. En het andere dat van zijn nieuwe wil en nieuwe verstand is. Maar als hij en in zoverre als hij wederverwekt is, is zijn leven het goede en ware die vanuit de Heer zijn. Dat blijkt uit het feit dat de mens niets kan willen, niets doen en zelfs niets denken zonder het goede en ware. De mens die twee levens heeft, het ene van zijn oude wil en zijn oude verstand, en het andere van de nieuwe wil en het nieuwe verstand, wordt pas een eenheid als bij hem de nieuwe wil en het nieuwe verstand éen zijn, als het ware bij hem van het echte geloof en het goede van de echte wil is. Dan is de mens een beeld Gods en is het huwelijk van het goede en ware binnenin hem, omdat ze dan met elkaar verbonden zijn in een huwelijk, zodat ze vruchten van de liefde, en de naastenliefde voortbrengen.

Laten wij trachten dit nog helderder te verstaan. Al wat in ons vanuit de Heer is, heeft betrekking op het goede en het ware. Maar wat van de mens zelf is – wat tot zijn proprium of eigene behoort – heeft betrekking op het boze en het valse. In de mens die wederverwekt wordt, heeft alles in zijn universum betrekking op het goede en het ware, want – zoals we reeds zeiden – zo’n mens is het receptakel of het opnemende vat ervan, dat wil zeggen, zijn nieuwe wil en nieuwe verstand kunnen goedheden en waarheden opnemen. Die goedheden en waarheden zijn vanuit de Heer en zij vormen zijn nieuwe wil en nieuwe verstand. Dat is de geestelijke wedergeboorte van de mens vanuit de Heer. De oude wil en het oude verstand van ieder mens ontstonden vanaf zijn natuurlijke ontvangenis vanwege zijn overgeërfde neigingen. De nieuwe, geestelijke geboorte is het proces van de wederverwekking. Dan worden de goedheden en de bij elk ervan behorende waarheden, die alle geestelijk zijn, in die mens éen en vormen ze zijn nieuwe wil en nieuwe verstand.

De wil en het verstand van de mens moeten éen worden. Maar de oude wil en het oude verstand kunnen dat niet, omdat ze het niet willen. Het verstand van de mens is echter in staat te verstaan wat waar is. Als dat verstaan in het geweten wordt ingeplant, wordt het het goede van dat verstaan en zo van de nieuwe wil. En als het in de wil is, is het in de mens. Anders blijven de waarheden die de mens leert en dus weet als het ware buiten hem. Dat wil zeggen dat ze alleen maar deel uitmaken van zijn geheugen en niet van het ware leven dat God wil dat hij zal leiden.
De wil van de mens is het binnenste vermogen van de mens. Daarin is het wezen zelf of het zijn van de mens, zijn leven. Het verstand is het uitwendig vermogen. Het bestaat slechts als vorm van de wil. Dit vermogen kan door middel van de zintuigen uit de wereld waarheden opnemen. Want wat een mens wil dat heeft hij lief, en wat hij liefheeft, brengt hem in verrukking en bevestigt hij door zijn reden. De bevestiging noemt hij de waarheid. Daarom moeten willen en verstaan éen zijn. Als de mens wat hij verstaat als het ware toch niet wil wat hij verstaat, wil hij het boze. De niet wederverwekte mens verstaat uit zijn eigene, en wil derhalve datgene dat hij liefheeft. De mens kan dan ook zeggen wat waar is en zelfs doen wat goed schijnt en toch willen wat boos of slecht is. Hij misbruikt dan wat goed en waar is om het doel van zijn zelfzuchtige begeerten te bereiken. Dan zijn de goedheden en waarheden in zijn gemoed de slaven geworden van zijn boze wil.

Als de mens het geestelijk ware echter weet en erkent als Gods Woord en terwille van het ware gelooft dat ze het ware zijn, gaan zij zijn nieuwe wil binnen. En als een mens hetgeen waar is wil gehoorzamen en terwille van het goede het goede doet, worden de naastenliefde en het geloof van hem éen en dus van zijn leven. Het goede en ware dat vanuit de Heer is vormen het leven der naastenliefde en des geloofs bij de mens. Zij zijn bij hem met elkaar verbonden en niet langer in hem gescheiden. Ze zijn éen zoals de Heer als het ware gehuwd is met de Kerk op aarde en met de Hemel. Het Woord leert dat deze waarheid ook is in het echte huwelijk van een man en zijn vrouw. Zij worden als het ware éen vlees en beelden op die wijze de ware echtelijke liefde van het goede en ware uit.

Naarmate deze erkentenis in een mens geschiedt en zijn naastenliefde en geloof in hem éen worden, worden het goede en ware in hem éen. De valsheden en boosheden van hem worden dan uit hun overheersende positie verwijderd. Terwijl dit gebeurt worden in die mens een nieuwe wil en een nieuw verstand gevormd en worden zijn zonden uit het middelpunt of centrum van zijn leven verwijderd. Dat is de verlossing van de mens van het boze en zijn zaligmaking. Klaarblijkelijk worden de zonden van een mens door twee dingen als het ware verwijderd – het geloof in God en het leven overeenkomstig de goddelijke waarheden, dat wil zeggen, Zijn geboden. Daardoor worden zijn zelfliefde en wereldliefde terzijde geschoven en gaat die mens God ongehinderd liefhebben en ook Zijn waarheden beter begrijpen.

Dit maakt het ons duidelijk dat ons geloof betrekking heeft op ons leven. Maar het heeft ook betrekking op ons denken en dus op wat wij willen. Willen, denken en doen vormen het leven in ons en ze zijn overeenkomstig onze liefde. Als onze wil en ons denken éen zijn, doen wij wat goed is. Als ze in wezen niet éen zijn, kunnen wij het goede niet doen, ook al schijnen ze éen, want ze zijn dan elkanders vijanden. Als we het boze willen, denken we ook het boze en doen we het. Maar die ‘saamhorigheid’ is slechts schijn. Inwendig zijn de boze wil en het valse denken elkanders aartsvijanden. Zoals wij willen, denken en handelen zo wordt ons leven, een goed leven of een boos leven. Het effect van een goed leven is dat ons geloof en onze naastenliefde versterkt worden, dat wil zeggen, dat ons geloof in de goedheden en waarheden die de Heer ons geeft en die het Wezen, het Zijn en Bestaan van God zijn, groeit en daarmede het bewustzijn van Zijn Tegenwoordigheid in ons.

Het gevolg is dat een mens het goede uit edele motieven gaat doen en meer en meer het ware gaat liefhebben, met andere woorden, de Heer God. Dan beseft hij ook steeds meer dat de Heer het Goede Zelf en het Ware Zelf is. Want als de mens het ware vanuit het goede liefheeft, heeft hij de Heer lief.

HET EINDE