De Wereld der Geesten En de Staat van de Mens Na de Dood. Inleiding: Wat is de Wereld der Geesten?

door Ds. Paul Boot

 

Deel 1

Vandaag zetten we onze lezingen over Emanuel Swedenborg voort.  Een van de Boeken die hij schreef, getiteld Hemel en Hel, bevat een gedeelte dat ‘De Wereld der Geesten’ heet.  Het inleidende hoofdstuk is getiteld ‘Wat de Wereld der Geesten is’.  Het handelt over de Wereld der Geesten en de staat van de mens als hij na zijn dood die wereld binnengaat.

  1. Er zijn twee werelden.  Die waarin wij leven, die de natuurlijke, stoffelijke wereld is, het zichtbare heelal, en de geestelijke wereld, die geestelijk en substantieel is, waar de Hemel, de wereld der geesten en de hel is.  Tussen de Hemel en de hel bevindt zich de wereld der geesten, waarin wij allen komen na de natuurlijke dood van ons lichaam, als ons natuurlijk leven eindigt.  Omdat er die twee werelden zijn, werd de mens geschapen met een natuurlijke en een geestelijke met de bedoeling dat hij zich zou verheugen in de Heer en de Hemel.  Alle gedachten, ideeën en gevoelens van de mens, al datgene dat hij liefheeft en de daarmede verbonden aandoeningen komen uit de geestelijke wereld in de natuurlijke.  Ze zijn substantieel en kunnen worden uitgedrukt in materiële bewoordingen.  Als het natuurlijk lichaam sterft, houdt het leven niet op.  Het gaat voort in het geestelijk lichaam, eerst gedurende een zekere tijd in de wereld der geesten en dan in de uiteindelijke bestemming van de mens, welke de Hemel of de hel is.  De gedachten en gevoelens, wat de mens heeft liefgehad en de aandoeningen die hij gevoeld heeft toen hij in deze natuurlijke wereld leefde, blijven bestaan en worden ook dan ervaren, maar intensiever dan tevoren, omdat ze niet langer opgesloten zijn in het natuurlijk lichaam.

In deze wereld is een mens in zijn natuurlijk lichaam en tegelijkertijd in de wereld der geesten in zijn geestelijk lichaam in een toestand (staat) midden tussen de Hemel en de hel.  De wereld der geesten is een gebied dat tussen de Hemel en de hel in ligt, maar in zijn natuurlijke staat is de mens zich hiervan niet bewust.  Als hij sterft en in de wereld der geesten komt, wordt hij, na een zekere tijd, óf opgeheven in de Hemel óf neergeworpen in de hel, naar gelang hij in deze wereld geleefd heeft.

Als er over de geestelijke substantie gesproken wordt, wordt daarmede bedoeld datgene dat uit de Heer God is.  Alles wat goed en waar is, wat uit de Liefde en Wijsheid van de Heer is, bestaat in de mens en blijft in hem bestaan.  Het is de wil van God dat in de mens zowel het goede als het ware zijn en dat de wil van de mens in overeenstemming is met de Goddelijke Orde.  De natuurlijke materie is in zichzelf dood.  Er wordt door de geestelijke wereld invloed op uitgeoefend en daardoor reageert ons lichaam op de geest binnenin ons.  Terwijl we over geestelijke substantie spreken, moeten we in éen adem over vorm spreken, want substantie is niets zonder vorm.  Als u onder de substantie het wezen van iets verstaat, is de vorm ervan het bestaan ervan.  We kunnen begrijpen dat de Heer Esse of Zijn is en Bestaan – het tot Ontstaan komen, dus de Schepper van alle geestelijke substantie en de vorm van alle dingen, zowel in de geestelijke als in de natuurlijke wereld.

  1. Een mens komt in de wereld der geesten, doordat hij tijdens zijn leven hier op aarde in een toestand tussen de Hemel en de hel gehouden wordt.  De geest van de mens kan in deze toestand van evenwicht gehouden worden, doordat de boze geesten, die in de hel leven, door de Heer onderworpen zijn en de wereld der geesten alleen in zoverre met hun boosheden en valsheden kunnen teisteren als hun door de Heer wordt toegestaan terwille van de geestelijke ontwikkeling van een mens.  Anderzijds is er de invloed uit de Hemel in het gemoed van de mens.  Zo lang de mens in de natuurlijke wereld leeft, heeft hij de mogelijkheid de boosheden die hij ziet, te verwerpen en zich tot het goede te keren, dat wil zeggen, hij kan de liefde uit de Heer opnemen.  Dat is mogelijk doordat de Heer door de helse verzoekingen die Hij alle overwon, de mensheid verlost heeft.  De geest van de mens is dus in de wereld der geesten en hij gaat na zijn natuurlijke dood óf naar de Hemel óf naar de hel.  De mens gaat naar de Hemel als het goede en ware in hem met elkaar verbonden zijn, en hij gaat naar de hel als het boze en het valse in hem aan elkaar gekoppeld zijn.  Dit zijn de toestanden (staten) in het gemoed van de mens.  De toestand die in hem bevestigd wordt gedurende zijn leven in de natuurlijke wereld, zal maken dat hij nadat hij in de wereld der geesten gekomen is, opgeheven zal worden in de Hemel of neergeworpen in de hel.

Op deze manier wordt de mens in de vrijheid gehouden van de keuze tussen het ware uit de Heer te geloven en het goede te doen óf het valse uit de hel te geloven en het boze te doen.  Dit zijn twee lijnrecht tegenover elkaar staande bronnen, wier invloed het gemoed van de mens binnentreden.  De invloed die bevestigd wordt, bepaalt de geestelijke staat van de mens en beheerst daarmede zijn natuurlijke staat.  Als de mens enige staat bereikt heeft – hetzij een goede of een boze – heeft ze betrekking op zijn liefde, dus op zijn leven.  Na zijn aardse leven is zijn geloof en zijn naastenliefde, waar of vals en goed of boos.  De mens is dan óf in een staat van verdoemenis óf van hervorming óf van wederverwekking.  Hieruit is het duidelijk dat de staat van een mens bepaald wordt door zijn liefde, dus door de aandoeningen die hij gedurende zijn natuurlijk leven voor het goede of het boze gevoeld heeft.  Ik heb u eerder gesproken over de vorm die ontstaat uit het natuurlijke verstaan of begrijpen.  Als zodanig heeft het bestaan of de vorm betrekking op het inzicht van de mens, dus op zijn denken als geestelijk wezen.  Het natuurlijk lichaam is slechts een huis waarin de geest woont.  De geest is de werkelijke mens.  Er zijn verschillende vormen, afhankelijk van de opneming door de mens van hetzij de liefde en wijsheid des Heren – het goede en ware -, hetzij de verwerping ervan.  Welnu, een plaats hangt samen met de omgeving vanwege de toestand of staat van het leven van de mens.  De natuurlijke, wereldlijke omgeving waarin een mens zich bevindt weerspiegelt dikwijls niet iemands ware (geestelijke) staat, want in de natuurlijke wereld is het gemoed verdeeld en kan het schijnen dat iemand gelukkig is terwijl hij dat niet is, en omgekeerd.  Iemand kan in een huis wonen en alles hebben wat hij zou willen hebben of nodig heeft en toch ongelukkig, wanhopig of zelfs angstig zijn.  Hij/zij kan geestelijk in een boze of een goede staat zijn.

Maar in de Geestelijke Wereld, waar de Hemel, de wereld der geesten en de hel zijn, weerspiegelt de omgeving de staat van het gemoed van de mens.  Zij die in goede aandoeningen zijn, leven in een goede omgeving en zij die in boze aandoeningen zijn, leven in een boze omgeving.  Als de mens in de wereld der geesten komt, is hij zich niet langer bewust van de natuurlijke gedachten die hij in zijn uiterlijk geheugen bewaard heeft, maar de gedachten die hij in zijn innerlijk geheugen bewaard heeft, welke zijn ideeën en einddoelen geweest zijn toen hij nog op aarde leefde en welke derhalve toen door hem bevestigd zijn, blijven in zijn bewustzijn.

Dat bevestigd is, is wat de mens geloofd heeft en waarnaar hij gehandeld heeft toen hij nog in deze wereld leefde, hetzij wat overeenkomstig het goede en ware is, hetzij wat overeenkomstig het boze en valse is.  Het is de verbinding van het goede met het ware of de koppeling van het boze aan het valse, en omgekeerd, die maakt dat een geest goed of boos is, zich in een goed of een boos gezelschap bevindt, als hij in de wereld der geesten gekomen is.  Van daaruit gaat hij, als zijn voorbereiding voltooid is, naar de Hemel of naar de hel.

De meeste mensen verstaan onder ‘goed’ de omschrijving of kwalificatie van iets, zoals een goed reisje of een goede tijd of een goed thuis, enz. en onder de waarheid verstaan ze een feit dat vastgesteld of bewezen is.  Ik wijs u er echter op dat u het goede of het ware niet met uw natuurlijke ogen kunt zien, omdat het geen dingen van de natuurlijke wereld zijn, maar van de geestelijke wereld.  U kunt wel de uitwerkingen ervan in de natuurlijke wereld zien.  De Heer is het Fundament en het Einddoel en het Goede en Ware zijn de oorzaak, die, als ze met elkaar verbonden zijn, als de uitwerkingen gezien worden.  U kunt dus begrijpen dat als het goede en ware of het boze en valse de uitwerkingen zelf zouden zijn, de staat van de mens onveranderd zou blijven, of hij overeenkomstig het ware leefde en het goede deed óf overeenkomstig het valse (de leugens uit de hel) en het boze deed.

Terwijl de mens in de natuurlijke wereld leeft, is hij een natuurlijk mens, en als hij de wereld der geesten binnengetreden is, is hij een geest, een goede of een boze.  Dan is er in zijn gemoed in beginsel een verbinding van het goede met het daarbij behorende ware of een koppeling van het boze met het valse ervan.  Bijna allen die zich Christenen noemen, en wat dat betreft, velen die een andere godsdienst aanhangen, zullen zeggen dat God in hun hart en gemoed woont, met andere woorden, in hun wil en verstand.  Het goede kan inderdaad in de natuurlijke wil wonen en het ware in het natuurlijke verstand.  Maar ze behoren met elkaar verbonden te zijn.  Vanwege de zondige staat van de mens zijn ze echter verdeeld.  Wat de mens liefheeft en goed noemt, is lang niet altijd goed, maar vaak boos (slecht), omdat hij in de eerste plaats van zichzelf houdt of van wat van hem is.  Dat wordt de liefde voor zijn proprium of eigene genoemd.

  1. Omdat de wil en het verstand van de mens het goede en ware kunnen opnemen, kunnen ze in zijn geest, in de wereld der geesten binnenin hem, met elkaar verbonden worden.  Zijn natuurlijk gemoed is echter slechts een omhulsel waarin zijn geest leeft.  Want het natuurlijk leven van de mens moet ondergeschikt zijn aan zijn geestelijk leven.  Maar het is de aard van de mens te willen heersen, zijn geest ondergeschikt te doen zijn aan zijn natuurlijke.  Op zijn gunstigst meent hij dat zijn geest pas actief wordt als hij dit aardse leven verlaat.  De wil van de mens en zijn verstand zijn geestelijk, zoals ik al zei.  Het ware of het valse dat het verstand binnengaat, vormt het dienovereenkomstig.  Een goed mens neemt de waarheden, die hij verstaat (begrijpt) op, omdat hij/zij ze gehoorzaamt, maar een boos (slecht) mens kan waarheden wel begrijpen, maar hij heeft ze niet lief en doet daarom wat boos (slecht) is uit een boze wil.  Zijn verstand blijft dus gescheiden van zijn wil, terwijl in de goede mens de wil en het verstand met elkaar verbonden worden.

In het verdeelde gemoed zijn de wil en het verstand van elkaar gescheiden.  In zijn verstand kan de mens denken over wat waar en goed is, en dat ook zien.  Maar hoewel hij/zij kan weten wat goed en waar is, wil hij het ware niet gehoorzamen en doet hij het goede niet.  Als de mens eenmaal het goede wil en het ook doet, vindt er een verbinding plaats en beweegt hij zich in de richting van een nieuwe geestelijke staat.  Het bewijs ervan kan zichtbaar worden in zijn natuurlijk leven, al kan een boos mens dit ook simuleren.

Als de mens ziet wat goed en waar is, maar het ware niet gelooft en het goede niet wil, heeft hij een verdeeld gemoed.  Dan is hij niet een mens zoals de Heer wil, dat wil zeggen, zoals de mens oorspronkelijk geschapen was.  Daarom moet hij wederverwekt worden.  Als de mens wel wil wat goed is, maar geen verstand heeft van wat goed en waar is, is hij ook niet een mens zoals de Heer dat gewild heeft.  Hoewel het verstand van een mens verheven kan worden tot geestelijk inzicht of geestelijke waarheid, is hij geen mens, als zijn wil of begeerte voor de dingen beheerst wordt door zijn eigenliefde.  Ook als de mens wel wil wat goed is, maar geen begrip heeft van wat waar is, mist hij het geestelijk inzicht en zal hij, wat hij wil, aan valsheden koppelen en niet verbinden met waarheden.  De mens eigent zich die valsheden toe, net als de mens die de Heer liefheeft, zich als uit zich het goede en ware toeëigent.

Als in het gemoed van de mens wel een verstand is van wat goed en waar is, maar geen wil om het te gehoorzamen en te doen, is het ware alleen in zijn geheugen en denkt hij daaruit.  Dan weet hij alleen wat waar is en put hij uit die wetenschap in gezelschap van anderen.  Hij kan denken en met anderen spreken en redeneren, gevoelens simuleren en gebaren maken die stroken met de dingen die hij wenst te bereiken, maar zijn wil is een andere dan zijn verstand.  Ze zijn in feite, wat hun oogmerken betreft, aan elkaar tegenovergesteld.

 

Deel 2

  1. Men zou zich kunnen afvragen hoe het komt dat het gemoed van de mens, zijn verstand en zijn wil, verdeeld is.  Dat komt doordat hij geboren is met de neiging om te zondigen en dat wordt veroorzaakt door zijn overgeërfde natuur.  Als zijn verstand niet gescheiden was van zijn wil, zou de staat van verdoemenis, waarin hij geboren is, niet veranderd kunnen worden in een staat van hervorming.  Hij zou niets anders willen doen dan wat tot zijn (eigen)liefde behoort.  Het is de scheiding van wil en verstand die zijn hervorming mogelijk maakt.  Als de mens zich dat realiseert door te gehoorzamen aan de waarheden die hij ziet, vormt de Heer een nieuwe wil in hem.  Dit maakt het voor hem mogelijk wederverwekt te worden.  Naar ieder mens gaan waarheden voort die hij in zijn verstand kan opnemen.  Eerst weet de mens ze alleen en zijn ze in zijn geheugen, dan erkent hij ze en gebruikt hij ze in zijn natuurlijk leven hier op aarde.  Al het wetenschappelijke, natuurlijke en geestelijke, of het religieus of wereldlijk is, komt beschikbaar om gebruikt te worden, en de wijze waarop het gebruikt wordt, hangt af van de wil van de mens, van datgene dat hij begeert.  Van zichzelf begeert de mens eer, gewin en macht te verwerven.  Maar als hij leert wat goed en waar is, en daarnaar leeft, kan hij de boze begeerten van zijn eigen wil, die tot uitdrukking komen in zijn natuurlijk verstand, schuwen en zo beteugelen.  Want de aangeboren motieven en bedoelingen van de mens zijn boos (slecht), want daaruit wil hij niets anders dan eerbewijzen en gewin voor zichzelf, omdat hij geen echt geloof heeft, maar een vals geloof of helemaal geen geloof.
  2. Als de waarheden van het verstand en de goedheden van de wil in de mens met elkaar verbonden zijn, is de Hemel in hem.  We spreken hier over de staat (toestand) van een mens en niet over de plaats waar hij heengaat.  In de Geestelijke Wereld zijn plaatsen slechts de verschijningsvormen van iemands geestelijke staat, zoals de Hemelen, de wereld der geesten en de hel.  De verbinding van het goede met het ware in het gemoed van een mens verschijnt als een Hemel, en als hij in de geestelijke graad van het leven komt, komt hij in die Hemel, want deze is dan open in hem in zijn gemoed, terwijl de koppeling van het boze en het valse in zijn gemoed een hel in de mens maken en hem in een staat van verdoemenis brengen.

De valsheden en boosheden die in een mens zijn, maken zijn hel.  Om deze reden wordt een mens, zolang hij op aarde is, in een tussenliggende staat gehouden, waarin hij hervormd kan worden, de vrijheid van keuze heeft te geloven en volgens het ware te handelen of dat niet te doen.  In het ene geval komt hij in de staat der hervorming die tot zijn wederverwekking leidt en in het ander geval blijft hij in de staat der verdoemenis.  Gedurende de staat van zijn uitwendig, natuurlijk leven heeft de mens de gelegenheid uit de Heer waarheden te leren en heeft hij de keuze tussen ze te gehoorzamen of dat niet te doen.

In deze natuurlijke staat heeft de mens enige kennis van waarheden, en is hij in staat erover na te denken en, als hij dat wil, dienovereenkomstig te handelen, al is het maar in geringe mate.  Maar hij kan ook verkiezen dat niet te doen.  In dat geval zal hij in strijd met de goedheden en waarheden handelen en in plaats daarvan overeenkomstig boosheden en valsheden.  De tussenliggende staat kan de staat van het evenwicht genoemd worden.  Deze blijft bij de mens zolang hij in de natuurlijke wereld leeft, maar als hij in de wereld der geesten gekomen is, waar de goedheden en waarheden, of de boosheden en valsheden zich openlijk in zijn uitwendige vertonen, wordt hij, nadat zijn voorbereiding is voltooid, óf opgeheven in de Hemel of werpt hij zich neer in de hel.

De engelen in de Hemel kunnen geen verdeeld gemoed hebben zoals de mensen op aarde en de boze geesten in de hel.  Wat een engel met zijn verstand ziet, wil hij.  Het verstaan (begrijpen) van het ware en het willen van het goede maken de Hemel in hem, zoals de kennis van valsheden en het gebruik ervan ten bate van het eigen goede de hel maken in de mens.  De staat van het met elkaar verbonden goede en ware bepaalt de graad van wederverwekking van de mens en de staat van het met elkaar samenspannende boze en valse in de mens bepaalt de graad van zijn verdoemenis.  In de staat der hervorming wordt de mens ertoe geleid de Heer te kennen en Hem lief te hebben, en uit liefde jegens de naaste te handelen.

Het goede te willen ter wille van het goede is de liefde van de Heer in de mens en het ware te geloven of verstaan ter wille van het ware uit de Heer in de mens, is de staat van de hervorming van de mens, waarna hij in een staat van wederverwekking komt.  Het goede niet uit de Heer willen, maar uit wat het eigen, valse verstaan van het ware is, ter wille van gewin, rijkdommen en eer, wordt het valse bij de mens.  Deswege blijft de mens in een staat van verdoemenis, en als hij in de wereld der geesten komt, is zijn bestemming de hel.

Dit maakt het mogelijk voor de mens, zolang hij in de natuurlijke staat is, het valse te verwijderen, zich als uit zichzelf het goede en ware toe te eigenen en waarheden te aanvaarden die overeenstemmen en harmoniseren met goedheden.  Men kan inzien dat boosheden valsheden aantrekken en goedheden waarheden, als de mens hetzij handelt ter wille van zijn zelf of van wat het zijne is, hetzij ter wille van het goede en ware, dus ter wille van de Heer.  Hieruit kunt u een beeld krijgen van wat de wereld der geesten is.

  1. Alle mensen gaan uit deze wereld naar de wereld der geesten.  Er zijn daar dus heel veel mensen.  Ze komen er voor ze de Hemel kunnen binnengaan of naar de hel gaan.  Een mens moet voor het ene of andere voorbereid worden.  De goedheden en waarheden uit de Heer, die bij hem zijn, moeten gerangschikt worden vóor de mens de genade des Heren kan ontvangen.  Bij sommigen gebeurt dat al terwijl ze nog in de natuurlijke wereld zijn, anderen gaan de wereld der geesten binnen met goedheden en waarheden van de Heer die nog niet in hun redelijke gerangschikt zijn.  Dit moet gebeuren vóor er in het redelijke een verbinding uit de Heer kan zijn, want de Heer woont en regeert in het redelijke.  Daar is de Heer bij de mens.  Dit is de voorbereiding van de mens voor zijn binnengaan in de Hemel.

De staat van de mens bij het binnengaan in de wereld der geesten bepaalt hoe lang hij daar zal blijven voor hij de Hemel of de hel binnengaat.  De staat der hervorming van een mens moet volledig geworden zijn voor hij tot de staat der wederverwekking kan gebracht worden.  Er zijn natuurlijke ideeën en gedachten die overeenstemmen met blijvende geestelijke, maar alles wat niet bevestigd is door de aanvaarding ervan en de opneming in de wil, alles wat zich alleen in het geheugen bevindt, wordt vergeten als de mens in de wereld der geesten komt.  Hij is er zich daar niet meer van bewust.

Alle natuurlijke gedachten en denkbeelden, alle waarheden worden door de mens gezien of verstaan zoals ze voor hem verschijnen of in een vorm die het ware schijnt weer te geven.  Maar het zijn geen echte waarheden; ze verschijnen als waarheid volgens de staat van de mens.  Als de mens in de wereld der geesten komt, kunnen deze vervangen worden door geestelijke verschijningsvormen van het ware, die overeenstemmen met de natuurlijke.  Het natuurlijk goede en ware wordt geestelijk bij die mens, terwijl het natuurlijk boze en valse bij de niet-wederverwekte mens het substantiële boze en valse wordt.  In de wederverwekte mens zijn innerlijke gedachten, geestelijke gedachten, en innerlijke gevoelens, geestelijke gevoelens, die overeenstemmen met het Goede of de Liefde van de Heer en met Zijn Ware of Wijsheid.  Op die wijze wordt de mens naar het beeld van de Heer en naar Zijn gelijkenis gemaakt.  Maar de niet-wederverwekte mens wordt tot een beeld en gelijkenis van het boze, de hel, in hem.

  1. Zolang de mens hier in de wereld is, is het moeilijk voor hem het goede te onderscheiden van het ware en het goede van het boze, maar als hij in de wereld der geesten gekomen is, leidt de Heer hem naar het gezelschap waartoe hij behoort.  De mens kan in feite slechts met moeite onderscheid maken tussen het goede en het ware, omdat het moeilijk voor hem is te onderscheiden tussen denken en willen.  Te denken uit waarheden gaat vooraf aan eruit te willen.  Men kan niet slechts gelóven om behouden te worden, de mens moet het goede waarin hij gelooft ook ‘als uit zichzelf’ willen en doen.

Zolang de mens in de natuurlijke wereld in zijn natuurlijk of uitwendig lichaam leeft, is hij reeds met zijn geest in de wereld der geesten, maar hij is zich daar niet bewust van, zoals ik al zei.  Zijn aandoeningen en daaruit voortvloeiende gedachten zijn echter substantieel, omdat ze in de wereld der geesten zijn, zijn ze daar in gezelschap van hen die eendere gedachten en aandoeningen hebben.  Men kan begrijpen dat er op die manier óf een verbinding is van de mens met de Hemel óf een koppeling met de hel, afhankelijk van het leven dat de mens in deze wereld leidt, hetzij goed of boos (slecht).  Iemands heersende liefde bepaalt met welk gezelschap, een Hemels of een hels, hij in de Geestelijke Wereld verbonden is terwijl hij nog in de natuurlijke wereld in zijn natuurlijk lichaam leeft.

Als zij die in deze wereld gedaan hebben wat goed is, in de wereld der geesten komen, verenigen (associëren) zij zich met een Hemelse gezelschap.  Dit wordt bepaald door de liefde, naastenliefde en geloof, waartoe zij in deze wereld kwamen.  Want wie de Heer liefheeft, heeft de vaste wil uit de Heer te doen wat goed is en wie de waarheden uit de Heer, uit Zijn Woord, gelooft, ontvangt van Hem een nieuw leven.  In de Geestelijke Wereld zijn er verschillende gezelschappen en als een mens in de wereld der geesten komt, verenigt hij zich met een gezelschap dat overeenkomstig zijn leven hier op aarde is.

Dit betekent dat vrienden en kennissen van elkaar gescheiden kunnen worden.  Zullen ze elkaar zien? Ja, als ze dat verlangen en zo lang als ze nog in de wereld der geesten vertoeven, maar slechts korte tijd, vanwege de verschillende gezindheden waartoe ze door hun leven in de natuurlijke wereld gekomen zijn, welke hen dientengevolge gevormd hebben.  Maar als ze in de Hemel of de hel gekomen zijn, zullen vrienden en kennissen, echtgenoten en echtgenotes, ouders en kinderen elkander niet langer zien en elkander niet langer (her)kennen, als hun innerlijke gezindheid niet eender is.  De staat van de mens verandert naar gelang wat zijn heersende liefde, door zijn leven op aarde, geworden is.  Wat een mens aantrekt tot een Hemels of hels gezelschap in de Geestelijke Wereld, is zijn heersende liefde.  Als dit proces voltooid is, wordt de mens óf opgeheven in de Hemel of werpt hij zich neer in de hel.

Ik heb verteld dat de mens vrienden, verwanten, enzovoort, niet langer kent als hun levens en heersende liefden niet volkomen eender zijn.  Zij die de Heer kennen en liefhebben, worden zoals Hij, in die zin dat het goede en ware in hen met elkaar verbonden worden.  Bij hen echter die de Heer verworpen hebben, is er geen verbinding van het goede en het ware.  In plaats daarvan is er een koppeling van het boze en het valse, en werpen zij zichzelf in de hel waar zich diegenen in bevinden die van een eendere aard zijn.  Het punt is dat zij die in de Hemel komen, weten wat goed en waar is en overeenkomstig die wetenschap leven door het schuwen van boosheden en valsheden, die de Heer uit hun gemoederen verwijdert.  Derhalve hebben zij geen banden met hen wier aandoeningen boos en wier gedachten vals zijn en geen herinnering aan hen, als ze hen in de natuurlijke wereld gekend hebben.  Want de liefde van de Heer en de zelfliefde scheidt de geesten van elkander in wie de ene of de andere heerst.  Eendere liefden verbinden de geesten met elkaar.

In de natuurlijke wereld kan men niet aan het uiterlijk zien dat mensen met wie men kennismaakt dikwijls niet een soortgelijke heersende liefde hebben als men zelf heeft.  Men wordt dus bevriend en trouwt zelfs.  De aandoeningen en de gedachten die echter alleen in iemands uitwendig geheugen bewaard werden, worden vergeten en dientengevolge is hij zich daar niet langer van bewust, als hij in de wereld der geesten gekomen is.  Wat slechts overblijft is de heersende liefde, hetzij uit de Heer hetzij uit de hel, met het inwendig geheugen.

 

Deel 3

  1. We hebben geleerd dat we ten aanzien van onze geest in een staat of toestand zijn die tussen de Hemel en de hel ligt.  Terwijl we in onze natuurlijke staat in deze wereld zijn met alles wat daarbij behoort, is onze geest in de wereld der geesten met alles wat dáar erbij behoort.  Beide toestanden zijn tijdelijk voor de mens.  De staat in de natuurlijke wereld bepaalt of hij eeuwig in de Hemel of in de hel zal leven en de staat in de geestelijke wereld is er om hem voor te bereiden voor zijn uiteindelijke bestemming, welke de Hemel of de hel is.  Zowel de weg naar de Hemel als die naar de hel is bewaakt.  Ook kan een helse geest niet in de wereld der geesten komen en daar een ravage aanrichten.  Maar soms wordt het helse geesten door de Heer toegestaan, omdat het nodig is voor iemands heil.  Zij die in de wereld der geesten een band hebben met een hels gezelschap kunnen de Hemel niet binnengaan, want de toegang tot de Hemel is ook bewaakt.  Het is anders met hen die in verbinding met een Hemelse gezelschap leven.  Voor hen zijn de wegen open en na hun voorbereiding gaan zij de Hemel binnen.  De aard van het boze is te willen verwoesten en zo mogelijk te doden.  Daarom zijn de openingen tussen de hel en de wereld der geesten bewaakt zodat de geesten die zich in de hel bevinden er niet uit kunnen.  Dat is ook de reden dat voor hen die uit de natuurlijke wereld komen en die door de boosheden en valsheden in hun gemoed een band hebben met helse gezelschappen, de Hemel gesloten is.  Zij wier aard boos (slecht) geworden is, zouden wel de Hemel willen binnengaan, maar de weg er heen en de toegang ertoe is bewaakt.  Voor hen zijn echter de deuren van de hel door het valse geloof dat ze hebben, geopend.
  2. Opdat de mens kan leven moet er de schijn zijn dat hij ‘als het ware’ uit zichzelf leeft, anders zou hij helemaal niet leven, maar zou hij zoals een automaat of marionet zijn.  Daarom lijkt de wereld der geesten voor hen die zich daarin bevinden, op een dal dat tussen bergen en rotsen ligt.  We hebben het eerder gehad over de deuren en poorten naar de Hemel, die alleen gezien worden door hen die in de geestelijke wereld voorbereid zijn tot de Hemel.  De oorzaak is dat alleen zij die door middel van waarheden en goedheden het redelijk gemoed gevormd hebben – dat wil zeggen, dat hun redelijke denkt wat waar is en de wil doet handelen overeenkomstig wat goed is – spreken uit het geloof en handelen uit naastenliefde en daarom de deuren naar de Hemel kunnen zien die anderen niet kunnen zien.

Daarom kunnen zij die niet op redelijke wijze denken over wat waar is en de wil niet doen handelen overeenkomstig wat goed is, die deuren en poorten of openingen naar de Hemel niet kunnen zien.  Hun gezichtsvermogen is aangetast.  Het zijn zij die terwijl ze op aarde leefden, de waarheden en goedheden des Heren verworpen hebben en het boze gedaan hebben.  Daardoor hebben zij hun gemoed gesloten voor het Hemelse leven en geopend voor het helse leven.  Zij zien alleen de deuren en poorten die naar de hel leiden, want de wegen naar de Hemel en die naar de hel verschijnen aan iedereen overeenkomstig zijn gedachten, of die Hemels of hels zijn.

Wat boos is stemt overeen met onze aandoening van het boze.  Wat goed is stemt overeen met onze aandoening van het goede.  Een goede geest verafschuwt boosheden en valsheden, en heeft waarheden en goedheden lief.  Het tegenovergestelde is het geval ten aanzien van de boze geest.  Hij haat alle waarheden en goedheden, maar heeft de boosheden en valsheden lief.  Voor hem stinkt elk ware en is elk goede weerzinwekkend.  Voor een goede geest is het tegenovergestelde waar, hij verafschuwt valsheden, want het zijn ontwijde waarheden.  Voor hem is het een gruwel als goedheden ontwijd worden.  De mens schept behagen in wat van het eigene van hem is.  De boze staat van hen die behagen scheppen in het boze wordt daardoor veroorzaakt dat hun boosheden en valsheden overeenstemmen met hun aandoeningen of hun liefde, zoals een mens of geest die behagen schept in bepaalde geuren.  Het tegenovergestelde is het geval met hen wier staat zodanig is dat zij behagen scheppen in het goede en ware, omdat alle goedheden en waarheden uit de Heer zijn en omdat ze overeenstemmen met zijn aandoening of liefde voor welriekende geuren.  Zo wordt hij naar de paden getrokken die hem naar de Hemel leiden en worden de deuren van de Hemel voor hem geopend.

  1. Er zijn ‘als het ware’ voor iedereen twee poorten waarin de mens tijdens zijn leven in de natuurlijke wereld kan binnentreden.  De ene is open voor boosheden en valsheden, de andere voor goedheden en de waarheden ervan.  De mens is vrij om te kiezen welke poort hij wil binnengaan.  Maar als hij na zijn natuurlijke dood in de wereld der geesten komt, zal hij zich op het pad bevinden dat overeenkomstig zijn staat is, hetzij het een staat van verdoemenis is, hetzij van hervorming, welke tot zijn wederverwekking leidt.  Zo lang de mens hier in de wereld leeft, leiden deze paden of wegen van de Hemel of de hel naar zijn gemoed, terwijl ze in hem een redelijke vormen, wanneer goedheden en hun waarheden uit de Hemel bij hem invloeien.  Als dat niet geschiedt, kan het redelijke niet gevormd worden, omdat boosheden en de valsheden ervan uit de hel in het gemoed van de mens invloeien.  Hoewel hij meent redelijk te zijn, is hij in werkelijkheid iemand die over de geestelijke dingen redeneert.

De keuze is aan de mens; hij kan de waarheden uit de Heer aanvaarden, dienovereenkomstig handelen, het goede en het ware ervan opnemen en zodoende de goedheden en waarheden in hem met elkander verbinden en daardoor de Heer en de Hemel met hem; of hij kan het goede en ware des Heren en daarmede de Heer Zelf verwerpen, waardoor hij geneigd blijft te zondigen en zijn gemoed opent voor boosheden en de valsheden ervan, vanwege zijn overgeërfd en daadwerkelijk natuurlijk leven.  Als de mens de waarheden opneemt en ze gehoorzaamt, en doet wat goed is, zal het licht des Hemels in zijn gemoed invloeien en zal hij redelijk worden.  Als hij de goedheden en waarheden verwerpt, komt het enige licht dat hij ontvangt, door ‘als het ware’ kieren of spleten in de hel, dat wil zeggen, wat hij leest in het Woord en daaruit, alsmede van leraren en ouders leert, verschijnt voor hem als natuurlijke waarheden.  Uit deze karige waarheden leeft die mens en heeft hij het leven, hoewel hij dat niet weet, want hij meent uit zich te leven.

Er zijn twee wegen naar het gemoed van de mens: een inwendige weg door welke het goede en ware uit de Heer en de Hemel binnentreedt, en een uitwendige weg door welke het boze en valse uit de hel binnentreedt.  Het eerste wezenlijke van het leven, het beginsel van het leven van de mens, woont in het redelijke van de mens die het goede en ware opneemt, dat wil zeggen die de Liefde en Wijsheid des Heren opneemt.  De opneming of verwerping van die Liefde en Wijsheid bepaalt de gezindheid van de mens en hoe hij streeft te leven.  Deze wegen zijn de poorten waarvan melding werd gemaakt.  De poort van het redelijk gemoed leidt naar de Hemel en de andere weg of poort in het gemoed van de mens leidt hem naar de hel.

De poort waardoor het goede en ware geleid worden voor de vorming van het redelijk gemoed, voert naar de Hemel en leidt de mens tot de geestelijke dingen die de Kerk uit het Woord leert.  Zo wordt de mens voorbereid voor de Hemel en daarheen geleid.  Dit is de eerste poort in de mens.  De tweede poort of weg in de mens leidt naar de hel en staat open voor hen die in boosheden en valsheden zijn.  We hebben gesproken over de kieren of spleten, die in onze tekst reten in de hellen worden genoemd waardoor het licht des Hemels komt.  Een geest die de Heer en het Woord verworpen heeft, kan daardoor denken, redeneren en spreken.  Het licht uit de Hemel dat invloeit in de wereld der geesten, is het ware uit het goede voor hen die de Heer en het Woord dat het Goede en Ware is, opnemen.  Zij die weigeren de Heer op te nemen, nemen alleen het ware op dat niet met het goede verbonden is.

Hieruit kan de mens zien dat er een vergezelschapping is van hem met de Hemel of met de hel.  Als de mens in de wereld der geesten in de staat der hervorming is, wordt de Hemel boven hem geopend.  Als hij niet in de staat der hervorming is, wordt de hel onder hem geopend.  Bij hen die voorbereid worden voor de Hemel wordt het gebied boven het redelijk of innerlijk gemoed geopend, voor zo iemand opent de Hemel zich.  Bij hen die voorbereid worden voor de hel wordt het gebied onder het redelijk of uiterlijk gemoed geopend; de hel gaat voor zo iemand open.  Als dit gebied in het gemoed opengaat, blijft het andere gebied gesloten en als de mens deze natuurlijke wereld verlaten heeft, kan het eerste gebied in de wereld der geesten niet meer geopend worden, want de mens heeft zich dan bevestigd in zijn liefde, hetzij voor de Hemel, hetzij voor de hel.  Maar zo lang hij in deze wereld verblijft, wordt hij in een staat van evenwicht gehouden en kan hij ervoor kiezen de waarheden die uit de Heer tot hem komen te geloven en kan hij zich zodoende tot de Heer en de Hemel keren.  Zo lang hij in deze wereld is, kan de mens zijn zelfliefde overwinnen door het ware te aanvaarden ter wille van het ware en het goede te doen ter wille van het goede, en niet ter wille van het eigenbelang.  Hij kan beginnen het ware lief te hebben en te willen doen wat waar is.  Zo vloeit de Liefde des Heren of Zijn Goede bij hem in, wordt hij verlicht en worden de innerlijke waarheden aan hem onthuld.

Want het leven van de mens wordt versterkt door wat hij uit liefde doet, hetzij het eigenliefde en liefde voor de wereldse dingen is, hetzij het liefde tot de Heer, en jegens de naaste en Hemelse dingen is.  Deze liefde vormt in de mens het redelijke dat het middelpunt wordt vanuit hetwelk alle dingen des Hemels geleerd, gezien en verstaan worden.

Einde