De Nieuwe Kerk die Heden Gesticht wordt bij de Mensheid in de Gemoederen van hen die daarvoor Ontvankelijk zijn.

door Ds. Paul Boot

 

Deel 1

In de vier voorafgaande lezingen bespraken wij de Kerken die vanaf de schepping op aarde bestaan hebben. Daarin werd aangetoond dat er een geestelijke ontwikkeling is van de mensheid, in welke wij de Kerk des Heren, en dus de Heer bij haar tegenwoordig zien. De vier voorafgaande Kerken waren: de Adamitische, de Noachitische, de Israëlitische en de Christelijke Kerk. Dat waren de opeenvolgende staten van de Kerk in de gemoederen van hen in wie zij was en is. Als de tekst van het Oude en Nieuwe Testament alleen maar letterlijk wordt verstaan, leest men slechts over de kerken die in de historie hebben bestaan en niet over de ware Kerk in de mens. Laten we een kort overzicht geven van die staten. Ze tonen de ontwikkeling van de Kerk in menselijke gemoederen aan bij wie er vergemeenschapping was met God, die tot verbinding met Hem leidde.

Ten eerste was er de Oudste Kerk, de Adamitische. Bij de mensen van die Kerk was de Heer tegenwoordig in hun binnenste, hun ziel. Ook heden is de Heer daarin tegenwoordig bij de mens. Deze tegenwoordigheid van de Heer bij de mens in diens hemelse graad vindt ook heden nog plaats. De hemelse graad heeft betrekking op de liefde tot de Heer. De mens van de Oudste Kerk had perceptie van het ware dat van binnenuit tot hem kwam. Die eerste of hemelse staat werd de staat van de morgen of de staat van de kindsheid van de Kerk in de mens genoemd. Bij de ontwikkeling ervan, zoals die van een zuigeling die de dingen gaat leren en begint te spreken wordt de perceptie steeds minder. Het ware kwam steeds meer tot hem/haar door middel van de kennis die hij/zij van buitenaf opnam, dus door middel van zijn eigen verstand van wat hij/zij meende dat goed en waar was. We zagen dat bij Kaïn, die de ‘eerste geboorte’ was van de Oudste Kerk. De naam Kaïn betekent een man, den Jehovah. De onmiddellijke vergemeenschapping van de mens met de Heer kwam weldra ten einde. De mens van deze Kerk verkreeg de kennis aangaande het goede en ware zowel onmiddellijk vanuit God als door middel van zijn perceptie uit de Geestelijke Wereld. En hij verkreeg ze ook uit de natuurlijke dingen die hij door zijn verstand daarvan leerde. Op die laatste manier ontwikkelde zich de Kerk in de natuurlijke graad van die mens. De mens van die Kerk was als het ware in staat zijn/haar inzicht en wijsheid te vervolmaken. Er is ons geleerd dat die perceptie samenhing met zijn wil of liefde. De mens van de Oudste Kerk wist van hoedanige aarde de aandoeningen van zijn natuurlijke mens waren en heerste er dientengevolge over. Als de mens in en volgens de Goddelijke Orde leeft, heerst het geestelijke in hem en niet het natuurlijke. Dat is de betekenis van het feit dat Jehovah het gedierte des velds en het gevogelte des hemels naar Adam bracht om ze namen te geven. Maar die geestelijke perceptie werd steeds minder en ging ten slotte geheel verloren bij de mensen en daarmede ook de wetenschap van de overeenstemmingen en dientengevolge de vergemeenschapping en verbinding van de mensen met de Engelen des Hemels.

De staat van de mensen van de Oudste Kerk was veranderd. De Kerk in hen was niet langer hemels; hun ziel of binnenste sloot zich daardoor toe voor de Heer, want zij hadden Zijn liefde verworpen. Dientengevolge stichtte de Heer van de overblijfselen van die Kerk in de mensheid een nieuwe Kerk, een Geestelijke Kerk. De staat van de morgen van de Kerk in de mensheid werd de staat van de dag en de ‘zuigeling’ werd als het ware een ‘volwassene’. Jehovah God had verlossing beloofd en in die staat werd de mensheid van buiten af oftewel door middel van zijn zintuigen onderricht, dus door middel van zijn natuurlijk verstaan van de Goddelijke Openbaringen. Daardoor schreed de mensheid in feite voort in haar geestelijke ontwikkeling. Zij kreeg inzicht, wat een geestelijke staat is en was weer bekend met de Heer, zij het door middel van met de zintuigen verworven kennis. De Oude of Noachitische Kerk had een aanvang genomen en begon zich te ontwikkelen. De mensheid was nu in een geestelijke staat, want haar hemelse graad was gesloten. In de Ark werden ook beesten binnengeleid. En beesten betekenen aandoeningen. Denk eraan dat ze zowel met de geestelijke als de natuurlijke aandoeningen overeenstemmen, dat wil zeggen, zowel met de liefde tot de Heer en jegens de naaste als met de eigenliefde en die van de wereld, want de wil van de mens beheerste toen zijn verstand en misleidde hem zodoende. Terwijl de Oudste Kerk oorspronkelijk in de liefde tot de Heer was, was de Oude Kerk oorspronkelijk in de liefde jegens de naaste en dat was toen haar leer en eredienst. In de staat van de Oude Kerk werden de mensheid geestelijke waarheden onderwezen en was haar leer die van de naastenliefde. Dat zien we uitgebeeld in ‘de boog in de wolken oftewel de regenboog’, waarvan in het Woord sprake is. Het licht van de Hemel is geestelijk. Licht stemt overeen met het ware dat vanuit de Heer voortgaat en Goddelijk is. Dit geeft ons enig begrip hoe de hervorming en wederverwekkiing van de mens door de Heer door middel van hemelse en geestelijke waarheden bewerkstelligd wordt. In die mens schijnen geestelijke, echte waarheden door natuurlijke waarheden heen. De natuurlijke waarheden worden daardoor doorschijnend. Er is ons geleerd dat in uitwendige waarheden inwendige waarheden verborgen liggen, want er is een overeenstemming tussen Goddelijke Waarheden en natuurlijke waarheden. Die overeenstemming was van het grootste belang in die Kerk en werd geleerd in ‘de wetenschap der overeenstemmingen’, welke toen de wetenschap der wetenschappen was.

In de derde lezing – die over de Israelitische en Joodse Kerk – hebben wij gesproken over de staat van de avond van de mensheid, haar verval en uiteindelijke verwoesting. De mensen werden niet langer door het geestelijke en inwendige geregeerd, maar werden geheel overheerst door hun eigen uitwendige en natuurlijke. De hemelse en de geestelijke staat, waarin de mensen de Tegenwoordigheid van God waarnamen en erkenden – de staat van de liefde tot de Heer en die van de naastenliefde jegens de naaste, bestonden niet langer in hen. De Israelitische en Joodse Kerk was een uitbeeldende Kerk en later de uitbeelding van een Kerk. Alle dingen met betrekking tot de staat van de Kerk in de mensen werden uitbeeldingen van hemelse en geestelijke zaken. Er werden aan de mensen die in die staat in het natuurlijke goede waren, alleen maar de meest uitwendige of natuurlijke waarheden onthuld. Zelfs die openbaringen gingen verloren en hun eredienst ging hoofdzakelijk uit offeranden bestaan. Daarom was het die Kerk verboden gesneden beelden, de gelijkenissen van iets, te maken. Zij hadden de Tien Geboden op twee stenen tafelen met Gods vinger beschreven, ontvangen en het werd hun toegestaan een Tabernakel en later een Tempel te bouwen, waar in het heilige der Heiligen de Ark met de Tafelen, waarop de Tien Geboden stonden, geplaatst werd. In die Tabernakel en Tempel hielden zij hun erediensten voor Jehovah, hun God.

Dat moest voor hen de woonplaats zijn van Jehovah. De reden waarom hun dat geboden werd, was dat zij niet tot afgoderij en magie mochten vervallen, zoals andere naties, met name de Egyptenaren. Ook deze kerk bij de mensheid en in de afzonderlijke mens kwam tot verval. Maar inwendig gezien was dit alles de voorbereiding van de Komst van Jehovah God op aarde en in de afzonderlijke mens voor zijn verlossing, wederverwekking en zaliging.

Toen er niets van de kerk in de mensheid overgebleven was, kwam de Heer Zelf op aarde en stichtte Hij een nieuwe Kerk die in de historische zin de Primitieve Kerk wordt genoemd. Later heette ze de Christelijke Kerk, maar zij was dit slechts in naam, want haar leden hadden de verering van de ene God veranderd in die van drie goden. Bij de eerste Advent of Komst van de Heer zag die kerk Hem als de God van Hemel en aarde in een Menselijke Vorm. Zij begreep niet dat ook Zijn Menselijke Goddelijk is. Terwijl de Heer op aarde was, onthulde Hij innerlijke waarheden van het Woord, van de Kerk en van de Eredienst door ze zijn discipelen en volgelingen te onderwijzen. Later werden ze opgeschreven en verzameld in het Nieuwe Testament. Op die manier kon door Zijn Komst in een mens het boze gescheiden worden van het goede. De leer die daarmede onderwezen werd, kon tot een leven dienovereenkomstig leiden. In de staat van de Christelijke Kerk in de mens werden hem zodoende Goddelijke Waarheden gegeven met betrekking tot de Heer Zelf, de liefde tot Hem en jegens de naaste, en het geloof. Iedereen kan die in het Nieuwe Testament lezen. Deze kerk was, wat haar uitwendige staat betreft, in de staat van de avond en daarna in die van de nacht, wat enerzijds tot haar einde leidde. Maar anderzijds was en is het het begin van een nieuwe Geestelijke Kerk in de mens die daarvoor ontvankelijk was en is. In de louter uitwendige Christelijke Kerk had de mens de uitwendige natuurlijke waarheden veranderd in valsheden. Dit moest/moet de mens als het ware uit zijn gemoed verwijderen, opdat de Heer een nieuw redelijke in hem kon/kan vormen.

 

Deel 2

Net als de voorgaande Kerken kwam ook deze Kerk ten einde, omdat er geen enkel goede en ware in de mensheid overbleef dat de Kerk bij haar tot de ware Kerk maakt. Op de uitwendig natuurlijke wijze gezien schijnt het dat de ontwikkeling van ook deze Kerk eindigde in verlatenheid en verwoesting. Enerzijds kwam de louter uitwendige kerk in de mensheid ten einde, maar anderzijds was dat in de individuele mens, die daarvoor ontvankelijk was, de voorbereiding voor een geheel nieuwe opneming binnenin hem van de goedheden en waarheden van de Heer, opdat Hij in zijn gemoed zou kunnen wonen en regeren. Want het Koninkrijk van God is binnenin de mens, en vandaar in zijn uitwendige, oftewel in zijn Hemel en vandaar op zijn aarde. Wij hebben bij de beschrijving van de vier Kerken de ontwikkeling van de ware Kerk in de mens aangetoond, de kringloop des levens, die te vergelijken is met de natuurlijke kringloop van ontvangenis, geboorte, groei van kindsheid tot ouderdom en ten slotte dood. Het is de kringloop van alles in de natuur, van planten en dieren, die na de voleinding ervan voortgaat in een nieuw orgaan. De zaden of overblijfselen van een zodanig leven zetten zich voort in de ‘nakomelingen’ die ontvangen en geboren worden.

Maar dit schijnbare leven van de mensheid is niet het echte leven van een mens; het echte leven sterft niet. Een mens is niet alleen een uitwendig natuurlijk wezen, maar ook een Geestelijk Wezen en in zijn geestelijke graad woont het leven vanuit de Heer, werkt daar en leeft daar als het ware. In de staten van de Kerk waarin een mens kan komen gedurende zijn leven op aarde, is er een zaad – een overblijfsel – in ieder mens dat een nieuwe geestelijk leven in hem kan voortbrengen. Dat leven is als het ware bij de meeste mensen ‘dood’. Want zij zijn niet meer dan het beest, dat geen geest of ziel heeft. De mens is geschapen met een ziel en een gemoed. Hij heeft een wil en een verstand. Dat zijn geen natuurlijke dingen of zaken, maar geestelijke dingen. Om volledig te zijn moet de kringloop des levens van de mens beginnen bij de Heer en bij Hem eindigen. Dat zal geschieden als de echte Nieuwe Kerk vanuit de Heer in hem gesticht is en zich in hem ontwikkeld heeft, als hij wederverwekt is tot een Engel van de Derde of Binnenste Hemel.

In de voorafgaande staat van de mens, dat wil zeggen, van de aan de staat van de Kerk in het gemoed van de mens voorafgaande staat, maakt hij zich als het ware uit zichzelf de kennis eigen waardoor hij van een louter natuurlijke staat tot een geestelijke staat kan komen, als hij naar die kennis gaat leven. Dan komt hij nader tot de Hemel en begint de kringloop van het geestelijk leven, welke leidt tot het invloeien van het goede in het ware dat deze mens heeft en wordt het ware bij hem het receptakel van het goede. Dit gebeurt als het natuurlijk ware van de letterlijke zin van het Woord bij hem het geestelijk ware wordt. Een mens moet het ware weten, het verstaan of begrijpen, het willen en het doen of ernaar handelen, want het geestelijk leven van ieder mens begint met het ware te weten. Als hij het weet en begint er naar zijn beste vermogen naar te leven, gaat hij het steeds helderder verstaan en het niet alleen uit gehoorzaamheid willen, maar uit een nieuwe bij hem gevormde wil. En dan gaat hij er steeds meer naar handelen zoals de Heer dat bedoeld heeft. Dat is de kringloop van de hervorming en wederverwekking van de mens. Als hij die eenmaal doorlopen heeft, begint een nieuwe, meer innerlijke kringloop van innerlijker weten, verstaan, willen en doen.

Iedereen kan uit de letterlijke zin van het Nieuwe Testament leren dat er een staat komt waarin elk mens geoordeeld zal worden en dat hij dan in een nieuwe staat zal komen. Uiteindelijk is dat de staat van de Nieuwe Kerk in de mens, dat wil zeggen, van de stichting van de Nieuwe Kerk in zijn gemoed, waarin de geestelijke liefde van de Heer en jegens de naaste in hem zal regeren. Wat is die Nieuwe Kerk? In de letterlijke zin van het Oude en Nieuwe Testament wordt ons geopenbaard dat de Nieuwe Kerk zal komen. Maar er wordt niet letterlijk geleerd van welke aard ze precies zal zijn. Dat gebeurt in het Derde Testament, dat het Woord is van het Goddelijk Menselijke, geschreven door Emanuel Swedenborg, daartoe geïnspireerd door de Heer God. In de letterlijke zin van het Oude en Nieuwe Testament wordt de Komst van de Nieuwe Kerk niet voorzegd, maar wel in de geestelijke-historische zin. In het Woord van het Goddelijk Menselijke het Derde Testament waarin aan allen die de waarheid zoeken, de leerstellingen en canons ervan worden onderwezen en de waarheid van de Komst en de Stichting ervan op aarde wordt geleerd.

In het Boek De Openbaring staat een profetie met betrekking tot de geestelijk-historische zin. Maar pas toen de Nieuwe Kerk op aarde gevestigd kon worden, kon wat daar voorzegd werd niet alleen maar overeenkomstig de letterlijke zin begrepen worden. De echte zin, het echte ware, bleef voor de mensheid verborgen totdat de Nieuwe Kerk op aarde gevestigd kon worden. Daardoor kunnen de mensen nu de nieuwe Openbaring uit een nieuw redelijke verstaan, als dat bij hen gevormd kan worden. Als de Heer niet op aarde gekomen was en het menselijke had aangenomen, zou Hij onzichtbaar gebleven zijn voor de mensen en zou Hij niet erkend zijn als de ene God van Hemel en aarde. De Eerste Christelijke Kerk was niet in staat de geestelijke betekenis van het Oude en Nieuwe Testament te verstaan. En toen de eigenliefde bij haar leden de overhand kreeg, verdraaiden en vernietigden zij dientengevolge de echte waarheden van het Woord. Haar leerstellingen werden vals en verdeelden de Heer in drie personen, zoals men in hun geloofsbelijdenis kan lezen.

In de volheid der tijden werd de Nieuwe Kerk bij de mensheid gesticht. Het ontstaan ervan wordt gezien als de Wederkomst van de Heer als het Ware, geopenbaard in het Derde Testament. Deze nieuwe Kerk, werd op aarde eerst gevestigd in hen die Jehovah niet kenden. In hen die in het Woord heidenen genoemd worden, is er geen vals beginsel dat zich tegen het ware en het geloof erin verzet, aangezien zij die waarheden niet kenden. De evangelisatie van de oude Christelijke Kerken geschiedde in de eerste plaats onder andere naties dan de Israëlitische. De joden verwierpen over het algemeen het Christendom. (Zo lang als de leer van die Christelijke Kerken in de wil en het verstand van de mensen blijft, kan de Nieuwe Kerk niet door hen aanvaard worden, maar bestrijden ze haar.) Heidenen waren zij die niet, zoals de joden en Israëlieten, en zoals de Christenen van de oude Kerken, bekend waren met het Woord toen de Nieuwe Kerk ten slotte op aarde ontstond. De Nieuwe Kerk werd/wordt dan ook geïnstaureerd of opgericht in hen die in het goede van de liefde en het goede van het geloof waren/zijn. Dat wil zeggen, in hen die de Heer werkelijk liefhebben en die liefde tonen in en door hun leven. Onder het goede van het geloof wordt in algemene zin de naastenliefde verstaan, dus de liefde jegens de naaste. Die liefde is in de mensen die de leerstellingen waarin ze geloven, niet bevestigd hebben met hun natuurlijke wil en verstand of van anderen overgenomen hebben. Ze zijn vanuit de Heer, in het binnenste van hen en zijn geestelijk. De Heer heeft hun die goedheden en waarheden of die naastenliefde en dat geloof door middel van het weten van het goede en ware van het Woord, geleerd.

De Komst van de Nieuwe Kerk geschiedt in de mens door middel van het weten en erkennen van het Goddelijk Ware binnenin verschijningsvormen ervan, dat wil zeggen vanuit de Heer. Deze Kerk wordt dan ook daar gesticht waar de Heer erkend wordt als de ene en enige God, de Heer van Hemel en aarde, het Goddelijk Menselijke. De Nieuwe Kerk neemt een aanvang in een mens doordat hij de Heer leert kennen in Zijn Goddelijk Menselijke, want de Heer heeft Zijn menselijke Goddelijk gemaakt, dus het Goddelijk Menselijke, en Hij is de ene en enige God van Hemel en aarde. De oude Christelijke Kerken hebben weliswaar het Oude en Nieuwe Testament, dat hen vele dingen over de Heer leert, maar zij erkennen Hem niet als de ene en enige God van Hemel en aarde, zoals blijkt uit hun dogma’s.

Men kan zeggen dat die Testamenten deel uitmaken van hun kerk, maar dé Kerk is geen deel van hun gemoed. Ze zijn hoogstens in het uitwendige van de Kerk ten aanzien van de naastenliefde en het geloof. Toch kan in een dergelijke staat de Heer tot hen komen. De staat van een mens van een dergelijke kerk is een louter natuurlijke of uitwendige staat. En de ‘waarheden’ die hij gelooft, zijn hoogstens uitwendige of natuurlijke verschijningsvormen van het ware. Als zodanig kunnen het uitbeeldingen zijn van geestelijke dingen, zoals naastenliefde en geloof. Maar ondanks zijn uitwendige, natuurlijke staat kan een mens tot een nieuw geloof, een nieuwe waarheid, gebracht worden, als hij vanuit de Heer een nieuwe liefde en een nieuwe naastenliefde opneemt. Zo’n begin van de Nieuwe Kerk in de natuurlijke staat van een mens is evenzeer een deel van de Nieuwe Kerk als het dat is bij hen die in een geestelijke staat komen.

Deel 3

De leer van de Nieuwe Kerk begon zich vanuit de liefde voor het ware, die in geestelijke zin vanuit het goede des levens is, te ontwikkelen. Het goede des levens vloeit voort uit de wil van de mens en bestaat uit het doen van het goede vanuit het inwendig goede, dat wil zeggen, vanuit de Heer binnenin hem. De liefde van het goede en van het ware vloeien bij een mens in naarmate de boosheden en valsheden uit zijn gemoed verwijderd worden, dat wil zeggen, naarmate de liefde voor de Heer en voor Zijn waarheden groeit, en dientengevolge de dogma’s van de oude Christelijke Kerken, die voortkomen uit het letterlijk of uitwendig verstaan van de natuurlijke zin van de Bijbel, verwijderd worden. Dan staat die mens open voor het leren, weten en erkennen van nieuwe leerstellingen. In dit proces zijn er verleidingen en is er een oordeel, want tussen de oude dogma’s en de nieuwe leerstellingen is gedurende lange tijd strijd in de mens van de Nieuwe Kerk, met andere woorden, zijn er geestelijke verzoekingen.

Hieruit blijkt dat het Goddelijk Ware vanuit de Heer voortgaat naar de mens door middel van het weten en erkennen van de waarheden van het Woord. Dat is slechts het begin van een nieuwe Kerk in een mens. Door die erkentenis ontstaat er een nieuw leven in die mens dat hem met de Hemel verbindt, dat wil zeggen, dat zijn geestelijke verbindt met zijn natuurlijke. Wanneer vond het begin van de Nieuwe Kerk plaats en waar? Waar staat het geschreven dat zij die van de Nieuwe Kerk zullen zijn, een leer zullen hebben zoals die welke zoëven beschreven is? Iedereen die de Bijbel nauwlettend leest, weet dat de Heer Zijn Wederkomst in het Woord voorzegd heeft. Ik herinner u aan de teksten: Ziet, Hij komt met de wolken en alle oog zal Hem zien&…; (Openbaring 1: 7) en Gij hebt gezegd. Doch Ik zeg u: Van nu aan zult gij de Zoon des Mensen zien, zittende ter rechterhand van de kracht Gods, en komende op de wolken des Hemels (Mattheus 26: 63,64). En alsdan zal in de Hemel verschijnen het teken van de Zoon des Mensen &…; en (zij) zullen de Zoon des Mensen (de Zoon van de Mens) zien, komende op de wolken des Hemels, met grote kracht en heerlijkheid (Mattheus 26: 30).

Als men deze waarheden alleen ten aanzien van hun letterlijke betekenis verstaan, ziet men de Nieuwe Kerk helemaal niet, want dan heeft men nog geen enkel begrip van de echte of geestelijke betekenis ervan. Toch weten theologen en godsdienstleraren van de oude Christelijke Kerken dat er in deze woorden, en in het bijzonder in het Boek De Openbaring Goddelijke Waarheden over de Wederkomst van de Heer verborgen zijn. Ze hebben dan ook getracht te verklaren wat de Apostel Johannes in dat Boek over de Wederkomst van de Heer geschreven heeft. De dogma’s van de Oude Kerk berusten op de louter letterlijke zin en niet op de echte, inwendige of geestelijke betekenis. Ze leren dat de mens pas na de dood in een geestelijk leven komt. Sommigen verwerpen ook die gedachte en geloven dat ze op de dag des Oordeels hun natuurlijk lichaam zullen terugkrijgen en dan op deze wereld zullen voortleven. Zij leven op die wijze voort in de louter natuurlijke kringloop van het leven. Hij die echter werkelijk van de Nieuwe Kerk is, weet en is ervan doordrongen dat de waarheden van het Woord een geestelijke zin hebben want de goedheden en waarheden ervan zijn inwendig hemels en geestelijk, aangezien zij van God zijn en vanuit Hem voortgaan. Zij aanvaarden het Derde Testament als de nieuwe Openbaring die vanuit de Heer tot hen gekomen is als Zijn Wederkomst. De kringloop des levens van hen is geestelijk. Wij weten uit het Derde Testament dat met de wolken, waarover in de tekst die we zoëven gelezen hebben, gehandeld wordt, geen wolken in de letterlijke betekenis, zoals we die in de wereld zien, verstaan worden. In dat Goddelijk Woord wordt geleerd dat wolken overeenstemmen met de innerlijke betekenis ervan, de duisternis van het Goddelijk Ware. Het is dus mogelijk geworden de geestelijke zin van het Woord te leren kennen, alsmede echte waarheden. Pas toen de Heer Zichzelf verheerlijkt had en het Goddelijk Menselijke geworden was, werd dit mogelijk. Doch alleen in de mens in wie de Heer opnieuw is wedergekomen in Zijn Goddelijk Menselijke. Het Woord is vlees geworden, staat er in Johannes 1: 14. Dit betekent dat de Heer het Woord in laatsten geworden is. In het Woord van het Goddelijk Menselijke is de geestelijke betekenis van het Oude en Nieuwe Testament geopenbaard voor wie het verstaan. Dát betekent komende in de wolken des Hemels met grote kracht en heerlijkheid (Markus 13: 26).

Door de openbaring van het Goddelijk Ware, worden de mens niet alleen echte waarheden bekend gemaakt, maar ook de valsheden die zijn gemoed beheersen. Dit heeft zowel een oordeel als een voleinding van de dingen in hem die de Heer hebben verworpen ten gevolge, als verzoekingen ten aanzien van de dingen die van de Heer in hem zijn. Daardoor wordt de Nieuwe Christelijke Kerk in hem gesticht. Dit wordt in algemene zin beschreven in het Boek De Openbaring, maar pas nadat de inwendige, geestelijke zin ervan was onthuld, was het mogelijk voor ieder mens die te verstaan. We hebben gelezen of gehoord dat er aan het einde van de periode van de Oudste Kerk en het begin van die van de Oude Kerk, de zondvloed was. In dat verhaal wordt niet alleen verteld van het einde van de Oudste Kerk, maar ook van het begin van een nieuwe Kerk, de Oude Kerk geheten, uitgebeeld door Noach en zijn zoons. Het verhaalt hoe een mens van louter natuurlijk geestelijk wordt doordat hij gaat inzien dat het goede en ware geestelijke zaken zijn vanuit de Heer. Dat zij het leven van God in de mens zijn.

Uit de lezing over de Oudste Kerk hebben we begrepen dat die Kerk vanuit de Heer was opgericht en de hemelse mens was, en later een hemels-geestelijke mens, en dat de ontwikkeling ervan naar of in het wederverwekte-natuurlijke van de mens was. Het was hetzelfde met alle volgende Kerken; eerst werd het inwendige geformeerd of wederverwekt en daarna het uitwendige of natuurlijke. Dus net als bij de Oude Kerk, de Israëlitische en Joodse Kerk en ook de Christelijke Kerk is de inwendige ontwikkeling die van de echte Kerk in het gemoed van de mens. In het Boek De Apocalyps Onthuld en in het Boek De Apocalyps Ontvouwd wordt de stichting van de Nieuwe Kerk letterlijk geopenbaard en ook in het Boek De Openbaring waar in de hoofdstukken 2 en 3 gesproken wordt over de Engelen van de Zeven Gemeenten en in hoofdstuk 7 over de 144.000 verzegelden uit alle geslachten van de kinderen Israels. De denkfout die door de nakomelingen van de Eerste Christelijke Kerk gemaakt werd, was dat zij onder hetgeen door Johannes voorzegd werd, gebeurtenissen op deze aarde verstonden. Dat kwam doordat zij alleen de letterlijke betekenis ervan zagen en zodoende meenden dat die dingen te enigertijd letterlijk op aarde zouden gebeuren. Maar zelfs op grond van de letterlijke zin van wat daar beschreven staat, kunnen wij, als we die zorgvuldig en in een staat van geestelijke verlichting vanuit de Heer lezen, concluderen dat die zin niet het echte geestelijk ware onthult. Want Johannes schreef dat hij in de geest was, net als de profeten van het Oude Testament, die verhaalden wat zij zagen en hoorden als ze in de geest waren en door de Heer verlicht werden. Dat betekent dat Johannes en de profeten dan in een geestelijke staat waren en niet in een uitwendig natuurlijke staat, zoals de meesten van hun tijdgenoten voortdurend waren. Daarom worden onder de zeven Gemeenten geen zeven Gemeenten of Kerken (kerkelijke organisaties) in de natuurlijke wereld verstaan, maar wordt daarmede de ware Kerk in haar geheel beschreven ten aanzien van verschillende staten in de mensheid. Wat Johannes zag in de Geestelijke Wereld en in de Hemel, zoals de zeven sterren in de Rechterhand van de Heer, was wat hem geopenbaard werd in een uitbeeldende en aantonende zin. Hem werd gezegd dat ze de Nieuwe Kerk die op het punt stond neder te dalen uit de Hemel, uitbeeldden. Onder de zeven kandelaren wordt de Nieuwe Kerk op aarde die in verlichting uit de Heer zal zijn, verstaan.

De Nieuwe Kerk zal geformeerd worden uit hen wier hoedanigheid de innerlijke erkenning van de Heer als de ene en enige God van Hemel en aarde is. En haar leer zal zijn vanuit de Heer uit het goede der liefde door middel van het Woord. Deze worden onder het getal 144.000 verstaan, met welk getal 12 wordt aangeduid, wat het geloof van die Kerk betekent. De leer van de Nieuwe Kerk is de leer van de liefde en van de naastenliefde. Een mens wordt wederverwekt door de waarheden des geloofs, waarvoor hij een aandoening heeft en die hij zich derhalve als het ware eigen gemaakt heeft. Daarom zijn ze hem ook van nut, terwijl ze geen enkel nut hebben voor hem die ze wel weet en in zijn geheugen opgenomen heeft, maar ze niet werkelijk liefheeft. Een mens die werkelijk van de Nieuwe Kerk is, heeft er een zekere innerlijke gewaarwording van wat goed is en begint te verstaan wat waar is. Er zijn drie dingen die deel uitmaken van hen die wezenlijk van de Nieuwe Kerk zijn. Dat zijn: liefde tot de Heer, wijsheid vanuit de Heer en nut door middel van het inwendige verstaan of de perceptie. De eerste is zodanig als zijn heersende natuurlijke liefde is, de tweede is zodanig als zijn natuurlijk verstaan van het Woord is en is in wezen geestelijk en de derde is zodanig als de handelingen in zijn natuurlijke leven zijn en is pas werkelijk nuttig als het nut in wezen hemels is.

Deze hoedanigheden van de Nieuwe Kerk, die in het Derde Testament onthuld zijn, zijn geestelijke hoedanigheden die vanuit de Heer het inwendige van de mens binnenkomen en vandaar door zijn redelijke heen naar zijn natuurlijke tot in het laatste ervan kunnen nederdalen. In de echte Nieuwe Kerk des Heren heerst de hemelse liefde tot de Heer en de geestelijke liefde jegens de naaste of de naastenliefde in de mens van die Kerk. Dat is in de eerste plaats dankzij de Voorzienigheid van de Heer, in de tweede plaats door de liefde jegens de naaste of de naastenliefde van die mens, in de derde plaats door zijn gehoorzaamheid aan de waarheden van het Woord. Die mens heeft ook een zekere perceptie of innerlijke gewaarwording van wat het echte Nut is. Dit alles is de macht van het Goddelijk Menselijke in en bij hem/haar. Zijn geestelijke ontwikkeling geschiedt door verzoekingen die hij als uit zichzelf overwint. Deze verzoekingen worden veroorzaakt door de weerstand van zijn natuurlijke tegen de invloed van zijn geestelijke totdat de Wil van de Heer de wil van die mens geworden is en hij Hem en de naaste werkelijk gaat dienen.

 

Deel 4

Leerstellige waarheden van de Nieuwe Kerk worden in steeds meerdere mate in het gemoed van die mens ingeplant. Door gehoorzaamheid aan die waarheden uit de aandoening van het ware vanuit het goede, krijgt die mens inzicht. Dit vloeit voort vanuit de liefde en barmhartigheid van de Heer, waardoor de mens naastenliefde betracht, er zich een geweten in hem ontwikkelt en hij verbinding krijgt met de Heer en de Hemel. Naast het Goede des Levens, dat het Goddelijk Goede vanuit het Ware en het Goddelijk Ware vanuit het Goede is, is er de Hemelse Echtelijke Liefde of de Liefde van het Goede en Ware door het leven op aarde van een mens. Het is de Echtelijke Liefde van het Goede voor het Ware en van het Ware voor het Goede die het huwelijk maakt van het goede en ware in een mens en zodoende de Nieuwe Kerk in hem schept. Zo komt de leer van het goede en ware tot ontwikkeling en ten slotte het leven van het ware vanuit het goede.

Aangezien het goede en ware bij de mens van de Nieuwe Kerk van de Heer zijn en die twee de Kerk bij en in hem maken, en aangezien Hij het Goede en Ware in Zich verenigd heeft en zo het Goddelijk Menselijke is geworden, is Hij het Wezenlijke van de Kerk in de mens. En dit is het vanuit hetwelk die mens de Heer liefheeft en liefde jegens de naaste heeft of naastenliefde. Die twee wezenlijkheden van de Kerk zijn geestelijk en zijn des Heren in de mens. Maar vanwege de boosheden en valsheden in een mens worden die wezenlijke dingen voortdurend aangevallen en zouden ze, als de Heer ons niet barmhartig was, vernietigd worden. Wij weten dat de Nieuwe Kerk een geestelijke Kerk is, die in de Hemel is, waar ze niet vernietigd kán worden. Dat wordt ons verhaald in de geschiedenis van de twee profeten, de twee getuigen, waarover gehandeld wordt in het Boek De Openbaring en waar in het vervolg verhaald wordt dat het beest uit de afgrond opkwam en hun, dat wil zeggen, die goedheden en waarheden, de twee wezenlijke dingen van de Kerk, krijg aandeed. Dat herinnert ons ook aan de geschiedenis van de Vrouw, bekleed met de Zon en de Maan was onder haar voeten, die een Zoon baarde – een mannelijk Kind – dat werd weggerukt tot God en Zijn Troon, waar de echte Leer van het Goede en Ware niet vernietigd kon worden.

Dit alles duidt op het behoud van de Leer van de Nieuwe Kerk die pas voor vernietiging behoed kon worden toen op aarde de tijd was aangebroken dat ze kon nederdalen in de harten en gemoederen van mensen, in hun wil en hun verstand. Dit werd in de Geestelijke Wereld gezien en daar voltrok zich het laatste oordeel. Daar streed de Heer met alle boosheden en valsheden en overwon ze en onderwierp zodoende de hellen. We wijzen erop dat de onderwerping van de hellen en hun boosheden niet een strijd in deze wereld was, die zoals veel mensen geloven ergens in de toekomst zal plaatsvinden. Ze geschiedde in de Geestelijke Wereld en was een geestelijke strijd van goedheden en waarheden tegen boosheden en valsheden die vanbinnen plaatsvindt, dat wil zeggen, in het innerlijk van een mens en niet op aarde of in zijn uitwendig natuurlijke mens.

In het Boek De Openbaring openbaart het Woord niet de stichting van de Nieuwe Kerk op aarde, maar Het toont de opneming ervan in de Hemel aan, want deze Kerk daalt als Leer neder naar de mensheid vanuit het Goddelijk Woord van het Derde Testament. Op die wijze worden de waarheden van het Woord geopend voor het natuurlijk verstand van de mens die ervoor ontvankelijk is. Dit is uit de aandoening van die mens voor die waarheden uit liefde tot de Heer en jegens de naaste, en een leven dienovereenkomstig. Dan ontwikkelt zich de Kerk in hem, eerst in zijn inwendige en vervolgens in zijn natuurlijk gemoed. Dat wil zeggen dat ze nederdaalt in zijn natuurlijke mens, waar zij een nieuw redelijke vanuit de Heer vormt en daaruit een nieuw natuurlijke.

We hebben in eerdere lezingen aangetoond dat het Woord betrekking heeft op de Hemel en de Kerk, maar in het bijzonder op de Heer. Het Woord heeft geen betrekking op de natuurlijke geschiedenis van naties en volkeren, maar op geestelijke dingen, goedheden en waarheden en hun hoedanigheden, dus de Heer, de Hemel en de Kerk, uitgebeeld door de geschiedenis van naties en volkeren. Toch zijn dat, vanaf de tijd van Abraham, ware geschiedenissen. Ieder wetenschappelijk onderzoek betreffende de historische gebeurtenissen waarvan en mensen van wie in het Woord sprake is, heeft de waarheid ervan aangetoond, zoals, bijvoorbeeld, het tijdstip waar op het Laatste Oordeel, waarover in het Boek De Openbaring, gesproken wordt, in de Geestelijke Wereld plaatsvond. In onze natuurlijke wereld betrof dat het jaar 1757. Deze gebeurtenis wordt vermeld in het Woord van het Goddelijk Menselijke in de Boeken De Ware Christelijke Godsdienst, Het Laatste Oordeel en Het Vervolg over het Laatste Oordeel.

 De Wederkomst van de Heer hield twee dingen in, het Laatste Oordeel en daarna een Nieuwe Kerk (Apocalyps Onthuld 626). Ze vond plaats in de Geestelijke Wereld, waar toen de bozen gescheiden werden van de goeden, die verlost werden. Dat waren zij die de Heer liefhadden gehad en in Hem geloofd hadden. De Heer kwam weder om hen die van de Geestelijke Kerk waren en zijn, te behouden, want zij hebben gemeenschap en verbinding met de Heer door een nieuwe wil en een nieuw verstand. Dit betekent dat vanaf de tijd van de Eerste Komst van de Heer tot Zijn Wederkomst, die in onze tijd in het jaar 1757 plaatsvond, zij die in die periode gestorven waren en de reeds genoemde hoedanigheden hadden, door die Wederkomst van de Heer als het ware verlost konden worden en in de Hemel konden worden opgenomen. In wezen vormden zij een Nieuwe Hemel. Daarover wordt geschreven in het Boek De Openbaring, hoofdstuk 21, vers 1 en 2, waar staat: En ik zag een Nieuwe Hemel en een Nieuwe Aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik, Johannes, zag de Heilige Stad, het Nieuwe Jeruzalem, nederdalende vanuit God uit de hemel toebereid als een Bruid die voor haar Man versierd is. Dit betekent in de geestelijke zin dat dit de stichting uitbeeldt van de Nieuwe Kerk in de mens die er vanuit de Heer toe voorbereid is en die het Ware is dat geopenbaard is in het door Emanuel Swedenborg geschreven hem vanuit de Heer geïnspireerde Derde Testament.

Een mens die tot de Nieuwe Kerk behoort, gelooft en erkent dat het Woord een inwendige, geestelijke betekenis heeft en dat er daardoor door middel van het Woord verbinding is van de mens en zijn natuurlijke dingen met de Heer en de Hemel, dus met de geestelijke dingen, omdat er overeenstemming is. Hij begrijpt ook dat de Nieuwe Kerk een geestelijke Kerk is en zal zijn, die de Heer door Zijn Wederkomst in ieder mens die zich voor Hem openstelt, zal verlossen. Maar het begin ervan op aarde, dat wil zeggen, in de gemoederen van mensen is schijnbaar een begin in een natuurlijke staat, hoewel het inwendig een begin in een geestelijke staat is. Mettertijd wordt die bewuste natuurlijke staat een bewuste geestelijke staat, als de mens leeft volgens de waarheden van het Woord, zoals hij die in zijn staat ziet en gelooft. Die mens weet dat er een inwendige zin is die overeenstemt met zijn natuurlijk verstaan van het Woord, voorzover dat een echt verstaan is. De waarheden van de Nieuwe Kerk ontwikkelen in zo’n mens een nieuwe wil en een nieuw verstand, als hij/zij ernaar leeft. Dat is zijn wederverwekking of verlossing.

De waarheden worden in het geestelijk gemoed van de ontvankelijke mens ontvangen en zij worden in zijn natuurlijk gemoed geboren. Door de erkenning van de waarheden, dat wil zeggen, door de willijke opneming ervan in zijn gedachten, wordt een mens van de Nieuwe Kerk door de Heer geleid. Daardoor gaat hij ook de geestelijke betekenis van het Woord steeds meer verstaan en komt het Koninkrijk des Heren meer en meer in hem tot ontstaan. Deze mens verstaat onder God het Goddelijke in Zich en onder Jezus Christus het Goddelijk Menselijke. Dat wordt eveneens verstaan onder ‘de Zoon van God’ en onder ‘het Woord’. Die twee, het Goddelijke en het Goddelijk Menselijke, zijn éen Ziel en éen Lichaam. Dat een mens van de Nieuwe Kerk is, blijkt daaruit dat hij/zij volgens de Geboden van de Heer leeft en daardoor hervormd wordt. In de eerste plaats doet hij afstand van valse redeneringen en in de tweede plaats neemt hij vanuit de Heer steeds meer Zijn waarheden uit het Goede op. Dit proces heeft het einde van de huidige Kerk in zijn gemoed ten gevolge en het begin van Des Heren Nieuwe Kerk. Maar dat brengt een strijd of worsteling in zijn geestelijk leven met zich mede. Vergelijkt u slechts het verhaal over Adam en Eva, zoals het beschreven staat in Genesis, met wat er staat in het Boek De Openbaring. Ik citeer: Zie, Ik kom als een dief. Zalig is hij, die waakt en zijn klederen bewaart, opdat hij niet naakt wandele, en men zijn schaamte niet zie (Openbaring 16: 15). U weet uit het Derde Testament dat ‘naakt wandelen’ hier betekent ‘zonder het ware’ en dat met ‘zijn schaamte’ de onreine of helse liefden bedoeld worden. De mens van de Oudste Kerk werd voorgesteld als zijnde ‘naakt’, totdat het boze bezit van hem nam en hij niet langer volgens het ware leefde.

 

Deel 5

Voor de mens van de Nieuwe Kerk in ons is het Woord doorzichtig, met andere woorden, hij ziet iets van de geestelijke betekenis ervan en begrijpt het zo beter. Het is het Goddelijk Ware dat de waarheden die deze mens ziet, voor hem onthult. Dit komt doordat die mens leeft volgens de leringen van het Woord waarvan hij enig begrip heeft. Voor die mens schijnt de Heer als het ware door de letter van het Woord heen, als hij het leest, en ziet hij zo iets van de geestelijke zin ervan. Er zijn twee wezenlijke dingen betreffende de Leer van de Nieuwe Kerk die door de letterlijke zin van het Woord bevestigd worden en waarvan de innerlijke zin als het ware door de letter heen schijnt – de Leer aangaande de Heer, en de Leer aangaande het leven volgens Zijn Geboden. De echte mens van de Nieuwe Kerk heeft de Heer boven alles lief en heeft geloof in Hem. En hij onderhoudt Zijn Geboden die hem leren hoedanig de liefde tot de Heer en jegens de Naaste is.

Door het natuurlijke licht, dat wil zeggen, door het louter natuurlijke verstaan van het Woord, kan een mens de geestelijke waarheden ervan niet verstaan. Maar als een mens van de Kerk het Woord leest en de waarheden daarin in iets van het Geestelijk Licht ziet, terwijl hij de letter in het natuurlijke licht leest, wordt hij geestelijk verlicht en ziet hij Goddelijke waarheden, want de voorwerpen van het Geestelijk Licht zijn in wezen Waarheden die hij als verschijningsvormen van het Ware ziet. Door dat proces ontstaat een nieuw Redelijk gemoed. Dat Redelijke van de mens van de Kerk is het receptakel (opnemende vat) van het Geestelijk Licht dat uit de Hemel komt. In de Nieuwe Kerk is het Uitwendige verbonden met het Inwendige, want in die Kerk wordt, voorzover het werkelijk Des Heren Nieuwe Kerk is, de Heer Zelf in Zijn Goddelijk Menselijke uit Hetwelk Zij is, benaderd, aangebeden en vereerd. Want de Heer is de Tempel van de Nieuwe Kerk. Daarheen gaat de mens van die Kerk om Hem te aanbidden.

Het is duidelijk voor de mens in wie de Nieuwe Kerk geformeerd is dat de ondergang van de wereld, beschreven in de letterlijke zin van het Boek De Openbaring, niet de verwoesting van de natuurlijke aarde, waarop wij wonen, betreft. Die tekst beschrijft in feite het Laatste Oordeel over diegenen die vanaf de tijd dat de Heer op aarde kwam en een menselijke aannam, gestorven waren en naar de Geestelijke Wereld waren gegaan, totdat Hij wederkwam. In de Geestelijke Wereld werd toen Orde geschapen. Zij die boos en vals waren, werden in de hel geworpen en uit hen die goed en waar waren, werd een Nieuwe Hemel geformeerd. (Of beter gezegd, de boosheden en valsheden in ieder mens werden samengebracht in zijn ‘hel’ en de goedheden en waarheden in ieder van hen werden, voorzover zij vanuit de Heer waren, tot de ‘Nieuwe Hemel’ in hen gevormd.) Zo ontstond de Christelijke Nieuwe Hemel uit diegenen uit Christelijke Kerken wier ogen de Heer had kunnen openen, zodat zij Hem aanbaden als de ene en enige God, en overeenkomstig Zijn Geboden geleefd hadden volgens de wezenlijke betekenis ervan en die dientengevolge (vandaar) ‘de Naastenliefde en het Geloof hebben’ (Apocalyps Onthuld 876).

De Stichting van de Nieuwe Kerk gebeurde in de Geestelijke Wereld en ze vond plaats in deze natuurlijke wereld in het jaar 1770. Maar die historische gebeurtenis is van geen enkele wezenlijke betekenis voor onszelf, tenzij de Heer Zijn Nieuwe Kerk in ieder van ons kan oprichten, hetgeen dan in ons gemoed de Wederkomst van de Heer is. Die Wederkomst geschiedt door middel van de Leer vanuit het Woord in Zijn drie Testamenten. De Heer Zelf is die Leer en als de mens haar opneemt en tot leidraad voor zijn leven maakt, kan en zal de Heer de Nieuwe Kerk in hem stichten.

Dat is de verbinding van de Heer met de mens en van de mens met de Heer, die onverbrekelijk zal zijn. Dat is Des Heren Nieuwe Kerk, het Nieuwe Jeruzalem, de Bruid en Echtgenote des Heren vanuit Wien zowel al het Goede als al het Ware voortgaat. Er is een Orde in de Schepping vanuit de Heer van de nieuwe mens. Eerst wordt het Hemelse van die mens geformeerd, dan het Geestelijke en ten slotte het Natuurlijke, want het Leven gaat vanuit God voort tot in de buitenste dingen. Bij die Wederverwekking van een mens is er eerst iets van bewustwording van de Tegenwoordigheid van de Heer in zijn binnenste of ziel als een aandoening. Datgene waarvan de mens zich enigszins bewust wordt, is van het Goddelijk Menselijke van de Heer. Dit wordt in het Woord ‘de Tabernakel Gods bij de mensen’ genoemd. De Tegenwoordigheid van de Heer bij de mensen is weer mogelijk geworden, zoals zij dat bij de mensen van de Oudste Kerk was. Maar het verschil is dat zij die van de Nieuwe Kerk zijn, niet langer in de onschuld van de kindsheid zijn, maar in de onschuld van de wijsheid. Beide zijn van de Heer bij de mens, maar de onschuld van de kindsheid is de onschuld van het geestelijke kind in hem/haar. En de onschuld van de wijsheid is de onschuld van de (geestelijke) volwassene. Er is een wederkerige verbinding van de Heer met de mens en van de mens met de Heer. Want de Heer woont in het bewuste leven van de wederverwekte mens en de wederverwekte mens woont in de sfeer van de Liefde van de Heer. Die wederkerige verbinding ontstaat doordat de mens leeft overeenkomstig de waarheden die hem uit het Woord onderwezen zijn. En de Heer kan in het bewuste van die mens wonen, omdat de boosheden en valsheden die hem tevoren beheersten, als het ware verwijderd zijn. En alle droefenis, vrees en verzoeking zijn dan uit zijn geheugen gewist, want de Heer heeft ze weggenomen.

Dat binnenste of hemelse bij de mens is het begin van de Nieuwe Kerk in hem. Aanvankelijk wordt ze de Bruid genoemd, want ze staat op het punt om met de Heer verbonden te worden, zoals een echtgenote met haar echtgenoot. Dat binnenste of hemelse vloeit als het ware in het geestelijke dat vanuit de Heer leeft en dat het leven van de mens is. Het lichaam is slechts het opnemende vat. Zo krijgt de mens inzicht en wordt hij ten slotte wijs. Een Kerk is Kerk overeenkomstig de leer ervan en derhalve is de Kerk de ware Kerk uit de ware leer en het leven dienovereenkomstig van haar leden. Als zij het Woord lezen en de leer daaruit werkelijk weten en verstaan, schijnt de geestelijke zin ervan als het ware door de letterlijke zin heen.

Zij die in de ware zin van het woord van de Nieuwe Kerk worden, zijn zij die de Heer liefhebben en Hem volgen door te leven overeenkomstig Zijn Woord. In het begin verstaan zij het Woord slechts op natuurlijke wijze. Dan zijn zij nog in het uitwendige van de Nieuwe Kerk dat, net als de vorige Kerken, een uitbeeldende Kerk bij die mensen is. In die staat van de Kerk kunnen zij vanuit de Heer ertoe geleid worden iets van de innerlijke zin van het Woord te gaan zien, zodat zij iets meer weten en verstaan van de waarheden van het Woord, omdat zij de Heer geloven en Hem en Zijn waarheden erkennen. Hun gehoorzaamheid aan de Geboden van de Heer komt voort uit Zijn Goede, Zijn Liefde, die Hij ieder mens wil geven en die zij als uit zichzelf hebben opgenomen. Dan verstaan zij de goedheden en waarheden van het Woord niet langer in de natuurlijke zin, maar vanuit de Heer binnenin hen. Want dan verstaat de Geestelijke Mens in hen het Woord in het Licht van de Hemel. Dat Hemelse Licht vloeit vanuit God Zelf als de Zon van de geestelijke wereld bij hen in en opent hun geestelijke ogen, zodat zij Zijn waarheden beter verstaan, meer gehoorzamen en vollediger naar leven, doordat de Liefde of het Goede van de Heer bij hen invloeit, waardoor zij handelen overeenkomstig de wetten der Naastenliefde. Dat maakt dat de Kerk in de mens een Geestelijke Kerk wordt. De Nieuwe Kerk in het algemeen en in het bijzonder, dat wil zeggen, in allen die ertoe behoren, en in éen mens, is uitwendig en inwendig, natuurlijk en geestelijk. Daardoor kunnen wij in deze wereld de eredienst op natuurlijke wijze én op geestelijke wijze beoefenen. Want de Heer, die het Goddelijk Menselijke binnenin de mens is, is de Tempel van de Nieuwe Kerk. Hij moet op geestelijke wijze aanbeden worden, terwijl wij als het ware Hem op natuurlijke wijze aanbidden in de gebouwen waarin we de eredienst beoefenen. Die Tempels, waarin de erediensten voor de Heer plaatsvinden, zijn er zowel in de Hemelen als in deze natuurlijke wereld.

Het Einde