door Ds. Paul Boot
Door alle eeuwen heen zijn er aan verschillende mensen op verschillende tijden en plaatsen engelen verschenen en bij hen aanwezig geweest. Ze hebben met de mensen op aarde gesproken. Dat is iets wat velen vandaag de dag nog geloven. Ik denk dat dat niets nieuws voor u is. Maar kan iemand de engelen zien, of kunnen maar enkele bevoorrechte mensen hen zien? Als dat laatste het geval is, hoe zien die hen dan en waarom kunnen zij het? We kunnen in de Bijbel verhalen lezen over engelen die in het verleden aan verschillende mensen verschenen, aan sommigen verschenen ze dan in dromen en aan anderen als ze wakker waren. Hoe zagen ze hen?
Laat me u vragen: Wat zijn naar uw mening engelen? Gelooft u erin? Zijn het mensen zoals wij? Of zijn ze geschapen als bijzondere wezens die de mensheid als helpers van God dienen? Laten we de vraag of het menselijke wezens zijn of dat ze speciaal geschapen zijn even terzijde leggen. Die vraag zal ik later in deze lezing beantwoorden. Als u het met mij eens bent dat engelen de mensheid op de een of andere manier van dienst zijn door hun gehoorzaamheid aan de Heer, vraag ik u: Hoe helpen ze ons dan? Doen ze dat door wonderen te verrichten of door ons goede raad te geven? Komen ze alleen bij speciale mensen? En als dat zo is, waarom is dat zo? Hedendaagse getuigenissen erover schijnen daarop te wijzen, als u de talrijke verslagen leest die verschillende mensen erover geschreven hebben. Deze vragen en nog vele andere die men zich gesteld heeft, zijn er de oorzaak van dat er heden ten dage zó veel belangstelling voor dit onderwerp is dat u het verbazingwekkend zou kunnen noemen.
Er is mij verteld dat het woord engel, in de oorspronkelijke Hebreeuwse taal, ‘gezondene’ betekent. We kunnen dus begrijpen waarom ze dikwijls aangeduid worden als ‘boodschappers’ uit de Hemel. Wat zijn dat voor boodschappers en waarom worden ze blijkbaar alleen naar bepaalde mensen gezonden? Moeten zij die mensen door een moeilijke periode in hun leven helpen? Wat nog belangrijker is, waarom worden ze überhaupt tot hen gezonden? Er zijn nog veel meer vragen. Zijn er ook juiste antwoorden op? Er zijn veel boeken over engelen geschreven, waarin op zijn minst geprobeerd is een antwoord op die vragen te geven. Wat gelooft ú met betrekking tot engelen?
Kunt u geloven dat de engelen veel belangrijker zijn voor de mensheid dan de voorstelling die wij er heden ten dage van hebben, doet vermoeden? Laat mij dat uitleggen. Zonder engelen zouden we geen gemeenschap hebben met de Heer God en zou ons bestaan verdoemd zijn. In zekere zin danken we ons leven aan de engelen. Ons leven blijft in stand door de aanwezigheid van engelen bij ons. Zonder hen zou niemand naar de Hemel kunnen gaan. Iedereen zou naar de hel gaan. U kunt dus begrijpen waarom ze veel belangrijker zijn dan de voorstelling die men door het lezen van ervaringen van anderen, hoe wonderbaarlijk die ook geweest mogen zijn, van hen gekregen heeft. Hoe hebben de engelen gemeenschap met ons? In de eerste plaats zijn ze veel meer dan alleen boodschappers. Zij brengen ons, als het ware, het Leven. Het Leven dat van de Heer is, niet van hen of ons. De engelen zijn -als het ware- vaten die gevormd zijn om het leven te bevatten. Ze moeten dat leven met anderen en met ons delen door hun samenleven of omgaan met de mensheid. Om te begrijpen hoe de engelen het leven bij ons brengen, moeten we weten wat bedoeld wordt met het leven. God is het Leven, God is de Liefde en de Wijsheid Zelf. U kunt inzien dat men iets van godsdienstig leven moet hebben en ernaar moet handelen, dat wil zeggen, enig geloof hebben om te begrijpen wat het leven is en wat engelen zijn. Het leven van God is Goddelijke Liefde en Goddelijke Wijsheid. Dat Leven gaat voort, schept, onderhoudt en verwekt weder. Het verlost de mens zodat hij de liefde van de Heer kan ontvangen en eeuwig vreugdevol kan leven. Gods Leven – Zijn Liefde en Waarheid, want dat ís het Leven van de Heer – daalt uit Hem neder naar de hele schepping en in het bijzonder naar de mensheid. De Heer blaast door middel van Zijn Woord, als het ware, leven in de mens, de adem van Zijn Leven. Dat schijnt misschien moeilijk te begrijpen. Maar in de Heer, als het Woord, als wat Waar en wat Goed is, is het Zijn en het Wezen van Hem. Heden te dage komt de Liefde van de Heer tot ons door middel van de geopenbaarde Waarheid. Als we die niet alleen weten, maar er ook naar handelen, omdat het de Waarheid van God is, aanvaarden wij het Woord als iets wat van Hem komt. Zonder het Goddelijk Ware zijn we slechts lege vaten die spoedig gevuld worden met valse dingen (leugens). Aan het begin van de schepping was de Heer Zelf tegenwoordig bij en in de gehele mensheid. Toen waren de mensen tesamen met de Heer Zelf. Als u de leringen van het Oude Testament aanvaardt, herinnert u zich misschien dat u gelezen hebt dat Adam en Eva met de Heer spraken. Toen gebeurde er iets waardoor daar verandering in kwam – de zonde maakte haar intrede en de mensheid stierf de geestelijke dood. Het leven uit de Heer God werd afgesneden met als gevolg dat boosheden begonnen te heersen en de geestelijke dood de gemoederen binnentrad in plaats van het geestelijk leven. De Engelen werden toen het enige middel ter verbinding van de Heer met de mensheid en zo was die verbinding nog mogelijk. Hieruit kunnen we inzien dat de engelen het middel ter verbinding van de Heer met de mensheid zijn, waardoor zij het leven ontvangt en leeft. Maar dat leven is niet hetzelfde leven als toen de Heer onmiddellijk verbinding had met de mensheid. U denkt misschien: Als dat zo is, waarom schijnt het dat engelen zich slechts aan bepaalde mensen openbaar maken en niet aan iedereen, aangezien toch gezegd wordt dat de Heer iedereen evenzeer liefheeft?
Laten we nu ons uitgangspunt dat de mens door de verbinding met de engelen leeft en eens naar de Hemel zal gaan, dat wil zeggen, als hij de Waarheid van de Heer aanvaardt en er gehoorzaam aan is. Er is een voortdurende verbinding van de Heer met de mensheid door middel van de Hemelen. Zijn Liefde voor ons vloeit door middel van de engelen als wat goed en waar is in alle schepselen. Ze geeft de natuurlijke graad het leven, zodat we bestaan. Het leven van de Heer gaat voort door alle graden en in alle toestanden (staten) tot in de buitenste of natuurlijke dingen. Het Leven van de Heer is Goddelijk. Hij ís het Leven. Het dichtst bij de Heer is de hemelse graad van het leven, daarna volgt de geestelijke graad en dan de natuurlijke. Deze graden worden inwendige graden genoemd. Ze sloten zich toe toen de mensheid zich van de Heer afwendde en Zijn Leven verwierp. Die graden bevinden zich nog steeds binnenin ons. Als we er weer uit gaan leven, zijn we -als het ware- in de Hemel terwijl we nog hier op aarde zijn, mits we wat waar en goed is van Hem aanvaarden, anders leven we met onze geest in de hel en niet in de Hemel. De laatste graad is de natuurlijke graad. Daarin leven we nu terwijl we hier op aarde zijn. Ons leven hier, onze ervaringen, kennen we door middel van de natuurlijke zintuigen en daarom zijn hier in plaats van graden en toestanden (staten) tijd en plaats. We zijn de opnemende vaten van de liefde van de Heer in natuurlijke verschijningsvormen. Hoe neemt een mens het leven van de Heer op? Het schijnt alsof het leven van ons is. We moeten gaan geloven dat de Heer ons niet toevallig het leven gaf toen we uit onze ouders ontvangen en geboren werden, en dat dat dan dat was. De meeste mensen aanvaarden de idee dat ze inwendig een geest zijn of dat ze na de natuurlijke dood een geest zullen worden en verder zullen leven. Ze geloven dat ze dan in een geestelijke wereld zullen leven, als ze in de Heer geloofd hebben in de Hemel en als ze slecht geleefd hebben in de hel. Sommigen geloven dat ze een nieuw lichaam zullen krijgen en weer op aarde zullen leven. Waarom zou men zich anders druk maken over engelen, de Hemel of de eeuwigheid? De mens is geschapen met zowel een natuurlijk als een geestelijk lichaam. Er is dus een natuurlijke of aardse substantie of materie en een geestelijke substantie, beide geschapen door God. De Heer vormde deze substanties – de geestelijke en natuurlijke – tot vaten, die mensen genoemd worden als ze nog op aarde zijn, engelen als ze in de Hemel zijn, en duivels of satans als ze in de hel zijn. Terwijl hij nog op aarde is kan de mens de liefde van de Heer opnemen, dat wil zeggen, wat goed en waar is van Hem. Zo kan hij Zijn beeld en gelijkenis worden en waarlijk menselijk. Wil het leven werkelijk leven zijn, dat wil zeggen, tot een bestaan leiden, dan moet het een vorm hebben. Die vorm is uit de Heer. Zo kan de mens uit de Heer menselijk worden, als hij een leven leidt dat uit de Heer is, nu in de natuurlijke wereld en later in de geestelijke wereld.
Ieder mens is geschapen met twee vermogens, de wil en het verstand. Deze zijn de opnemende vaten van het leven, dat wil zeggen, van wat goed en waar is. Die twee opnemende vaten vormen het gemoed. Bij de Heer zijn ze éen, maar bij ons zijn ze verdeeld. In het vat dat de wil heet, kan wat goed is opgenomen worden en in het vat van het verstand kan wat waar is worden opgenomen. Hoe vloeit het leven, of wat goed en waar is, uit de Heer bij ons in? Het gaat voort uit de Heer, uit Zijn Goddelijk Menselijke, gaat dan door de hemelse en geestelijke graden van de Hemelen, dus door de engelen daar, naar ons toe in de natuurlijke graad. Maar wat geleidt het Leven, welk middel brengt het tot ons? Ik zal proberen dat door een natuurlijk voorbeeld te verduidelijken. Zowel de warmte als het licht gaan voort uit de zon. Hoe gaan ze daaruit voort? Door de atmosfeer, want zonder de atmosfeer zouden de warmte en het licht de aarde niet kunnen bereiken en zou ons natuurlijk leven eindigen. Welnu, de warmte en het licht stemmen overeen met het goede, datgene dat goed is, en het ware, datgene dat waar is. Maar het goede en het ware zijn geestelijk en het bewijs van hun aanwezigheid kan in ons natuurlijk leven alleen gegeven worden door de wijze waarop we erop reageren overeenkomstig onze aanvaarding of verwerping ervan, net zoals de opneming van de warmte en het licht bewezen wordt door de aanvaarding ervan door de vorm die opneemt. Wat zijn de vaten die -als het ware- de liefde en de wijsheid van de Heer met zich meedragen? We hebben al gezegd dat de wil en het verstand, ons gemoed, die vaten zijn. Welnu, een engel heeft ook een wil en een verstand, maar bij hem is het geopend naar de Heer toe en niet gesloten, zoals het bij ons was voordat we ons omgekeerd (bekeerd) hebben, omdat we de Heer wilden kennen en in Hem geloven. Hoe zouden ze anders de mens kunnen helpen als het niet door enige vorm van spraak of gedachte was en hoe zouden ze anders bezorgd kunnen zijn over en medelijden kunnen hebben met de mens naar wie ze ‘gezonden’ worden en hoe zouden ze die mens vreugde en verrukking kunnen doen voelen? Dat is een bewijs van het geestelijk leven bij ons. Het zijn de engelen die -als het ware- de aandoeningen voor het ware en goede met zich meedragen en ons het ware en het goede van het geloof brengen, als we ze willen aanvaarden.
De engelen brengen niet alleen de liefde van de Heer en Zijn waarheid tot ons, maar ze zijn zelf ook opnemenden van Zijn liefde en waarheid en als zodanig is de Heer binnenin hen en zijn zij in Hem, zij het in een hogere graad van leven. Ze zijn in de verrukkingen en vreugden van de Heer. Dat geestelijk of hemels leven in hen vormt de Hemelen, niet vanwege hen, maar vanwege de Heer in hen. De graad waarin ze in de Hemel zijn, de hemelse of de geestelijke, wordt bepaald door hun vermogen Zijn leven op te nemen en het leven van de Heer -als het ware- tot het hunne te maken. Zo zijn ze des Heren. Welnu als de engelen in dat opzicht net als wij zijn, zijn het mensen. Het zijn mannen en vrouwen. Engelen leefden eens in de natuurlijke graad zoals wij nu, want de liefde van de Heer, Zijn Leven, vloeit op dezelfde manier bij allen in, want allen zijn op gelijke wijze geschapen. De Heer heeft geen hogere wezens, engelen, en lagere wezens, mensen, geschapen. Dit denkbeeld is mogelijk aan velen geleerd en door hen als waarheid aanvaardt. Vergelijk in dat opzicht de hoedanigheid van de mens die de liefde van de Heer opneemt met een engel die het leven van de Heer opneemt en daaruit leeft. Zijn ze niet aan elkaar gelijk als hun verstand en wil op gelijke wijze geopend zijn? Als dat waar is, zijn een mens op aarde en een engel in de Hemel beiden menselijk in de mate dat ze de liefde van de Heer hebben aanvaard, Zijn goede en ware. Het verschil tussen hen is slechts dat de een nog in de natuurlijke wereld leeft en de ander in de geestelijke wereld en dit is vanwege hun opneming van het leven van de Heer. Opneming houdt vanzelfsprekend gehoorzaamheid in, handelen op de juiste manier uit liefde.
U twijfelt er nu misschien langzamerhand aan of dit alles waar is? U gaat zich dat mogelijk afvragen? Als het waar is, waarom zijn dan niet alle mensen goed, aangezien de liefde van de Heer dezelfde is voor iedereen. Als de engelen bij ons zijn en ons -als het ware- het leven van de Heer brengen opdat wij een ‘goed’ leven kunnen leiden, zou dan niet iedereen goed worden? Het feit dat we de opnemenden vaten van wil en verstand hebben, betekent niet dat we niet vrij zijn, geen vrije wil hebben. We kunnen kiezen om te geloven wat we willen – de waarheid van de Heer of wat anderen ons leren, of we kunnen geloven dat we op redelijke wijze zonder de Heer tot begrip kunnen komen. Als dat niet zo was zouden we in het geheel niet menselijk kunnen zijn, omdat we geen eigen wil zouden hebben. Toen we nog kleine kinderen waren, wisten we niets af van religie of wat dan ook. Later, toen we kinderen werden, begonnen we te leren. We wilden kennis vergaren, alles weten. Als zuigeling hadden we alleen maar de wens van onze ouders voeding en liefde te krijgen. We hadden nog niet de wil als de Heer te zijn. Men kan zeggen dat we van onszelf hielden. We huilden als we niet tevreden waren. Waar kwamen die kinderlijke wensen vandaan, denkt u? We zijn uit onze ouders geboren. Onze karakteristieke eigenschappen hebben we van hen geërfd. Denk eraan, de mensheid had de liefde van de Heer verworpen. Ze had zich van Hem afgekeerd. Toen kon de mensheid het leven alleen maar door middel van de engelen opnemen. In deze toestand (staat) van de verwerping van de liefde van de Heer, kan de mens het leven niet onmiddellijk opnemen uit de Heer, dat wil zeggen, rechtstreeks, zoals in het begin van zijn schepping. Daarom heeft iedereen die vandaag de dag geboren wordt, twee engelen en boze geesten bij zich. Vele mensen zullen erkennen dat er engelen bij kinderen zijn als ‘beschermengelen’, engelen die gezonden zijn om ons te beschermen toen we geboren werden. Zij verbinden de Heer met ons en zijn het Voortgaande van Hem bij ons. Vandaar worden engelen boodschappers genoemd en van God ‘gezondenen’. Maar aangezien onze overgeërfde liefden ons de neiging gegeven hebben onszelf lief te hebben en niet de Heer, en aangezien wij onderricht moeten worden en moeten leren wat waar is, dat wil zeggen, kennis verkrijgen over de Heer en de Hemel, en er zo toe geleid moeten worden uit goede en ware gevoelens te handelen, hebben we de aanwezigheid van de engelen bij ons nodig en hun band met ons, want er zijn ook boze geesten bij ons met hun begeerte boze (slechte) dingen te doen en ons naar de hel te voeren. Als kind konden we de echte waarheid, als zodanig, niet kennen, als kind hadden we een natuurlijke onschuld en de engelen die bij ons waren, behoedden ons voor het kwaad, want als kind wisten we er niets van dat het goede en ware van de Heer komt. Maar naarmate we groter werden en eerst teenagers en later volwassen, kregen we een zelfstandig verlangen om te leren, te erkennen en te doen, of dat nu de waarheid van de Heer betrof of wat anderen ons leerden. Als we niets van de engelen die bij ons zijn, willen weten, trekken zij zich terug en dan nemen de boze geesten het over en beginnen ze over ons te heersen. Onze wil en ons verstand worden verwrongen. De verbinding met de Heer door middel van de engelen wordt steeds slechter naarmate we ons meer op onszelf richten. De band met de Hemel en de Heer wordt geringer. In plaats van de engelen, in plaats van het goede verlangen te leren wat waar is ter wille van het ware, hebben we dan alleen maar een verlangen naar de waarheid uit begeerte, of uit liefde voor onszelf, voor gewin, eer en de lust om te heersen. Deze begeerte verdraait het leven dat van de Heer komt en vernietigt ten slotte elke waarheid bij ons en dan hebben we geen enkel iets dat goed is uit de Heer. We houden alleen van wat wij als goed beschouwen en dat brengt ons in verrukking.
De meesten van ons weten heel weinig over engelen, maar toch zijn ze heel belangrijk. Zonder de engelen zouden we niet de waarheid of het geloof hebben dat ons verbindt met het goede des levens van de Heer. Wat betekent dat voor ons? Het betekent dat ons geloof, hoedanig het ook is, welke godsdienst het ook betreft die we aanhangen, alleen in ons geheugen, ons verstand, blijft, als het leven dat we leiden ervan gescheiden is en vanwege onze boze wil geen deel uitmaakt van het geloof dat we geleerd hebben en kennen. We handelen zelfs dikwijls als anderen het niet merken in strijd met ons geloof, onze geloofsovertuiging. De waarheden die we geleerd hebben, kunnen gescheiden zijn van elk goede van de Heer. Als de engelen die binnenin ons zijn, zich als het ware met ons verenigen, worden de goede en ware dingen bij ons met elkaar verbonden en worden we verbonden met de Heer, want zoals reeds gezegd werd, dan kennen we Zijn Voortgaand Goede en Ware tesamen als een eenheid. Als die verbinding er is, wordt ze op aarde de ‘Kerk’ genoemd en is ze binnenin een mens overeenkomstig de aanvaarding ervan door hem en de daaruit volgende gehoorzaamheid eraan.
Omdat we in de natuurlijke wereld zijn en de geestelijke wereld niet zien, denken we vaak dat de engelen zich bezig houden met ons natuurlijk leven en dat beschermen, maar dat is een verkeerde gedachte. De engelen waken over onze geest, zij bekommeren zich om ons geestelijk leven. De engelen zijn bij ons in onze geestelijke en hemelse liefden. Als zodanig spreken ze met ons door middel van onze geest door geestelijke denkbeelden, niet door natuurlijke middelen of natuurlijke denkbeelden, want die zijn stoffelijk en hebben slechts betrekking op de tijd en ruimte van deze wereld. Ze spreken door middel van geestelijke ideeën, die betrekking hebben op toestanden (staten) en de veranderingen ervan, niet op de plaatsen en tijden van mensen en naties. Hoewel de engelen bij ons zijn in wat geestelijk goed en waar is en -als het ware- bij ons invloeien uit de Heer, worden dat geestelijk goede en ware waarin zij bij ons zijn in ons natuurlijke ideeën die overeenstemmen met de geestelijke ideeën. Noch de mens die op aarde is, noch de engel in de Hemel zijn zich bewust van wat bij hen invloeit, dat wil zeggen, van het Goddelijke in hen, maar zij kunnen zich bewust zijn van de uitwerkingen ervan.
Een andere vraag die heden ten dage gesteld wordt, is of men met engelen kan spreken en ze zien. Er zijn verhalen in de Bijbel die deze vraag bevestigend beantwoorden, maar hoe spraken de mensen met hen en hoe zagen ze hen? Was het met hun natuurlijke ogen en spraken ze met hen met hun natuurlijke stem? Wij zien op natuurlijke wijze en als zodanig begrijpen we ook op natuurlijke wijze. Toch kunnen we dikwijls abstracte ideeën begrijpen, dingen die we niet gezien hebben met onze ogen, dingen die we niet gewaar geworden zijn met onze zintuigen, in plaats daarvan zien we innerlijk met ons verstand. U kunt begrijpen dat we, als onze geestelijke ogen geopend worden -als het ware- net als een engel kunnen zien, op geestelijke wijze. En niet alleen zien we dan net als de engelen, maar dan worden de dingen die in de Hemel en in de geestelijke wereld zijn, voor ons geopenbaard. De daar geziene dingen zijn van geestelijke aard en zijn niet zoals de dingen die we in de natuurlijke wereld zien, hoewel ze ermee overeenstemmen. Dit komt heden ten dage zelden voor, want dan moeten de innerlijke dingen van ons gemoed in verband staan met en contact hebben met de engelen. Ze moeten niet alleen bij ons zijn. Op die manier kunnen we verbinding hebben met de Heer. Die verbinding is overeenkomstig de aanvaarding in ons verstand van de waarheden uit het Woord en de aanvaarding in onze wil van het goede dat van de Heer is. Dit houdt in dat ons een geweten gegeven wordt dat het bemiddelende is tussen ons verstand en onze wil en dat ze met elkaar verbindt. Dáar zijn de engelen bij ons en zij bewerkstelligen -als het ware- dat wij liefde hebben voor de Heer en voor anderen. Hebben wij van de engelen, en dus van de Heer, een geweten gekregen en houden we daarom van wat juist is en goed, bekommeren we ons daarom? We lezen het Woord des Heren en we verstaan (begrijpen) het overeenkomstig onze natuurlijke zintuigen. De engelen bij ons hebben er een dieper inzicht in overeenkomstig de inwendige betekenis, die geestelijk of hemels is. Beide betekenissen, de natuurlijke en de geestelijke, zijn uiterlijk verschillend van elkaar, maar in wezen zijn ze éen, omdat ze met elkaar overeenstemmen. Een voorbeeld: We zien op natuurlijke wijze, omdat we in de natuurlijke wereld zijn, maar onze geest ziet op geestelijke wijze. Met onze geest leven we in de geestelijke wereld. Zien is (betekent) begrijpen (verstaan). Wij zien met onze natuurlijke ogen en inwendig zien we met geestelijke ogen. Zien stemt overeen met verstaan en het betekent weten. Een aandoening of liefde hebben betekent handelen overeenkomstig wat we weten en stemt overeen met de wil.
Ten slotte, het woord ‘engel’ betekent ‘iets van de Heer’. De engel gaat -als het ware- voort uit de Heer in Zijn Goede en Ware, want het Voortgaande des Heren is Zijn Liefde en Wijsheid, die naar allen uitgaat. Binnenin de engelen zijn de waarheden en goedheden, omdat engelen opnemenden zijn van het Goddelijk Ware uit de Heer. De verbinding van het goede en ware in de mens maakt hem tot een engel in de natuurlijke graad, vanwege het Voortgaande van de Heer in hem. De hoedanigheid van wat opgenomen wordt, bepaalt de graad, die óf natuurlijk óf geestelijk óf hemels is. Het is in dat opzicht dat, wat in de mens op aarde uit de Heer het goede en ware is, hem tot een natuurlijke engel maakt. Ik vermoed dat we vele natuurlijke engellijke gedachten en ideeën verworpen hebben en maar heel weinige hebben aanvaard. Toch heeft de Heer ons lief en wil Hij, door middel van de engelen, de verbinding tussen Hem en ons herstellen. Als de Heer er uiteindelijk in geslaagd is de verbinding met ons te herstellen, zal Hij onmiddellijk of rechtstreeks contact met ons hebben en zullen we niet meer middellijk, dat wil zeggen, door middel van de engelen, gemeenschap met Hem hebben, maar rechtstreeks. De waarheden die van de Heer afkomstig zijn, zijn dan binnenin ons. Dan is de Heer met ons verbonden, dan is Hij in ons en zijn wij in Hem. Terwijl we hier op aarde leven en nog in de natuurlijke graad zijn, kunnen we een Nieuwe Kerk worden. Bij de meesten van ons vindt die verbinding met de Heer en de Hemel pas plaats als we in de geestelijke wereld zijn gekomen nadat we het natuurlijk lichaam hebben afgelegd. Daar worden we door engelen onderricht over het ware uit de Heer, dus uit het Goede, zonder de valsheden die er door onze natuurlijke zintuigen aankleven. Want daar is het leven van de Heer Eén met ons leven, als we het aanvaarden, het is niet langer verdeeld, zoals het in ons natuurlijk gemoed was, voordat we wederverwekt waren.
Ik eindig met u te zeggen dat alleen de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke de middelen tot deze verbinding bewerkstelligd heeft en het mogelijk gemaakt heeft dat we heden ten dage Zijn waarheid en Zijn liefde opnemen. Aldus voorzag Hij niet alleen in de middelen voor onze hervorming en verlossing, maar ook voor onze wederverwekking en zaligmaking. Dit werd bewerkstelligd doordat de Heer Zelf op aarde kwam en verheerlijkt werd, wat betekent dat Zijn Goddelijke verenigd werd met Zijn Menselijke. Ik laat het aan u de vraag te beantwoorden of de engelen met u gesproken hebben. Ik bid dat dat zo is.
Einde