Het Woord en de Geestelijke of Inwendige Zin ervan

door Ds. Paul Booth

Deel 1

Wat maakt het Woord van God het Woord: De Leer vanuit de inwendige of geestelijke zin bezien.
In de vorige drie leergangen – Het witte paard en de Ruiter – is de inwendige of geestelijke zin uitgelegd en konden we zien dat door het ‘witte paard’ het verstaan van het Woord wordt aangeduid. De meeste Christenen denken dat zij het Woord verstaan, en als er iets is dat ze niet begrijpen, dat niet juist klinkt, of verwarrend lijkt, verontschuldigen ze zich en zeggen dat dat iets voor de experts, de predikanten, de priesters en de theologen is. Anderen zeggen dat zulke diepe godsdienstige dingen voor de hiërarchie van de Kerk gereserveerd zijn en het voor hen niet nodig is deze te weten. Net zoals bij het Woord van het Oude en Nieuwe Testament zien degenen die het als heilig accepteren als onthullingen die van de Heer God komen. Zo moet ook de inwendige of de geestelijke zin als heilig, dat wil zeggen als de waarheid, worden aangenomen. Daarom moet de inwendige of geestelijke zin van het Woord ook bezien worden als een onthulling die van God komt. In het Boek de Openbaring van het Nieuwe Testament staat dat een Nieuwe Kerk op het Woord gesticht zou worden en door de Heer tot stand worden gebracht. Toch vertoont een louter letterlijke verstaan van de woorden van het Oude en het Nieuwe Testament geen Nieuw Woord voor deze Nieuwe Kerk. Hierover lezen we het volgende:

En ik zag een nieuwe hemel en een nieuwe aarde; want de eerste hemel, en de eerste aarde was voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik, Johannes, zag de heilige stad, het nieuwe Jeruzalem, nederdalende van God uit de hemel, toebereid als een bruid, die voor haar man versierd is (Openbaring 21: 1,2). Zelfs al ziet men de inwendige of geestelijke zin niet van woorden zoals ‘aarde’, ‘hemel’ of ‘zee’, worden deze woorden in de letterlijke zin wel begrepen. Iedere Christelijke geleerde of leerling zou echter zeggen dat door het woord ‘bruid’ de Kerk wordt bedoeld en dat de Heer als de echtgenoot gezien moet worden. Dus moet de profetie waar Johannes over spreekt wanneer hij de heilige stad het nieuwe Jeruzalem noemt die als een bruid is bekleed worden verstaan als een Nieuwe Kerk die door de Heer Zelf is opgericht. En net zoals de Israëlieten en de Joden Gods Woord moesten horen, en bepaalde mannen – Mozes en de Profeten – geïnspireerd werden het Woord van het Oude Testament te schrijven en Johannes, Mattheus, Lukas en Markus geïnspireerd werden het Woord van het Nieuwe Testament te schrijven, kwam er nog een openbaring van de Heer. Dus moet er een nieuw uit God geopenbaard Woord voor deze Nieuwe Kerk zijn dat gezien wordt nederdalend uit de hemel als de stad het nieuwe Jeruzalem beschreven in het boek de Openbaring van het Nieuwe Testament. De leer van het Woord moet verstaan en geloofd worden. Het moet buiten de natuurlijke, normaal geaccepteerde feiten gekend worden – dat het Goddelijke waarheden bevat, dat het uit God komt door middel van bepaalde door God geïnspireerde mensen. Het moet gezien worden als aanpasbaar aan het begrip van de mensen van de verscheidene Kerken die op aarde zijn geweest. Daarom zullen we verscheidene leerstukken over het Woord verklaren uit de inwendige of geestelijke zin zoals geopenbaard in dit nieuwe Woord uit God.

Ten eerste moet de noodzaak van het Woord door ieder godsdienstig mens worden erkend. Hoe kan hij anders de Heer kennen? Men kan niet over de Heer, over de Hemel en de hel of zelfs over het leven na de dood leren uit het licht – het verstand – van de natuur. Toch denken veel mensen dat ze over God uit het licht van de natuur kunnen leren en dat openbaring uit God niet nodig is. Deze mensen zeggen dat de boeken van de Bijbel door de mens geschreven zijn, dat het een slim devies is om mensen te beheersen. Om te zien dat het Woord noodzakelijk is, dat God niet gekend kan worden behalve door openbaring, kijk naar de vele geleerden in de wereld. Is hun begrip van de wetenschap niet veel meer ontwikkeld dan die van anderen? En toch is het bekend dat velen van hen het Goddelijke verloochenen en in plaats daarvan de natuur erkennen. Veel van die mensen zijn geboren waar het Woord bekend is, en als zij uit hun hart en niet vanuit enige leer spreken, ontkennen ze dat er leven na de dood is. Ze ontkennen dat er een Hemel of een hel is. Ik denk dat de reden hiervoor is dat de mens in de boosheden van de eigenliefde en de liefde tot de wereld is geboren. Hieruit ziet men dat er openbaring uit de Hemel moet zijn, omdat de mens voor de Hemel is geboren. Is de Openbaring of het Woord van God niet het vat waardoor geestelijke en hemelse dingen van de Hemel verbonden worden met de aarde? Hoe anders kan de mens onderricht worden in de waarheden van het geloof welke de wetten van de orde zijn in het rijk waar de mens voor eeuwig gaat leven.

Daarom is het noodzakelijk de leer over het Woord te kennen, wat het Woord inhoudt, dat het uit de Hemel uit God is en niet uit de mens. U heeft de noodzaak van het Woord gezien en in wezen zou de mens verloren blijven als het Woord van God niet aan hem vanuit de Hemel geopenbaard wordt. Nu kunt u zien dat er altijd enige verscheidene vormen van openbaring bij de mens geweest is. Ten eerste vòòr de zondvloed, toen er geen schriftelijke taal was, zijn de Waarheden van God, Zijn Woord in het hart van de mens geschreven. Deze ‘openbaring’ aan de mens was direct. Men kan in Genesis lezen dat er gemeenschap en communicatie met God en de Engelen was. Wat hiermee bedoeld wordt is ‘perceptie’. Behalve de woorden in Genesis, waar we lezen dat Jehovah de mens geboden heeft van alle boom dezes hofs te eten behalve van de boom der kennis des goeds en des kwaads en zelfs duidelijker, waar er staat: En Jehovah God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij? en Wie heeft u te kennen gegeven, dat gij naakt zijt? (Genesis 2: 16,17 en Genesis 3: 9,11) is er ook dit bewijs in Genesis 6: 8. En Noach vond genade in de ogen van Jehovah. Het is zelfs uit het letterlijke verstaan van deze woorden duidelijk dat er ‘openbaring’ uit God is geweest en niet uit enig schriftelijk Woord zoals we heden ten dage hebben. Het was een directe en onmiddellijke openbaring en daarom was er een perceptie (gewaarwording) in de mens uit de Heer. Het kan gezegd worden dat de waarheden in hun ‘hart’ geschreven zijn. In het Woord wordt het ‘hart’ dikwijls gebruikt om de liefde of de wil aan te duiden. Aldus kan men zien dat er een openbaring uit God aan de mens was van de waarheden en goedheden, al was er in die tijd geen schriftelijk Woord dat de mens in zijn gemoed, dat wil zeggen, zijn wil en zijn verstand, op kon nemen of zich toeëigenen. Er wordt dikwijls gezegd dat de mensen toen in de gouden eeuw leefden. Voor degenen in de Nieuwe Kerk echter, worden ze mensen van de Oudste Kerk genoemd en mensen in de Hemelse Kerk.

We weten dat deze eeuw voorbij ging, dat de mens ’tot zonde is vervallen’, en dus eindigde zijn perceptie en de onmiddellijk of directe openbaring. De dingen op aarde die Hemelse dingen uitbeeldden of betekenden, en die uit de Hemel werden medegedeeld kwamen tot een einde. De volgende openbaring uit God was het schriftelijke Woord van de Oude Kerk, de Geestelijke Kerk. We zien het bewijs van dit schriftelijke Woord op verscheidene plaatsen in het Oude Testament. Men moet weten dat dit Woord uit het nageslacht van de Oudste Kerk is ontleend. Men moest nu leren door middel van de leer. Hij werd afgescheiden van de liefde van God binnenin hem, en kon de waarheden of de liefde niet langer door perceptie kennen. Dit wordt uit de woorden in Genesis 5: 24 verstaan: Henoch dan wandelde met God; en hij was niet meer; want God nam hem weg. Het was voorzien dat het vermogen van de mens tot perceptie zou vergaan en dat hij de Waarheid niet langer zou weten behalve als hem dat onderwezen werd. Het leren komt door de zintuigen. Dus door het wegnemen van de mens -Henoch- door God in plaats van zijn sterven, of in plaats van het sterven van de waarheden van de Heer binnenin hem, wordt bedoeld de leer bewaren voor gebruik voor de Oude Kerk. Henoch was van de Oudste Kerk die dit deed. Door het ontwikkelen van de gesproken taal en de schriftelijke taal, door het vermogen de waarheden die aan de Hemelse mens verteld werden op te tekenen, werd het Woord van God geopenbaard aan degenen die volgden. Toen is het Woord van de Oude Kerk beëindigd zoals dat van de Oudste Kerk.

Men ziet bewijs van het Woord van de Oude Kerk in het geschrift door Mozes: Daarom wordt gezegd in het Boek van de oorlogen van Jehovah: Tegen Waheb, in een wervelwind, en tegen de beken Arnon, en den afloop der beken, die zich naar de gelegenheid van Ar wendt, en leent aan de landpale van Moab (Numeri 21: 14, 15). En: Daarom zeggen zij, die spreekwoorden (of de Profeet Spreekwoorden) gebruiken: Komt tot Hesbon; men bouwe en bevestige de stad van Sihon! Want er is een vuur uitgegaan uit Hesbon; een vlam uit de stad van Sihon; zij heeft verteerd Ar der Moabieten, en de heren der hoogten van de Arnon (Numeri 21: 27, 28). De namen van het boek van de Oude Kerk waren De oorlogen van Jehovah en De spreekwoorden. En, net zoals ons Oude en Nieuwe Testament waren zij ook geïnspireerd en aangepast aan de mensen die toen leefden, maar heden ten dage zijn ze niet meer bij de mens. Er waren ook andere openbaringen zoals gezien kan worden in de woorden van de profetieën van Bíleam: Ik zal hem zien, maar nu niet; &…; er zal een scepter uit Israël opkomen; die zal de palen der Moabieten verslaan, en zal al de kinderen van Seth verstoren (Numeri 24: 17). En toen deze Kerk ook beëindigde en de Israëlitische Kerk ontstond kwam er nog een openbaring uit God. Geïnspireerde mannen schreven het Woord en die Kerk -de Israëlitische en Joodse Kerk- werd door middel van het Oude Testament onderwezen. Nog later, nadat de Heer op aarde was verschenen werd nog een nieuwe Kerk gesticht -de Apostolisch en de vroege Christelijke Kerk- waarvoor er nogmaals bepaalde mannen geïnspireerd werden te schrijven om een nieuwe Openbaring uit de Hemel aan de mens te openbaren.

Het is niet alleen een openbaring uit God geweest, maar deze openbaringen -het Woord- zijn ook voortreffelijk en goddelijk in alle onderdelen. Het Woord dat ons bekend is als de Bijbel maakt dit duidelijk want daarin zegt de Heer: Want voorwaar zeg Ik u: Totdat de hemel en de aarde voorbijgaan, zal er niet éen jota noch éen tittel van de wet voorbijgaan, totdat het alles zal zijn geschied (Mattheus 5: 18). Hieruit echter wordt meer bedoeld dan slechts historische feiten, of slechts een leerstuk van de natuur dat op de leer van het geloof is toegepast. Het Woord is Goddelijk geïnspireerd en heeft vermogen in het gemoed, het werkt voor het goede meer dan voor de geschiedenis, want geschiedenis op zich brengt heel weinig tot stand van de hervorming, wederverwekking en het eeuwige leven van de mens. Historische feiten en kennis worden in het andere leven vergeten. Hieruit kan men verstaan dat het Woord in de Hemelse en Geestelijke zin Goddelijk is, maar niet in de natuurlijke zin, want de Goddelijke waarheden zijn verborgen binnenin de zijdelingse zin en in het wezen ervan – de liefde van God en de waarheid.

Omdat het Woord bij de mens de Kerk bij de mens maakt, spreekt het vanzelf dat de Kerk bestaat naar gelang van het verstaan van het Woord. De mensen van de Oudste Kerk hebben de Heer door perceptie gekend, en waren, zoals we hebben geleerd, hemels. De mensen van de Oude Kerk hebben de waarheden van het Woord van God geleerd zoals deze uit de Hemelse Kerk geschreven en opgetekend zijn, dus hebben zij begrepen wat de natuurlijke dingen op aarde betekenden en in de Hemel aanduidden. Die mensen werden de Oude Kerk en waren geestelijk. Hun Woord ging mettertijd aan de wereld verloren, en dus viel de mens tot de natuurlijke graad van het leven. Hij kon niet langer geestelijke dingen -dingen van de Hemel- waarnemen, en dus werd een nieuw Woord geschreven om deze mens -de mens van de Israëlitische en de Christelijke Kerken- te voorzien, wat het Woord van het Oude en het Nieuwe Testament is.

De Kerk bestaat waar het Woord is en daar vandaan is waar de Heer gekend is en de Goddelijke waarheden onthuld worden. Het tegenovergesteld is echter niet waar. Degenen die geboren zijn waar het Woord is, zijn niet de Kerk. Alleen zij die wederverwekt zijn door de Heer door middel van het Woord en die leven volgens de waarheden van het Woord en dus een leven van liefde en geloof daaruit leven, zijn de Kerk.

De leer van de Nieuwe Kerk dat nu uit de Hemel naar de aarde neerdaalt zoals in Openbaring 21: 1, 2 wordt verstaan, is dat het Woord niet begrepen wordt tenzij de mens verlicht wordt. Dit komt omdat het redelijke van de mens uit natuurlijke wetenschappen verstaat, en dus kan hij dingen daarboven, zoals geestelijke dingen, niet begrijpen. Bijvoorbeeld: er wordt gezegd dat de mens uit de Heer leeft en dat hij geen leven heeft behalve uit de Heer. Het redelijke neemt aan uit schijnbaarheden dat de mens dan niet kan leven behalve uit zichzelf, maar toch leeft hij echt voor het eerst wanneer hij ziet dat hij uit de Heer leeft. Waar vandaan wordt de mens verlicht dat hij kan verstaan, niet in schijnbaarheden, want de letter van het Woord is in schijnbaarheden geschreven opdat een mens naar gelang van zijn staat, die natuurlijk is, kan begrijpen, en hij de inwendige of geestelijke zin niet ziet tenzij hij verlicht is? Met andere woorden hoe wordt de echte of ware betekenis van het Woord begrepen? Dit is onmogelijk tenzij de mens verlicht wordt, en zij die verlicht worden zijn degenen die een liefde tot en geloof in de Heer hebben. De innerlijkheden van zo’n mens -zijn verstaan- worden dan opgeheven door de Heer tot het ‘licht’ of het verstaan van de Hemel.

Op de volgende bladzijde over de leer zullen we verdergaan in de leer over het Woord, en de geestelijke of inwendige zin ervan.

Einde deel 1

Deel 2

Wat maakt het Woord van God het Woord: De Leer vanuit de inwendige of geestelijke zin bezien.

Mensen van welke godsdienst dan ook accepteren dat er een Woord moet zijn – enige Openbaring van God – dat Zijn wensen voor hun welzijn uitdrukt. Voor de Christenen is dat gewoonlijk het Oude en het Nieuwe Testament. Dit wordt als gewijd en als heilig aanvaard. Bij de leden van de Nieuwe Kerk is er een nieuwe Openbaring welke ook aanvaard is – het Woord van het Goddelijk Menselijke. Het Goddelijk Menselijke is de Verheerlijkte Heer Jezus Christus die uit de graf is opgestaan. Dit nieuwe Woord wordt zo genoemd omdat het in het Latijn is geschreven en het wordt daarom soms het Latijnse Woord genoemd. Het is ook bekend als het Derde Testament, omdat het na het Oude en het Nieuwe Testament naar de mens is gekomen.

In de voorafgaande leerstellige stukken is aangegeven dat er binnenin het Woord een inwendige zin is die de wezenlijke zin onthult, terwijl de letterlijke zin slechts schijnbare waarheden onthult. Deze letterlijke en natuurlijke waarheden zijn aangepast aan het verstand van de mens, omdat we nu in de natuurlijke wereld leven en van God en van de Hemel zijn gescheiden. Vanzelfsprekend wil de Heer dat wij Zijn waarheden verstaan en niet slechts overeenkomstig de natuurlijke waarheid, die als die letterlijk genomen wordt, vaak tot valsheden leidt. De reden is duidelijk, omdat dikwijls het begrip van de letterlijke zin tegenovergesteld is aan de eigenschappen en hoedanigheden van de Heer. En soms is er een tegenstrijdigheid als het Woord in de natuurlijke zin wordt bezien, dat komt doordat het zelfs door een geleerde niet begrepen is.

Om het Woord zodanig te verstaan dat de wezenlijke waarheden ervan gekend en erkend worden, is het noodzakelijk verlicht te worden. Er wordt echter een fout gemaakt door zelfs degenen die het Woord zien als vanuit God en als Goddelijk, ongeacht of zij de overeenstemmingen die onthuld zijn in het Latijnse Testament kennen. De fout is in de mens geworteld, vanaf zijn val uit het paradijs. Dit zijn zijn overgeërfde boze neigingen. Dit is ingebed in zijn verlangen vanuit zichzelf en de wereld te leren kennen wat waar en goed is en niet vanuit God. We kunnen deze waarheid zien in het voorzien door God van de boom des levens of van het leven in het midden van de Hof van Eden en het waarschuwen niet van de boom der kennis des goeds en des kwaads te eten, die ook in de hof was. Onnodig te zeggen dat de mens niet geluisterd heeft en hij zich snel buiten de hof bevond zonder de liefde en de tegenwoordigheid van de Heer. Vanzelfsprekend heeft de Heer de mens niet verlaten, maar de mens kon Hem niet meer, zoals voorheen, horen vanwege zijn zonden. God moest een andere weg vinden waardoor de mens Zijn waarheden zou horen en Zijn liefde zou kennen.

Zelfs wanneer het Woord natuurlijk wordt verstaan, wordt dit bewezen, want daarin zien we de liefde van de Heer onthuld. Het resultaat is te zien over de vele duizenden jaren sinds de mens zich van God afkeerde zoals uitgebeeld in het eten van de boom der kennis des goeds en des kwaads. We zien dat Hij Zich onthuld heeft in het geschreven woord van het Oude en Nieuwe Testament en in een eerder Woord, zoals in het Oude Testament wordt aangetoond. Daarvoor kwamen de waarheden van binnenuit door middel van perceptie naar de mens. Nu komen ze echter uitwendig het gemoed van de mens binnen, door middel van de natuurlijke zinnen. Dit heeft over de vele jaren heen tot het stichten van vele ‘kerken’ geleid (zie de vijf lezingen over de Kerken). Er is nog een betekenis van het woord ‘Kerk’ dat de leden van de Nieuwe Kerk gaan verstaan. Zij zien de ‘Kerk’ als de woonplaats van de Heer binnenin een mens. Dat is het goede van de Heer en Zijn waarheden in de mens wat wordt gezien in zijn liefde of naastenliefde en wat zijn geloof is. In de Evangeliën wordt hierover gesproken als de Heer zegt dat de Vader en Hij tot zo iemand zullen komen en een woning bij hem zullen maken. Waar we dit waarnemen is ons gemoed, onze wil en ons verstand, wat in het Woord vaak wordt aangeduid als ons ‘hart’ en gemoed want dat is waar niet alleen waarheden binnenkomen maar ook waar onze aandoeningen en verlangens zich bevinden.

Het probleem is dat er naast de waarheden die ons in het Woord worden geleerd, ook begoochelingen en valsheden binnenkomen omdat ons verstand slechts natuurlijk is en wij waarheden slechts in schijnbaarheden zien. We hebben al aangegeven dat dit komt doordat de waarheden nu via een uitwendige weg door middel van de zintuigen en uit de wereld bij de mens moeten komen. De geestelijke zin wordt zodanig niet langer verstaan. Een van de waarheden of een leerstelling van de Nieuwe Kerk is dat in de wederkomst van de Heer, er ook een nieuwe Openbaring is gegeven waarin de inwendige of geestelijke zin onthuld is en de wezenlijke zin geleerd, gekend en erkend kan worden. De reden dat deze Openbaring zo laat kwam of niet in het Oude en Nieuwe Testament onthuld werd is dat de mensheid eerst op de Komst van de Heer voorbereid moest worden en Hij Zijn rechtmatige plaats in Zijn Rijk – waar Zijn waarheid en goedheid regeert – nogmaals binnenin de mens moest nemen. Vanzelfsprekend is dit de Hemel en zoals de Heer Zelf leerde is de Hemel binnenin ons. De ontwikkeling hiervan is de Kerk binnenin de mens. Dit wordt uiteengezet in de vijf lezingen over de Kerk op aarde.

Tenzij de mens verlicht wordt, wordt het Woord niet verstaan. Dus in die zin, ook al heeft iemand het Woord, zelfs het Derde Testament waaruit hij de overeenstemmingen tussen de Hemel en de aarde leert, en gaat begrijpen wat wordt aangeduid door verschillende dingen in de geschiedenis, verhalen, gelijkenissen en profetieën van het Woord, dan nog moet hij verlicht worden om de geestelijke en wezenlijke waarheden te verstaan. Het is het menselijk redelijke dat verlicht moet worden want zoals we gezien hebben toen de mens de waarheden uit de Heer verwierp en de waarheden vanuit zijn eigene ging leren, kwamen de boosheden mettertijd bij hem binnen. En heden ten dage is er de neiging in de mens de wegen van zijn ouders en zelfs van zijn voorouders te erven, dat wil zeggen, te zondigen.

U bent waarschijnlijk op het idee gekomen dat iedere Kerk haar eigen leer vanuit het Woord ontleent en door het Woord bevestigt. Eén geloof zegt één ding en een ander geloof zegt iets anders, al is het onderwerp hetzelfde. Dit komt in feite doordat het Woord in de letterlijke zin niet constant met zichzelf is, en in sommige plaatsen zich schijnt tegen te spreken. Dus is het niet vreemd dat het heden verschillend vertolkt wordt door verschillende Kerken. Dit doen ze om hun lichamelijke en wereldlijke liefden te bevestigen en te verdedigen.

Als het nu de liefde is dat het geloof van iemand en zijn affiliatie met de Kerk bepaalt, dan is het de liefde die ons verlicht doet worden en ons echte waarheden doet zien. Hierin is de sleutel als het ware die ons verstand verlicht – de liefde. Ten eerste begint verlichting met liefde voor de waarheid. De meeste mensen zouden zeggen dat God het verlangen de waarheid te kennen aan iedereen heeft gegeven, vooral wanneer het betrekking heeft op een fatsoenlijk en gelukkig leven op aarde hebben, een beetje rust en plezier in zijn leven, en de geheimen van het leven kennen. Dus leest hij het Woord omdat hij de waarheid wil weten, en het op een of andere manier nuttig voor hem kan zijn. In welke Kerk dan ook bevestigt de mens dat hij de waarheid liefheeft, dat hij de Heer liefheeft maar toch zijn er verschillen in het geloof van iedereen. En vanzelfsprekend zegt iedereen dat hij verlicht is en dat zijn geloof het ware geloof is, enz. Tenslotte heeft hij wel het ware lief, en verlangt hij het ware te kennen. Bij nader onderzoek van die liefde echter, zult u zien waarom hij doorgaans niet werkelijk verlicht is. Is het niet zijn liefde die de waarheid wil? Een vraag: Wat is zijn liefde? Waarom heeft hij de waarheid lief? Wat is zijn reden de waarheid te willen kennen? Misschien wil hij bekendheid, of rijkdom en macht, aanzien, reputatie, en natuurlijk, voordeel. Met andere woorden de liefde van zo iemand is van en voor zichzelf. Daarom is de verlichting die hij heeft alleen van deze wereld, het is uit eigenliefde. Denk eraan dat een dergelijk zelfzuchtige liefde de oorzaak was dat het innerlijk van de mens voor de Heer gesloten en afgescheiden van Hem was.

De liefde die verlichting aan de mens brengt is dus niet slechts zijn liefde voor de waarheid, maar het is zijn liefde voor de waarheid en het goede, want ze is de waarheid en ze is goed. Dit zijn de mensen die niet slechts aandoening voor de waarheid hebben maar die het goede van het leven liefhebben. Door ‘het goede van het leven’ wordt het leven uit de Heer, Die binnenin is, bedoeld en niet het leven opeisen als van hemzelf. Deze liefde opent nogmaals het inwendige of de geest van de mens zodat hij de Heer ziet als Zijn leven komende van binnenuit; hij is slechts een vat waarin de waarheden van God en Zijn goede invloeien. Op deze wijze wordt de mens opgeheven in het licht van de Hemel. In werkelijkheid is de Hemel binnenin, want zoals Hij gezegd heeft, is de Heer daar binnenin.

Nu zien we dat verlichting in feite het openen is van het innerlijke van het gemoed waar de Heer binnenin de mens is, zoals de boom des levens middenin de hof was waar de mens moest leven. De mens houdt aldus het Woord heilig en gewijd, ook al is hij zich dikwijls niet bewust van de heiligheid ervan. Hierdoor leidt de Heer de mens tot verlichting. We zien dat het niet de mens zelf is die leidt, maar de Heer. Het gevolg is dat mensen die de waarheid liefhebben door de Heer worden geleid en zij zijn degenen die overeenkomstig de Goddelijke waarheden leven. Op deze manier wordt het Woord levend gemaakt binnenin de mens, overeenkomstig het leven van zijn liefde en geloof. Hij gaat begrijpen dat de dingen van zijn eigen inzicht niet van het leven zijn. Er is geen leven daarin omdat ze van het eigene zijn, dat wil zeggen, van zichzelf, niet van de Heer. Wie kan niet zien dat als er niets van de Heer bij de mens is, de mens geen werkelijk leven heeft, geen eeuwig leven, en het leven dat hij denkt te hebben is in ’t gunstigste geval slechts een schijnbaar leven en is dikwijls helemaal geen leven maar leidt slechts tot eeuwig verdoemenis? Dit is geen leven, het is de dood, want in Genesis staat dat zij die van de kennis van goed en kwaad namen en aten, zij die deze kennis zich toeëigenden als uit zichzelf, zijn gestorven. Deze waarheden die ze van God genomen en opgeëist hebben als uit hun eigen gemoed, hebben dus geen leven want er is niets van het goede daarin en ze zijn valsheden in plaats van waarheden. Het leven is van de Heer, het is Zijn goedheid en Zijn ware in de mens. Zij die zich in een valse leer bevestigen kunnen niet verlicht worden.

Het is het verstand van de mens dat verlicht wordt; het verstand is ontvankelijk voor de waarheid, de wil ontvankelijk voor het goede. In het verstand komen ideeën en daaruit komen gedachten waarin leerstellige dingen gevormd en waargenomen kunnen worden. Deze ideeën zijn natuurlijk, aangezien de mens in deze wereld leeft. Hij denkt dus in de natuurlijke zin. In de wereld kan de mens, doordat hij slechts in zijn natuurlijke leeft, geen geestelijke dingen begrijpen tenzij hij verlicht wordt. Hij moet dus het ware omwille van het ware liefhebben, dat wil zeggen, een goed leven leven dat alleen uit de Heer komt Die binnenin hem woont in een nieuwe wil en een nieuw verstand. Zoals gezegd, is het het verstand dat verlicht wordt. De vraag is: als een mens, terwijl hij in deze wereld is, niet geestelijk kan denken tot hij in geestelijke ideeën komt na zijn dood en in de geestelijke wereld, waarin is dan zijn verlichting die hem moet leiden terwijl hij in deze wereld is?

Hoewel het waar is dat hij niet, zoals de engelen en zelfs de goede geesten, geestelijk kan denken, kan hij wel abstract denken. Zijn ideeën en gedachten betreffende de ware leer en de kennis van echte waarheden zijn aan zijn huidige staat aangepast, want is de dood niet de afwezigheid van het leven van de Heer bij de mens? Worden de waarheden en goedheden van de Heer niet levend gemaakt bij de mens wanneer valsheden en boosheden afwezig zijn en ze ‘als het ware’ opzij zijn gelegd? In die zin wordt de mens verlicht en zijn ideeën en gedachten worden geestelijk-natuurlijk, dat wil zeggen, hij leeft dan in zijn geest in de geestelijke wereld terwijl hij hier in de natuurlijke wereld leeft, al is hij zich daarvan niet bewust.

Waarvandaan krijgt de mens zijn ideeën en zijn gedachten? Tegenwoordig is de mens zover van de waarheid, dat wil zeggen, van de Heer Die de Waarheid en de Weg is, verwijderd dat hij denkt dat het zijn eigen waarheden zijn, van zichzelf, dat hij tot zijn eigen waarheid komt. Hij denkt dat het het goede is wat hij liefheeft, en daarom dat het de waarheid is. Toch zou hij helemaal geen verstand hebben zonder perceptie, of die van binnenuit van de Heer Zelf of van buitenaf door zijn zintuigen komt. Een mens ontvangt zijn ideeën van anderen, uit de geestelijke wereld, van goede of boze geesten, want we hebben laten zien dat hij niet langer direct met de Heer is verbonden, omdat hij ‘als het ware’ uit het paradijs is verzonden. Toch is dit waar het leven vandaan komt, uit de Heer, dat wil zeggen, de Heer Die bij hem direct tegenwoordig was, maar nu afgesneden is. Tenzij hij naar het Woord van de Heer luistert en eraan gehoorzaam is omdat hij de waarheid omwille van de waarheid liefheeft, is die tegenwoordigheid nu weg en er blijft niets anders over dan valsheden en het boze. Er is maar éen leven en dat is van de Heer. Het gaat uit van, of vloeit uit van de Heer in de mens, óf door middel van de engelen en de goede geesten, of door middel van boze geesten en uit de hel. Hoewel zijn gedachten in valsheden zijn veranderd, komt het Ware nog altijd tot de mens; een zodanig leven wordt in het Woord de dood genoemd. Deze zijn boze geesten, de duivels, dat wil zeggen, deze zijn waarheden die tot valsheden en goedheden die tot boosheden zijn veranderd, omdat de mens slechts liefde voor zichzelf heeft.

Komen niet de boze gedachten vanuit de hel en de goede gedachten vanuit de Hemel waar God is met de engelen? Komen niet de ware ideeën en gedachten uit de Heer en de Hemel, en de valse ideeën en gedachten uit duivels en boze geesten wiens verblijf in de hel is? Het geloof dat tot de Hemel leidt is uit de Hemel; het is waar het ware geloof van de mens geopend of in de mens kenbaar gemaakt wordt, waar zijn hoedanigheden bekend worden. Dit is waar het ware leven van de mens ligt. Het is waar de engelen en de mensen verbonden worden met de Heer in Zijn Liefde en met Zijn Wijsheid, en is dienovereenkomstig zijn liefde.

Als Christen weet men dat er na dit leven een ander leven is – een eeuwigdurend of eeuwig leven – en daarom een geestelijk zowel als een natuurlijk leven. Men kent dus dit leven – het natuurlijke leven – en een leven dat in een andere wereld is – een geestelijke wereld – waar hij ooit een keer zal gaan. Nu, hoe denkt u dat de mens die in de andere wereld moet leven – de geestelijke wereld – daar komt en daar bestaat en daar leeft? Is het niet waar dat God ons een levende ziel heeft gemaakt met een geest en een lichaam? Leven we niet in deze wereld in ons lichaam, vanaf onze voorvaderen, omdat het ware leven is verworpen, het geestelijke leven waarin God binnenin leeft?

Als de geest nu afgesloten is, ‘als het ware’ dicht voor ons is vanwege onze zonde, is die niet nog steeds in ons? Dus wanneer wij, die nu in de natuurlijke staat leven en die de waarheid liefhebben omwille van het ware, verlicht worden, komt de waarheid van de Heer binnenin ons en verlicht onze geest waarin het leven voortgaat. Blaast niet Jehovah God, de Heer God levensadem in ons en worden wij niet een levende ziel? En dus worden de waarheden van de Heer met onze geest verbonden en gaan de valsheden, die in ons zijn, vluchten.

We hebben gezegd dat verlichting van het verstand is en dat een vals verstand uit de hel is omdat het één is met boze geesten. Dus een mens kan denken, omdat hij ideeën en gedachten ontvangt en ontwikkelt, door middel van het goede uit de Hemel óf door middel van het boze uit de hel. Ten gevolge ontwikkelt de mens een redelijke en als de ideeën en gedachten uit de Heer komen en dus waarheden zijn, komt het redelijke dat in de mens gevormd wordt uit de Heer. Het is een nieuw Redelijke uit de Heer en niet uit de mens zelf. Dan is het dat een leven van beredenering uit waarheden en uit een wil tot het goede geleefd wordt en niet slechts in het geheugen wordt bewaard, wat helemaal niet geloven is. Een zodanig leven in het geheugen is verstoken van alle leven van perceptie en aandoening van de Heer. Dit nieuwe leven is uit het Redelijke dat waarlijk van de Heer is binnenin de mens.

Ten slotte, wat verlicht wordt is de letterlijke zin van het Woord. Tenzij het duidelijk wordt gemaakt, verstaat men slechts schijnbare waarheden, waarvan vele als ze bevestigd worden slechts tot begoochelingen leiden, zo niet mettertijd tot valsheden. Zo’n mens is zonder verlichting. Deze worden mettertijd valse ideeën en gedachten die tot de hel leiden. Een zodanig gemoed is verduisterd en de Heer is nog verder weg. Het bevestigen ervan wordt zelfs in het hiernamaals niet verwijderd.

Einde deel 2

Deel 3

Wat maakt het Woord van God het Woord: De Leer vanuit de inwendige of geestelijke zin bezien.

Het Woord wordt alleen door middel van de leer die uit het Woord komt verstaan. Dus moet iedere Kerk haar leer volgens het Woord vormen. Het is de Christenen bekend dat het Woord dikwijls het Woord de Waarheid noemt, en dat het woord ‘water’ waarheden aanduidt. Dus komen waarheden, of worden waarheden uit het Woord geput zoals ‘water’ uit een bron. De Waarheid maakt de leer of de leringen van de Kerk en omdat mensen een Kerk maken, wordt dus de Kerk binnenin de mens bedoeld.

Door de leer heeft de mens overeenstemming met de Heer en aldus met de Waarheid. Laten we bekijken hoe en waarom dit zo is. De leer komt uit het letterlijk verstaan van het Woord omdat de mens in de natuurlijke graad van het leven leeft. Dat is onze huidige natuurlijke staat terwijl we hier op aarde leven. Het lijkt alsof de leer op de een of andere wijze de mens met God verbindt; welke Christen gelooft niet dat de Heer op de een of andere manier bij hem is? Dit is echter niet het geval. Alleen maar omdat iemand deze waarheden ergens in zijn geheugen heeft opgeslagen, betekent niet dat dit het geval is. In feite hoort men dikwijls over mensen, priesters en predikanten, die het Woord van God bijna woord voor woord kennen, maar wiens leven verre van Christelijk is. En we kennen anderen die heel weinig van het Woord weten, maar heel dichtbij de Heer leven, dat wil zeggen, een goed leven leiden. Zo’n mens leeft volgens de waarheden, gewoonlijk de Tien Geboden, die hij uit het Woord neemt en waarnaar hij tot het beste van zijn vermogen handelt. Zulke waarheden hebben wel een overeenstemming tussen hem en God, maar niet voor degenen die er niet naar handelen.

We zien dat zo iemand de ware leer uit het Woord heeft, en daarom is de Kerk binnenin hem naarmate het goede in zijn leven, veel of weinig, maar niet naarmate wat hij in zijn natuurlijke verstand weet, al is dat nog zo veel. We moeten begrijpen dat de ware leer meer inhoudt dan een stel leringen kennen, over wat we behoren te geloven. Innerlijke waarheden moeten worden geleerd, want daarin zijn de waarheden die met ons innerlijke verstand zijn verbonden de zin waarin de engelen zijn en degenen in Gods tegenwoordigheid.

Hoe komt deze overeenstemming met innerlijke waarheid binnenin de mens? Anders gezegd hoe wordt de ware leer aan de mens medegedeeld? De sleutel ligt in het leven naar zijn verstaan van de waarheid. U kunt het zo zien: de engelen bij de mens zijn alleen in zijn innerlijke waarheden, en niet in zijn geheugen. Natuurlijk is de persoon slechts in het letterlijk verstaan van het Woord, dus hij weet niet dat dat het geval is. Maar omdat hij de Heer liefheeft, leeft hij volgens deze waarheden. De waarheden die hij leeft zijn in zijn aandoening en aldus in zijn wil. Zulke aandoeningen zijn de goedheden van de Heer en dus is er verbinding door middel van de leerstellige waarheden met de Hemel en met de Heer, en aldus een overeenstemming tussen hem en God.

Degenen die denken dat het Woord slechts letterlijk kan worden verstaan, begrijpen dit niet. Toch als u zich afvraagt of het wezen van God Liefde is, zult u begrijpen dat alle goedheden uit God komen. Nogmaals, als u zich afvraagt of het wezen van God ook Wijsheid is, ziet u dat alle waarheden uit Hem komen. Dan moet Hij toch zeker in het goede zowel als in het ware in de mens zijn als de mens gelang daar naar leeft? In feite ziet de mens de inwendige zin van het Woord niet, maar slechts de uitwendige of letterlijke zin. Maar dit betekent niet dat omdat hij weet wat waar en goed is, dat de mens het ware en het goede heeft. Zeggen we niet dat iemand ‘goed’ is of niet naar gelang hoe hij volgens de waarheden die in het Woord worden geleerd, leeft? Zo iemand vereert toch de Heer? Natuurlijk weten we dat zijn leven uit de Heer komt, die dat ware leven aan hem geeft.

Wat hier omschreven wordt is een mens, wiens leer slechts in de letterlijke zin van het Woord wordt gezien, maar wiens leer naar evenredigheid met zijn aandoening voor het ware en het goede daaruit wordt geleefd. Het punt is dat een zodanig ware leer alleen uit het Woord komt en het Woord of de Waarheid alleen uit God komt. Een voorbeeld maakt dit duidelijk. In het Sacrament van het Avondmaal van de Heer, wordt er gezegd: Dit is mijn lichaam, dit is mijn bloed. De mens weet dat dit betrekking heeft op de Heer, en als hij in de aandoening voor de Heer is en voor Zijn waarheden waarin er engelen zijn, dan is er een idee van liefde tot het lichaam van de Heer of het brood dat het lichaam uitbeeldt, en ook van liefde tot de naaste want die stemt overeen met het bloed of de wijn die Zijn bloed uitbeeldt. Hierin is er overeenstemming en wanneer er aandoening is vloeit het uit de Hemel uit de Heer door de engelen tot de heilige staat waarin de mens dan is. Aldus ontvangt de mens deze aandoening naar gelang het goede van zijn leven.

De engelen verblijven in deze aandoening voor het goede, net als duivels in de aandoening van de mens voor het boze verblijven. Men ziet hier dat als zijn leven het oneens is met leerstellige waarheden uit het Woord, de aandoeningen van het goede niet bij hem invloeien. Het gevolg is dat de leer bij zo iemand niet uit het Woord is, want zijn leven is niet volgens het Woord; zijn leven is uit een aandoening eer en rijkdom te verkrijgen door middel van leerstellingen uit het Woord.

De leer van een ware Kerk is dus uit het Woord, alhoewel het Woord niet zonder de leer wordt verstaan. In het verleden en zelfs heden ten dage bestaat er strijd over wat het Woord in de Kerken en zelfs in het eigen gemoed van de mens betekent. U kunt daarom begrijpen waarom er verscheidene godsdiensten zijn. Het Woord is echter geestelijk, want het Woord is de Heer en Het behandelt de geestelijke dingen van de Heer, van Zijn Koninkrijk in de Hemel en op aarde, dat wil zeggen, van de Kerk.

Zo’n strijd over waarheden in het algemeen helpt de mens tegen valsheden te strijden, zich te beschermen en van de valsheden verlost te worden. Maar strijd, twist en dispuut over de waarheid scheidt de mens van de Kerk, dat wil zeggen het verzwakt de waarheden van de Kerk. Zulke verzwakking komt uit het verstaan van de letterlijke zin van het Woord, of uit een algemene waarheid zoals een wetenschappelijke kennis van het Woord. Dit zijn de waarheden die van de letterlijke zin van het Woord zijn. Een dergelijk verstaan van de letterlijke zin lijkt dikwijls tegenstrijdig te zijn.

Deze waarheden, die wetenschappelijke of algemene waarheden worden genoemd, zijn niet de ‘waarheden van het geloof’ waaruit de leer tot de Kerk komt. De waarheden van het geloof komen alleen vanuit een uitleg van de voorafgaande, wetenschappelijke waarheden. Eenvoudig gezegd, wanneer deze uitgelegd worden, wordt de persoon onderricht. Zulke schijnbaarheden en opvattingen zijn dikwijls ongeziene of ongehoorde ware leringen. Het is echter de inwendige zin van het Woord waaruit zulke waarheden van de leer – ‘waarheden van het geloof’- komen, het ware geestelijk zijnde en waarin de engelen in de Hemel zijn.

Veel mannen van de Kerk, zoals priesters en predikanten, leren en onderrichten de waarheden uit de letterlijke zin van het Woord. Er zijn anderen die leren en onderrichten vanuit de leer uit het Woord, – dit is de leer van het geloof van de Kerk. Het verschil kan in hun perceptie gezien worden. Het probleem komt wanneer men probeert het te onderscheiden. De gewone mens van de Kerk kan geen onderscheid maken omdat ze bijna hetzelfde zeggen. Hier is het verschil: Wanneer de letterlijke zin van het Woord onderricht wordt zonder de leer als leidraad, wordt er niets geleerd door zulke dingen die slechts natuurlijk of uitwendig zijn, want ze schijnen geen overeenstemming te hebben met geestelijke dingen.

Zij die echter leren en onderrichten uit de ware leer uit het Woord verstaan de dingen die geestelijk of inwendig zijn. Dus, omdat deze twee leringen bestaan, is er strijd binnenin en tussen de kerken. Het gevolg is dat het Woord alleen verstaan kan worden door middel van de ware leer, want de ware leer wordt geleerd en onderricht alleen vanuit de geestelijke zin van het Woord. Hoe moet iemand echter de ware leer van het Woord leren kennen? Hoe komt het dat sommigen – priesters en anderen – de geestelijke zin van het Woord verstaan terwijl anderen niet? Heden ten dage zouden de meeste mensen in de kerken zeggen dat de ware leer gezien, geleerd en onderwezen wordt vanuit de letterlijke zin van het Woord en gemakkelijk enig idee dat het Woord een inwendige zin heeft, verwerpen. De vraag is: hoe kan iemand uit de natuurlijke zin van het Woord opgeleid of verheven worden om de geestelijke zin in te zien?

Dit is het geval vanwege de zonde van de mens, zijn erfelijke aard, zijn neiging naar het boze; daarom is hij van het Goddelijke en van de geestelijke waarheden afgesloten. In feite, hebben zulke mensen hun eigene en de wereld meer dan de Heer lief. En zij zien vanuit het licht van de wereld, het natuurlijke licht van het verstand (lumen), en het geestelijke licht is als de duisternis voor hen. Wanneer het licht uit de Hemel het uitwendige van de mens binnengaat, verlicht het echter de mens.

Welk mens, die zegt gelovig te zijn, gelooft niet dat het Woord Goddelijk is? Kan iemand de Goddelijke waarheden van het Woord verstaan, tenzij door middel van een leer die uit het Woord komt? Wat hieruit komt is dat een zodanige leer uit het Woord een lamp (een licht, als het ware) wordt om hem te geleiden, te behoeden voor het vervallen in dwalingen omdat door een duisternis in zijn verstand en het genoegen van zijn wil, hij of zij naar de dingen van zijn eigen liefde en van de wereld geleid zou worden.

De lamp is de inwendige zin van het Woord waarin sommige mensen tot enige graad kunnen komen, en die voor iedereen openligt. Binnenin de uitwendige, de natuurlijke, is er een inwendige of geestelijke, want er kan geen uitwendige zonder inwendige zijn. Kan er een aarde zijn zonder Hemel? Zou de Heer de mens scheppen en hem van geen mogelijkheid voorzien met Hem verbonden te kunnen zijn, waaruit vreugde en blijdschap komen? Zou God niet een mens scheppen die een inwendige heeft, dat wil zeggen, een geestelijke of een Hemel in de minste vorm? Zou die niet het inwendige van de mens zijn? Het is daarin, in het inwendige van de mens dat het geestelijke Woord invloeit en hem verlicht en perceptie geeft, en hem leidt. Toch stemmen de natuurlijke ideeën van de mens overeen met deze inwendige verstandelijke ideeën, alhoewel ze hem niet gelijk schijnen, tenzij de mens leert wat de overeenstemmingen zijn. Zo wordt de mens verlicht en wordt zijn inwendige zin geopend naar mate het licht dat hij in staat is te ontvangen, door middel van de kennis die hij zich toegeëigend heeft. De leer van het Woord is als een lamp voor degenen die het Woord met liefde daarvoor lezen.

De vraag blijft: waarvandaan ontvangt de mens de ware leer van het geloof, en wie zijn degenen die verlicht worden die in de ware leer zijn? Ten eerste, de ware leer komt niet uit iemand die niet verlicht is; de redelijke of natuurlijke mens is in schijnbaarheden van goedheid en waarheid, en daarvandaan komt hij in valsheden zoals wij gezien hebben. We moeten daarom naar een Goddelijke bron uitzien – het Goddelijke Zelf – welke het Goddelijk Menselijke is, dat wil zeggen de verheerlijkte Heer. Het moet duidelijk worden dat de Heer Zelf de leer is, want Hij is de Weg, de Waarheid en de Poort die naar een leven in de Hemel leidt.

Nu weten we dat iedere leer van het ware en het goede uit het Goddelijke Goede en het Goddelijke Ware komt en dat zij één zijn zoals in een huwelijk. Vanzelfsprekend is het Woord aan de mens aangepast, die in het natuurlijke is, en wiens redelijke uit het Goddelijke komt. De leer wordt door hem slechts in schijnbaarheden van geloof verstaan, en door zijn bevattingsvermogen gevormd. Toch hebben zulke schijnbaarheden, in het Woord gezien, binnenin geestelijke waarheden en goedheden uit een hemelse bron en die twee – geestelijke waarheden en hemelse goedheden – worden verbonden, al realiseert de mens dit niet.

Er is een proces waardoor de mens verlicht wordt en dat door het Goddelijke dat hem binnengaat in een ware Redelijke uit de Heer is, maar niet het tegengestelde, dat de mens het Goddelijk Redelijke van de Heer binnengaat. Dit is hetzelfde als de Ziel die het lichaam binnengaat en vormt, maar niet het lichaam in de ziel, het is zoals het licht de schaduw binnengaat en matigt maar niet andersom. Dus wanneer iemand zijn natuurlijk redelijke voor dingen die van de leer zijn raadpleegt wordt die leer van nul en gener waarde van het Goddelijke ware. Het proces van verlichting is door de Heer Zelf gemaakt toen Hij op aarde kwam, want het Goddelijke ging Hem binnen en vandaag de dag kan het Redelijke uit Hem nu de mens binnengaan. Het Woord Zelf is niet de leer zoals vele mensen heden ten dage denken. Maar de leer is uit het Woord, zij is uit het Woord voortgekomen.

Laten we de waarheid over hoe de verlichting tot iemand komt, uitleggen. Iemand die de waarheden uit het Woord verzamelt moet door de Heer worden verlicht, en hij wordt verlicht wanneer hij de waarheid omwille van de waarheid liefheeft en niet omwille van zichzelf of van de wereld. Zulke mensen communiceren met de Hemel en dus met de Heer. Op deze wijze zien zij de waarheden uit het Woord zoals degenen in de Hemel die zien, dus in de geestelijke zin. Het is de inwendige van de mens die verlicht wordt.

Tenslotte om verder te gaan met de uitleg van dit proces kan men zien dat terwijl goedheden en waarheden uit de Heer door de Hemel in het verstand van de mens invloeien, vloeit de Heer ook in de mens met geloof. Dat is echter alleen met medewerking in een nieuwe wil, die op zo’n moment door het ware omwille van het ware wordt teweeggebracht. Zo wordt de leer van het ware en het goede aan de mens gegeven.

Niettemin zien we dat deze leer het Woord in de letterlijke zin staaft, want het is een feit dat wanneer iemand uit de leer denkt, hij waarheden in het Woord uit zijn leer en volgens zijn leer ziet. En hij gaat de dingen die niet overeenkomen met zijn leer of er tegenstrijdig schijnen, voorbij zonder deze te zien of te verstaan. We moeten er echter op wijzen dat zelfs een ongelovige dit weet.

Toch is er een ware leer van de waarheid uit het Woord en zij die daarin zijn, zijn in de verlichting als zij het Woord lezen. Die mensen staan niet stil bij de dingen van het Woord die alleen in schijnbaarheden zijn of volgens het gewone bevattingsvermogen van de mens. Ze beseffen dat wanneer deze schijnbaarheden onthuld worden, en ‘als het ware’ ontkleed zijn, de waarheid in zijn naaktheid verschijnt. Dus de valsheden, die uit de begoochelingen van de uitwendige zin komen, blijven niet bij hen. Noch de zelfliefde of liefde van de wereld; deze vallen weg. Hieruit kunnen we verstaan dat de ware leer van de Kerk zich in de inwendige zin van het Woord bevindt, en niet als iemand slechts de letterlijke zin ziet, alhoewel de letterlijke zin wel de leer staaft.

Terugblik: het Woord wordt niet verstaan tenzij door middel van de leer uit het Woord, omdat de leer van de Kerk ten eerste uit het Woord moet zijn. Daarna hebben we gezien dat het Woord niet verstaan wordt zonder de leer. Vervolgens, dat de ware leer is als een lamp voor degene die het Woord leest, en dan gaan we begrijpen dat de ware leer moet komen uit degenen die in de verlichting uit het Woord zijn.

 

Einde deel 3.