Het Witte Paard en de Ruiter zoals in het Boek de Openbaring De Inwendige of Geestelijke zin van het Woord Onthuld

door Ds. Paul Booth

Deel 1

Wanneer valsheden de Kerk en de mens binnendringen en op een dwaalspoor leiden, wordt er gezegd dat de Kerk mettertijd naar een staat van verwoesting zal komen en zal beëindigen, en dat de mens in de hel komt en daar eindigt. U kunt zien dat dit aan het eind van de Oudste Kerk (de nakomelingen van Adam en Eva) met de zondvloed is gebeurd. U ziet het nog een keer met de verwoesting van de toren van Babel en de verwarring van de spraak, aldus het eind van de Oude Kerk (de nakomelingen van Noach en zijn drie zonen) en nogmaals toen de Heer op aarde naar de Israëlitische en Joodse natie kwam en de Christelijke Kerk stichtte. Bijna iedere Christelijke Kerk zal zeggen dat het Boek de Openbaring over het einde der tijden gaat, dat er een Nieuwe Kerk op aarde zal worden gesticht die wordt gezien als het Nieuwe Jeruzalem nederdalende van God uit de Hemel (zie hfdst. 21). Wat het Boek de Openbaring onthult, is het einde van de Eerste Christelijke Kerken en dat een Nieuwe Christelijke Kerk op aarde gesticht wordt. Het probleem om dit te zien is echter dat het boek grotendeels in een symbolische taal is geschreven. Dus blijven de waarheden die daarin geleerd zijn een geheimenis. Vele jaren heeft de mens, door naar de geschiedenis van de vroegere kerken en de wereld in die tijd te kijken, getracht uit te leggen wat hierin werkelijk bedoeld wordt en heeft verklaard dat het Laatste Oordeel in de Openbaring het einde van deze wereld is. Er zijn argumenten en veronderstellingen gebruikt die op de historische gebeurtenissen in het Woord gebaseerd zijn. Aldus werd er vanuit de natuurlijke redenering en verstand van de mens uitleg van de betekenis van het Boek de Openbaring gegeven. Dit wordt ‘als het ware’ in het duister gedaan en mist elk licht van de Hemel dat nodig is om geestelijke waarheden te zien en te leren.

Een van beschrijvingen van Jezus Christus waarin het Witte Paard en de Ruiter voorkomt:
En ik zag de hemel geopend; en ziet, een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid. En Zijn ogen waren als een vlam vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam geschreven, die niemand wist, dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd HET WOORD GODS. En de heirlegers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad. En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt de wijnpersbak van de wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods. En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: KONING DER KONINGEN, EN HEER DER HEREN (Openbaring 19: 11-18).

Studenten van de Bijbel en bijna alle Christenen die het Woord lezen zouden de betekenis van de Heer Jezus Christus als de ruiter van het witte paard onmiddellijk herkennen. En ze zouden gelijk hebben, maar nog niet weten wat het onderwerp hiervan is. We zien dat de tekst op zich over Zijn naam zijnde Het Woord Gods gaat, dat Hij getrouw en waarachtig wordt genoemd, en dat er een naam op zijn kleed en op zijn dij geschreven staat: KONING DER KONINGEN, EN HEER DER HEREN. Wie anders zou dit kunnen zijn dan de Heer Jezus Christus? Maar wat betekenen deze woorden verder? Wat beelden ze uit? Wat duiden ze aan? Komt de Heer Jezus Christus werkelijk op een wit paard uit de Hemel rijden? Ergens anders in het Woord staat dat Hij op de wolken van de Hemel neerdaalt. Hoe wordt de Hemel trouwens geopend? Veel meer vragen zouden gesteld kunnen worden over de betekenis van deze woorden, maar tenzij de inwendige zin van het Woord bekend wordt, zou men nog geen idee van de betekenis hebben. Hier is het duidelijk dat het Woord niet in de natuurlijke of letterlijke zin goed begrepen kan worden.

Ten eerste, wat is hier het onderwerp? We weten immers dat het de Heer is, zoals we al hebben laten zien. Toch kan hier iets anders gezien worden: dat het onderwerp het Woord van God is, want zo wordt de Heer hier genoemd. En in feite weten we dat de Heer in het openbaar Zichzelf het Woord en de Waarheid heeft genoemd en dat in het Evangelie van Johannes gezegd wordt dat het Woord was God. Dus zien we dat het vaststaat dat het hier zowel over het Woord gaat als over de Heer, want ze zijn éen. In dit gedeelte echter kan men het Woord of de Heer niet duidelijk verstaan met betrekking tot wat er gezegd wordt. Letterlijk kunnen we deze woorden niet verstaan, toch zijn ze gegeven om ons op weg, dat wil zeggen naar onze verlossing, te leiden. Maar wij kunnen de betekenis ervan in de natuurlijke of letterlijke zin niet begrijpen.

Hieruit kunnen we vervolgens zien dat, tenzij er een overeenstemming is tussen de geestelijke en natuurlijke zin van het Woord en deze overeenstemming bekend is, men niet kan weten wat het Woord betekent of aanduidt, en dus op het verkeerde pad geleid kan worden. Want dan begrijpt de mens het slechts volgens de letterlijke zin, en denkt hij dat die het echte ware is. In feite is dat wat de mens gedaan heeft. Zonder deze wetenschap binnenin zijn natuurlijke verstand, kan de mens alleen rationaliseren wat de betekenis van deze woorden is.

De leer van Des Heren Nieuwe Kerk leert ons dat de Heer in het Woord van het Ware op aarde is wedergekomen, in een nieuwe Openbaring om een inwendige of geestelijke zin van het Woord te onthullen aan mensen die geloven in de overeenstemmingen daarin. Voor we beginnen met deze verzen open te maken naar het verstand moeten we weten wat een mens een mens maakt. Daarom wordt gevraagd: Is de mens slechts natuurlijk en tot een natuurlijk leven op aarde bestemd te leven tot zijn dood? Is dat de omvang van zijn bestaan? Of zal hij op een dag zijn natuurlijk lichaam afleggen, zijn natuurlijke staat van leven verlaten, en een geestelijke wezen met een geestelijke lichaam worden, een Hemels leven in de Hemel leven, dat wil zeggen als hij wederverwekt en verlost is? Als hij slechts natuurlijk en niet geestelijk is, zal zijn leven met zijn dood eindigen en hoeft hij zich over een toekomstig bestaan, een leven in de Hemel of een dood in de hel, geen zorgen te maken. Anderzijds, wanneer hij deze wereld verlaat en in de geestelijke staat van zijn leven komt te leven, een geestelijk wezen wordt en zijn geest in de geestelijke wereld komt, laten we hopen in de Hemel en niet in de hel, dan is hij noodzakelijkerwijs zowel een natuurlijke als een geestelijke mens. Hij leeft zijn natuurlijke leven nu in deze wereld en na zijn natuurlijke dood leeft hij zijn geestelijke leven in de geestelijke wereld, al is hij zich daar niet van bewust. Dat is wat Des Heren Nieuwe Kerk leert en gelooft. Als Christenen geloven we dat God in Zijn schepping de mens niet voor de hel heeft geschapen of bestemd, maar voor de Hemel. Toch weten we dat als de Heer niet op aarde was gekomen en de mens niet had verlost, dat de mens niet verlost of zalig gemaakt zou kunnen worden, maar in de hel terecht zou komen. We weten ook dat voor de zondeval de mens met de engelen en met God kon communiceren en rechtstreeks gemeenschap kon hebben. Deze mens had perceptie. Hij kon de waarheden van de Heer van binnenuit leren en kennen. De Heer was tegenwoordig met de mens. Dit is wat het is om het Woord van het Ware, van het Goede en Ware van God binnenin in de wil en het verstand te hebben. Zeggen we niet heden ten dage dat de Heer Zijn woonplaats verlangt te maken in ons binnenste wezen? Zegt het Woord niet dat de Heer aan de deur klopt, dat het hart van een mens geopend wordt, dat Hij binnen kan komen en het avondmaal delen?

In het verhaal van Genesis lezen we dat God eerst de Hemel en de aarde schiep. Uit een natuurlijk verstaan denken we aan een tijd en een ruimte en dus aan het heelal waar de mens op deze aarde leeft, en dan met verder nadenken aan een ‘plaats’ de Hemel waar we op een dag hopen te komen. Denk nu aan de tijd dat de Heer hier op aarde was, en Hij over de Hemel gevraagd werd. Zei Hij niet dat de Hemel binnenin ons was? Als u nu probeert abstract te denken, realiseert u dan dat door ‘de Hemel’ het geestelijke bestaan van de mens wordt bedoeld waar God binnenin ons woont en door ‘de aarde’ het natuurlijke bestaan van de mens wordt bedoeld waar hij ‘als het ware’ leeft uit zichzelf zonder de Heer, tenzij hij de Heer in zijn leven begint te accepteren. (Dit leven op aarde met of zonder de Heer heeft te maken met de vrije wil van de mens en zal later, in een volgende leergang, worden behandeld).

Aldus wordt de mens met een geestelijke en een natuurlijke aard geschapen. Er zijn natuurlijk vele andere passages in het Woord waarin wordt geleerd dat een mens met een natuurlijke en een geestelijke staat is geschapen. Daarom wordt in het boek de Openbaring gezegd dat de Hemel werd geopend. Wat of waar is de Hemel? Is het ergens boven in het grote kosmische uitspansel? We weten nu dat dat niet zo is, maar dat de Hemel binnenin ons is. Nu hebben we in dit gedeelte van het Woord laten zien dat het onderwerp het Woord zelf is, het is het Woord dat voor het verstaan geopend wordt. Een vraag: Als de Heer of het Woord nu voor de mens geopend is om te begrijpen, wat wordt er dan gezien en wat kan er geleerd worden? Als iets geopend wordt en men kan zien wat het is, begint hij of zij niet ook te begrijpen wat voorheen gesloten voor hem was, zoals deze geheimenis over het witte paard? Had de mens zich niet afgewend van God, zijn gemoed en zijn hart, zijn verstaan en zijn wil gesloten? Zijn niet de gedachten en aandoeningen nu uit zichzelf in plaats van uit God? Dus is het de geestelijke en de inwendige zin die hier wordt omschreven.

Een vraag: is de Hemel voor u geopend? Is het Woord geopend zodat u ziet wat in de letterlijke zin verborgen is geweest? Verstaat u wat er inwendig en geestelijk geschreven is in het Woord? Weet u wat het witte paard en al het andere dat over de Heer in deze verzen geschreven is betekent? Of heeft u uw verstand gesloten en weigert u iets te accepteren behalve wat u uit uw eigen natuurlijke redenering verstaat of wat anderen leren die denken het te verstaan?

U heeft net gelezen dat er overeenstemmingen tussen de natuurlijke en de geestelijke wereld zijn. In het verleden waren deze overeenstemmingen bij de mens bekend. Daardoor kon hij de Heer, de Hemel en het geestelijk Woord verstaan. Uiteindelijk zou de mens ooit in de Hemel wonen want daarom is hij geschapen. Deze geestelijke wetenschap had hij lief want die bracht hem dichterbij God, en tot de kennis van God, Zijn liefde en Zijn waarheid. (God die de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Wijsheid is heeft de mens lief en wil deze hoedanigheden van het Goede en het Ware met hem delen.) Destijds heeft het de mens behaagd over deze waarheden te schrijven in de stijl die we vandaag zien, zoals in de eerste 12 hoofdstukken van Genesis. Later gingen de verhalen over echte geschiedenis, maar zoals in de verzonnen geschiedenis van de eerste 12 hoofdstukken betekenen alle woorden iets over de Heer God en over de Hemel. Aldus konden de engelen in de Hemel het Woord net zo goed verstaan als de mens op aarde. Gedurende de vele jaren dat het Woord is geschreven, zijn er gedeelten waar, wanneer deze bestudeerd worden, men kan zien wat bepaalde woorden in de inwendige of geestelijke zin betekenen. Een van die woorden is ‘paard’. Laten we dat nu bevestigen zodat we de inwendige of geestelijke betekenis ervan kunnen leren.

Uit de vele passages in het Woord waarin het woord ‘paard’ wordt gebruikt, zien we dat God op paarden heeft gereden, dat Jehova het paard zou slaan, dat het paard veracht wordt, dat er vurige paarden zijn en veel meer. Eerst de verzen van Habakuk over het paard: Heer! Gij reedt op Uw paarden, Uw wagens waren heil &…; Gij betradt met Uw paarden de zee (3: 8,15). En in het boek Zacharia staat: Te dien dage zal op de bellen der paarden staan: DE HEILIGHEID DES HEREN (14: 20). Rijdt God op een paard? Betreedt Hij de zee daarmee zoals de letterlijke zin aanduidt? U ziet dat er hier iets geestelijks bedoeld wordt. Zo wordt ook met ‘op de bellen der paarden staan de heiligheid’ iets geestelijks bedoeld. Ergens anders staat er in het boek Zacharia dat Jehova alle paarden met schuwigheid zal slaan, hun ruiters met zinneloosheid en alle paarden van het volk van Juda met blindheid. Kent u dit soort gedrag toe aan de Heer? Zijn de eigenschappen en hoedanigheden van de Heer zo dat Hij zulke dingen tegen mens en dier zou doen? Er moet toch zeker een andere betekenis zijn dan wat er in de natuurlijke zin van deze woorden wordt aangeduid? Wat heeft dit te maken met de Kerk waarvoor het geschreven is?

In het volgende vers waarin er over een paard wordt gesproken beginnen we te begrijpen wat een paard in het Woord betekent. God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft haar des verstands niets medegedeeld &…; Zij verheft zich in de hoogte; zij belacht het paard en zijn rijder (Job 39: 20, 21). Hier wordt duidelijk gezien dat het paard het verstand betekent. In Psalm 45: 4 staat dat God op het woord van de waarheid rijdt: Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw majesteit en Uw heerlijkheid. En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid. En dan: Vergadert u, en komt aan, verzamelt u van rondom, tot Mijn slachtoffer &…; Het vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten der aarde drinken &…; En gij zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rijpaarden en wagenpaarden, van helden en alle krijgslieden &…; En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen (Ezechiël 39: 17,18,20,21). En in Openbaring: Komt herwaarts, en vergadert u tot het avondmaal des groten Gods &…; Opdat gij eet het vlees der koningen, &…; en het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten (19: 17, 18). Het is hier dat de Nieuwe Kerk gevestigd wordt, dat het verstand van het Woord geopend wordt en men in de leer van de waarheid onderwezen wordt. Is het niet onzin dat de Kerk zou eten en gevuld worden van het vlees der koningen, het vlees der oversten over duizend, het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en kleinen en groten? In plaats daarvan, zijn zij die Zijn Kerk worden, niet met het verstand van het Woord gevuld wanneer de waarheden voor hen geopend worden, de inwendige of geestelijke zin verstaan wordt wanneer deze gegeten en toegeëigend wordt?

Men kan lezen over het boeksken waarvan de zegels alleen door het Lam geopend kunnen worden, waarvan vier paarden uitgingen, een daarvan een wit paard wiens rijder, zult u mee eens zijn, de Heer Zelf was. Wat komt er uit boeken? Toch zeker geen paarden, maar een verstand volgens het begrip van de lezer. Aldus wordt bevestigd dat een paard het verstand van het ware betekent of daar tegenover het verstand van het valse. Het paard is de overeenstemming tussen het natuurlijke en geestelijke verstand. U kunt zien dat de wetenschap van overeenstemming enige tijd onder de naties, die de Oude Kerk (Noach en zijn zonen) volgde, nog voort leefde, in Egypte in de hiëroglyfenschrift, in andere koninkrijken in Azië, in Griekenland in fabels zoals het gevleugelde paard. Na een tijd gingen de overeenstemming voor de mens verloren en heeft hij de overeenstemmende dingen tot idolen gemaakt en ging hij die aanbidden. Aldus heeft de Heer de Israëlieten bevolen geen gesneden beeld te maken van hetgeen in de Hemel of op aarde is en niet voor die te buigen (Deuteronomium 5: 8,9). Misschien zijn de overblijfselen van de wetenschap van overeenstemmingen zelfs heden ten dage in culturen te zien, zoals het gezegde in het Engels dat iemand ‘horsesense’ heeft wat ‘gezond verstand’ betekent.

Heden heeft het de Heer behaagd de wetenschap van overeenstemmingen in een nieuwe Openbaring te onthullen en de inwendige, geestelijke zin van het Woord te openen voor degenen die Hem liefhebben. Dit omdat vandaag de Heer een plaats heeft voorbereid voor degenen die naar Hem in liefde toegaan. Zowel het natuurlijke en het geestelijke leven van een mens is voorbereid, wanneer hij zich tot de Heer richt en het Ware in liefde leert omwille van het Goede en het Ware. In die mens komt de Heer wonen, Hij zegeviert over de boosheden die hem geteisterd hebben en onderwerpt deze in de hel.

De Heer is het Woord omdat Hij het Ware is. In een ander schrijven zal men zien dat de Heer zittend op een wit paard gerechtigheid en rechtvaardigheid betekent en dat Hij de macht heeft te verlossen. Het zal worden aangetoond dat de menigte die Hem op witte paarden volgt van de Nieuwe Kerk zijn en de goedheden en waarheden van de Hemel zijn die nu op de mens op aarde neerdalen. In dit schrijven werd gezegd dat het Woord een inwendige of geestelijke zin heeft en dat deze bekend en verstaan kan worden. Een mens kan een nieuwe wil en een nieuw verstand ontvangen, en dus een nieuwe redenering uit de Heer. Het is duidelijk dat het Woord iets geestelijks betreft, iets van de Kerk en dus dat de mens verlicht kan worden de geestelijke waarheden te zien die binnenin de letterlijke zin van het Woord liggen.

Einde deel 1

Deel 2

Er is leer of onderricht nodig om het Woord van God te verstaan want, tenzij iemand het Woord volgens de leer verstaat, is het als een kandelaar zonder licht, en degene die het leest blijft in duisternis en komt niet in de waarheid. Een oprechte mens, van welke godsdienst ook, gelooft dat wat hij leert de waarheid is, en wat in zijn Kerk geleerd wordt de ware leer is. Dus zou u zich kunnen afvragen, wat is het probleem of hoe wordt de ware leer bepaald? Want wat iemand als leer gaat begrijpen is wat volgens zijn kerk en het Woord wordt geleerd. Het probleem is dat, tenzij de leer uit een hemelse oorsprong is ontleend, het niet echt is. Zulk een leer die uit het eigen redelijke komt is volgens de natuurlijke, redelijke denking. En zoals we weten is de mens gescheiden van het Goddelijke en niet langer verenigd met de Heer. Dus is het doel van het Woord ons weer terug te brengen tot een relatie met God.

Is het niet in de Hof van Eden geweest dat God samen met de mens was en dat de mens door God geleid werd? Daar onderrichtte Hij de mens onmiddellijk of ‘als het ware’ direct uit Zijn liefde. Men zou kunnen zeggen dat het Woord binnenin de ziel, binnenin de wil en het verstand van de mens was. Men zou kunnen zeggen dat de mens toen perceptie had, dat wil zeggen, dat hij God kende en dus de waarheid kende. Deze is zeker de leer geweest die uit een hemelse oorsprong komt. Wel beschouwd betekent het woord ‘paradijs’ ‘hemelse’. Waar God is, is er Liefde en Wijsheid, deze zijn Zijn eigenschappen. Bij de mens zijn deze het goede en het ware, dus was de kennis van het goede en ware bij de mensheid in die beginnende staat. Zoals we uit het verhaal over Adam en Eva weten, hebben zij, omdat zij verlangden uit zichzelf te leren, de kennis van goed en kwaad genomen of toegeëigend (zij aten van de boom der kennis van goed en kwaad) en zijn dus uit de gratie geraakt en uit het Paradijs ‘gevallen’. Zij wilden uit zichzelf ‘intelligent en wijs’ zijn.

Waar het om gaat is dat de mens niet langer de waarheid aanneemt of direct verstaat uit de Heer, dat wil zeggen, uit het hemelse dat de Hemel bij en in de mens maakt, maar slechts uit zijn eigen natuurlijke redelijke verstand, dat niet langer verbonden is met de Heer. Alles wat een mens nu aan kennis op gaat doen is volgens zijn eigen natuurlijke zintuigen welke hij van zijn hemelse en geestelijke leven gescheiden heeft dat voor hem gesloten is wegens zijn zonde. In feite, wanneer een mens, die slechts natuurlijke dingen kent volgens zijn natuurlijke zintuigen, het Woord leest, leert hij slechts natuurlijke dingen over God, en in ’t gunstigste geval, formuleert hij wat de bedoeling is volgens zijn eigen natuurlijke verstand. Wij hebben gezien dat dit heel dikwijls tot valsheden en begoochelingen leidt, zoals dat God jaloers is, boos wordt, dat Hij vernietigt, tot de hel verdoemt, en veel meer.

In een eerdere leerstellige discussie hebben we de geestelijke of inwendige zin van de tekst in Openbaring 19: 11-16, die over het ‘witte paard’ gaat, geopend, maar niet over de Heer gesproken, behalve te zeggen dat Hij de Ruiter is. Tenzij hij toegang tot de wetenschap van overeenstemmingen tussen de Hemel en de aarde heeft, zal degene die deze tekst leest de betekenis van wat er gezegd is over de ‘Ruiter’ van ‘het witte paard’ (de Heer Jezus Christus) niet verstaan. Dus laten we nogmaals deze tekst lezen, in het bijzonder wat er over de Heer staat die ‘als het ware’ op ‘het witte paard’ rijdt:

&…; en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid (Openbaring 19: 11).

Hoe kan het dat de Heer Getrouw en Waarachtig wordt genoemd en in gerechtigheid oordeelt en krijg voert? Dit moet toch iets geestelijks betekenen of aanduiden. Als we zeggen dat iemand getrouw is, dan wordt hij als betrouwbaar gezien in dat hij getrouw aan zijn woord is. Dus in de natuurlijke zin kunnen we sommige dingen tot op zekere hoogte verstaan, zoals dat de Heer in gerechtigheid oordeelt en misschien dat Hij tegen het boze en niet tegen de mens krijg voert. Maar ook hier moeten we heel voorzichtig zijn en vragen: Voert God krijg zoals wij oorlog in de natuurlijke zin verstaan? Gaat Hij werkelijk in strijd en overmeestert Hij het boze? Hoe zou Hij dat doen? Wat er in hoofdstuk 19 verzen 11-16 van Openbaring staat, wanneer het letterlijk als waar wordt aangenomen, laat ons slechts verbeelden wat de bedoeling is. Wat er daar uitgebeeld wordt is een bloederig strijd welke toen in de toekomst door twee legers uitgevochten werd, waarvan éen leger het leger van de Heer is. Was dit niet wat sommige mensen dachten dat Jezus zou doen wanneer Hij Koning van Israël zou worden? Wilden zij niet de heerschappij van de Romeinen omverwerpen? Toen zij de wonderen van Jezus zagen, dachten ze dat Hij door Zijn macht de Romeinen ten val zou brengen en, daarop hopend, waren zij bereid Hem Koning van de Joden te maken. Wat de macht betreft, heeft Jezus na Zijn verheerlijking, na Zijn wederopstanding gezegd dat Hij alle macht over de Hemel en de aarde had. Dus als dit in de natuurlijke zin wordt verstaan, zou de mens kunnen denken dat dit gebeuren zal wanneer de Heer Zijn beloofde wederkomst maakt en als bewijs wijzen naar de verzen in Openbaring als iets dat in de toekomst gerealiseerd wordt.

In de tekst staat dat de Heer Getrouw wordt genoemd en dat Hij in gerechtigheid oordeelt. Ten eerste, heeft de Heer niet alleen voor het menselijk geslacht gevochten en heeft Hij dat niet uit de Goddelijke Liefde gedaan, die Zijn Liefde is voor het menselijke geslacht? Kan iemand zichzelf verlossen? Dus laten we dit onderzoeken. De komst van de Heer op aarde was in de menselijkheid van een mens, geboren uit een vrouw Maria, zo als wij geboren zijn. Dus leert men hier dat Hij niet Gerechtigheid (Rechtvaardigheid) geboren is, maar Gerechtigheid geworden is door de strijd tegen en de overwinningen over de verzoekingen die Hem toegelaten zijn. We moeten zien dat de Heer dit uit Zijn eigen macht doet. Hier zien we dan een voortdurende toename van Zijn gerechtigheid tot Hij puur Gerechtigheid of Rechtvaardigheid Zelf werd. Vergelijk dit met de mens die uit een menselijke vader is geboren, dat wil zeggen uit het ‘zaad’ van een menselijke vader. Wij zien dat wij slechts uit onze eigenliefde kunnen strijden en niet zoals de Heer, die uit Goddelijke Liefde strijdt. Wij kunnen onszelf niet verlossen.

In de Boeken der Profeten lezen we dat dit, zelfs vóor de Heer op aarde kwam, waar was. In Jeremia staat: In Zijn (de Heer) dagen zal Juda verlost worden, en Israël (de uitwendige Kerk) zeker wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De Heer: onze Gerechtigheid (23: 6). En in Jesaja: Dewijl Hij zag dat er niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht Hem Zijn arm (eigen macht) heil aan, en Zijn gerechtigheid ondersteunde Hem. Want Hij trok gerechtigheid aan als een pantser, en de helm des heils zette Hij op Zijn hoofd (59: 16,17). Kunt u de Heer met succes de boosheden en valsheden zien verslaan toen ze Hem in deze verzen aanvielen?

We hebben al eerder gezegd dat wanneer wij het Woord van God, de Bijbel, uit een natuurlijk verstand beschouwen, wij slechts natuurlijke geschiedenissen van verscheidene mensen en tijden en de relatie met hun godsdienst en met God zien. Toch werd er gezegd dat het Woord ook een geestelijke zin heeft, binnenin verborgen en dat die hoofdzakelijk over de Heer, over de Hemel en over de relatie tussen God en de mensheid ging, en dat deze alleen vanuit de geestelijke zin gezien kan worden. Met de oprichting van de natie van de Israëlieten door middel van Abraham,wordt iets geestelijks bedoeld, en deze natuurlijke geschiedenis valt ‘als het ware’ weg. In plaats daarvan ziet of verstaat men iets over de Heer die gekomen is om de gevallen mensheid te verlossen. In de historische zin was Abraham hun vader, maar is het niet waar dat God hun ware Vader is? Dus betekent Abraham in de geestelijke zin iets over de Heer, een eigenschap of een staat, en het onderwerp hier is de Heer als Rechtvaardig zijnde of als Gerechtigheid wordende.

In het Woord in Genesis, hoofdstuk 17 lezen we dat Jehovah sprak met Abram en een verbond met hem oprichtte. Jehovah zegt tegen Abram dat Hij aan hem en aan zijn zaad (nakomelingen) het land waarin hij verkeert (Engels: land of his sojournings) zal geven: Ik zal u, en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen (waarin u als vreemdeling verkeert) geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting; en Ik zal hun tot een God zijn (17: 8). Er wordt ons geleerd dat Abram deze reizen door heel Kanaän maakte. Maar dit is slechts een natuurlijke, historische begrip van de gebeurtenis. Wat heeft dit te maken met de Heer, wat zegt het over de Heer? Is het de bedoeling dat er hier over Abram wordt geleerd, iemand die in de oude tijden leefde, die trouw aan het geloof was dat hij rijkdom zou verkrijgen zoals een onbekende God die hij Jehovah noemde hem verteld had? Abram moet iets anders, iets geestelijks betekenen. Dit is niet de geestelijke zin van het Woord. Wat de geestelijke zin aangaat, betekent ooit een naam, van wie dan ook, de persoon zelf? Als dat zo was, waarom zou het dan zelfs nodig zijn de geestelijke zin te kennen, en zouden de engelen niet zoals wij in de natuurlijke zin verstaan? Dat zou echter tot allerlei begoochelingen en valsheden leiden. Dus laten we begrijpen en accepteren wat de Bijbel ons werkelijk wil onthullen de Heer opdat wij Hem gaan liefhebben. In de natuurlijke zin is dit erg beknopt en kan het, behalve natuurlijk, niet begrepen worden en schiet het te kort.

Neem bijvoorbeeld de naam Abram of Abraham. Zien de Joden hem niet als vader van hun geloof, zelfs van een verlossend geloof, dat zoals wij zouden moeten weten, alleen uit de Liefde van de Heer komt? Maar de Heer is toch de Vader van het ware geloof? De eigenschap van liefde is hemels en is iets dat daarom binnenin elk van ons is, zoals de Heer binnenin ons is. Is de Wijsheid niet de eigenschap die liefde leert zoals de liefde ons tot het geloof leidt en geestelijk is? Zijn deze dingen niet binnenin ons wanneer de Heer binnenin ons is? Omdat dit zo is, kunnen we begrijpen dat Zijn ‘zaad’ iedereen in het heelal betreft die in Zijn liefde is. U kunt zien dat we hier over de Heer Zelf spreken, in het bijzonder Zijn Menselijke wezen, en dus wat geestelijke bedoeld wordt is de Heer Jezus Christus. Dus Abram betekent Jezus; Jehovah die met Abram spreekt is het Goddelijke wezen, of, dat wat binnenin Jezus is als Zijn Ziel, die Hij Zijn Vader noemt. Dus is de Vader of het Goddelijke binnenin Hem zoals het ‘zaad’ van onze vader binnenin ons is.

Het is dus zo dat de Heer alle dingen door Zijn eigen macht verkreeg, dat wil zeggen door middel van zijn ‘vreemdelingschappen’ door geheel het land. Om dit duidelijk te maken kijken we nu naar de betekenis van ‘vreemdelingschappen’. Ten eerste betekent het in een natuurlijke zin voortgaan of verhuizen naar een andere locatie, maar in de Hemel betekent het van de ene naar de andere staat voortschrijden tot het doel de Hemel is bereikt, of als het boze en niet het goede regeert de hel. Laat nu deze geestelijke waarheid betrekking hebben op de mens op aarde. Reist hij niet ‘als het ware’ naar zijn wederverwekking of verlossing wanneer hij het Woord van God volgt zoals Abram Jehovah moest volgen, die hem onderricht gaf in het aangesloten verbond met Hem. En dus werden de Israëlieten tot stand gebracht, en God was met hen in hun verstand en uitgebeeld in hun eredienst. Hierin zien wij de ontwikkeling van de natuurlijke Kerk bij de mens op aarde.

Aldus duidt ‘vreemdelingschappen’ onderricht worden aan en het ware leven zelf ontvangen. Daarom zien we dat de Heer Jezus Christus onderricht wordt in wetenschappen, in leerstellige dingen en in de kennis van het geloof zoals iedereen die tot de Heer en tot Zijn Waarheid keert en daar overeenkomstig leeft, dat wil zeggen die met Hem verbonden is. In dit geval, in Abram, zien we de Heer die alle dingen tot Zichzelf verkrijgt door Zijn eigen macht en dus die Zijn Menselijke Wezen met Zijn Goddelijke wezen verbindt, en omgekeerd Zijn Goddelijke Wezen met Zijn Menselijke Wezen. Hij verkreeg het goede en het ware. Aldus is Hij Gerechtigheid of Rechtvaardigheid zelf geworden en in feite kunnen we dit in Jesaja lezen: Wie is Deze, Die van Edom komt&…; Die voorttrekt in Zijn grote kracht? &…; Ik heb de pers alleen getreden, en er was niemand van de volken met Mij; &…; Ik zag toe, en er was niemand die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand, die ondersteunde; daarom heeft Mijn arm (macht) Mij heil beschikt (Jesaja 63: 1, 3, 5).

De historische persoon Abram is het gehele land, waarin hij verbleef, gegeven. Wat is het dat aan de Heer gegeven is? Wij behoeven slechts in Mattheüs 28: 18 te kijken om dat te zien: Mij is gegeven alle macht in hemel en op aarde. Wij lezen ook in de Evangeliën dat de Vader Hem alle dingen die in de Hemel en op aarde zijn, heeft gegeven. In de geestelijke zin betekent dit dat de Heer de waarheid voor Zichzelf verkreeg, omdat Jehovah binnenin Hem was en in alles wat van Hem was. Hiermee kunt u begrijpen dat de gehele schepping uit God is Zijn Waarheid en Zijn Goede, dat wil zeggen, uit Zijn Liefde en Wijsheid. Deze zijn het wezen en het bestaan van de schepping, van het leven.

Ten slotte moeten we weten hoe het goede en het ware voor onszelf verkregen wordt. Hoe heeft de Heer deze dingen verkregen? Was het niet door krijg te voeren tegen de boosheden die Hem aanvielen toen Hij hier op aarde was, en door tegen de hem toegelaten verzoekingen te strijden, en de overwinningen daarover? Alles wel beschouwd, heeft het boze ons niet opgeëist? Zouden wij dan ook niet op die manier moeten strijden tegen de boosheden in ons leven? Door dit te onderzoeken zien we dat het gelijk is aan het innerlijke of het redelijke, dat wil zeggen de denking zou ons zeggen dat het redelijke, het lichamelijke, rustig en kalm zou moeten zijn en zich dus verzetten van dit of dat boze te doen. Wordt ons door de geboden van de Heer niet geleerd de boosheden te schuwen? In het geval van de Heer is het dezelfde voor zowel Zijn Redelijke en Lichamelijke, want zij zijn van dezelfde persoon, dat wil zeggen Hij en Zijn Vader (of Ziel) is een persoon, zoals wij lichaam en ziel zijn. We zien in dit alles dat de Heer Getrouw en Waarachtig is en dat hij daarom rechtvaardig oordeelt en rechtvaardig krijg tegen het boze voert en dus Zijn Koningschap op aarde terugvordert, dat wil zeggen hij maakt aanspraak op ons door Zijn Kerk in ons op te richten.

Einde deel 2

Deel 3

Onze studie van de leer gaat verder met de volgende verzen:
Zijn ogen waren als een vlam vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam geschreven, die niemand wist, dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed, dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods. En de heirlegers in den hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein lijnwaad (Openbaring 19: 12,13,14).

Getoond is, dat onder het witte paard en zijn ruiter wordt verstaan het Woord dat van de Hemel komt en een oordeel velt over wat goed is en wat kwaad. Het is in dit verband dat de Heer komt als het Woord, zowel om te oordelen als om de mens op aarde te leren en te leiden. Wie het geschreven Woord bestudeert en in de Heer gelooft zal de tekst opvatten als handelend over des Heren wederkomst en hij weet en gelooft dat deze tekst die hij leest zelf het Woord is dat van God tot de mens komt. Dus men aanvaardt en leert dat het Woord –als zijnde het Goddelijk Ware– macht heeft om te redden. Er worden velerlei hoedanigheden onthuld in de tekst over ‘het Witte Paard en zijn Ruiter’ – te vinden in Openbaring 19: 11-14,16 – die betrekking hebben op de Heer. Enkele daarvan hebben wij al laten zien. Dit zijn allemaal hoedanigheden van de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke, hoedanigheden van de verrezen en verheerlijkte Heer. Eén daarvan is wat wij hier lezen over de Heer: Zijn ogen (zijn) als een vlam vuurs. Nu moeten wij weten dat de ogen dienen om te zien, en dat het door zien is dat de mens tot enig begrip komt, en dat het dit begrip is dat de mens tot de waarheden des geloofs leidt. Nu wordt de Heer ons hier afgeschilderd als hebbende ogen als een vlam vuurs. Van alle hoedanigheden uitgebeeld door een vlam vuurs is hetgeen de Heer het best kenmerkt Zijn ‘Liefde’; want is immers niet ‘vuur’ of ‘liefde’ datgene wat iemand van binnen verwarmt, evenals de vlammen van de zon de aarde verwarmen en leven voortbrengen? Geeft niet ook liefde net zo’n uitstraling van als het ware warmte, of een goed gevoel? Gelijkerwijze wordt deze hoedanigheid in het Woord gezien, gezien als de Heer, de Heer Die het Goddelijke is, en betekent zij het Goddelijk Woord, dat de mens liefde brengt. De hoedanigheid die we hier zien is het Goddelijk Ware, komend van het Goddelijk Goede.

Omdat het Woord, ofwel de Heer Jezus Christus, het Goddelijk Menselijke werd, werd Hij gekroond ‘als het ware’ als een koning over de Hemelse Koninkrijken. De Heer was getrouw aan het Goddelijke of aan Zijn Vader vanbinnen, en dus trouw aan het Ware en Goede, dat van God tot de mens komt en zo ook tot des Heren Natuurlijk Menselijke. Derhalve zien wij de ‘koninklijke hoeden’ of ‘kronen’ op ’s Heren hoofd als beduidende alle goede en ware dingen des geloofs, want het Koninkrijk der Hemelen is van diegenen die het goede en ware hebben opgenomen. Laat ons daarom hier tonen wat dit zijn. Als iemand geloof heeft is dat vanwege de waarheden die hij heeft gevonden in het Woord vanuit de Heer en omdat hij deze waarheden heeft geloofd. Sommige van de in het Woord onthulde waarheden zijn die hoedanigheden van de Heer die we hebben genoemd, en als zodanig weten we dat de Heer al het Goede en Ware is. Natuurlijk leren andere waarheden de mens hoe hij hervormd en wederverwekt kan worden, en dus weet hij dat hij het goede moet liefhebben en doen, oftewel de geboden moet navolgen. Men kan hier zien dat de eerdere waarheden betrekking hebben op het verstand, en de latere waarheden op de wil, dus opdat iemand wete en navolge.

Hier volgt een andere hoedanigheid van de Heer, ofwel van het Woord. Lezen wij aangaande deze hoedanigheid: en Hij had een naam geschreven die niemand kende dan Hij Zelf. In het Woord duidt iemands naam verschillende hoedanigheden aan, bijvoorbeeld Petrus betekent ‘steen’, en Emanuel betekent ‘God met ons’. Éen naam geschreven die niemand kende betreft wat verborgen is, zoals ook de geestelijke zin van het Woord verborgen is in de uitwendige of natuurlijke zin, net als de Heer zowel een Geestelijke als een Hemelse binnenin Zijn Natuurlijke heeft. Hij heeft een Natuurlijk Menselijke net zoals de mens. Deze hoedanigheden van de mens komen vanzelfsprekend van het Goddelijke, het Hemelse van de Liefde en het Geestelijke van het Ware. Het is de innerlijke zin van het Woord die waarachtig het Echte Ware is. Het uitwendige is slechts een schijnbaar ware. Zo ziet men hier dat de wederkomst van de Heer op aarde in het Ware en in het Woord is en niet in persoon. Zelfs staat in de tekst dat wat uit de Hemel komt het Woord van God wordt genoemd en het Goddelijk Ware is.

Rijst de vraag: waarom moet er weer een ander Woord van God komen? Is de Waarheid zoals in het Oude en Nieuwe Testament gegeven, niet voldoende? Natuurlijk, maar zoals het hier staat wordt het Woord gekend in de letterlijke zin, en die wordt ternauwernood begrepen en meestal zelfs verkeerd begrepen, zoals ook met onze tekst het geval is. Zulke dwalingen en valsheden komen overigens vanwege de gedachten van diegenen die geloven dat, wat zij lezen en kennen vanuit ‘het zelf’, als het ware beschouwd kan worden, ook al weten we dat van de mens niets van het goede en dus ook niets van het ware komt, tenzij hij verlicht is. Neem bijvoorbeeld de voorliggende tekst. Wij lezen Hij was bekleed met een kleed dat met bloed geverfd was. Aangezien we hebben laten zien dat we hier spreken over het Woord, waarom wordt dat dan afgeschilderd als zijnde overdekt met bloed, als ging het om een strijd? Hierop luidt het antwoord als volgt: Het is de Heer, die, als het Ware, of als het Woord, wreedaardig behandeld, veracht, gegeseld en gekruisigd werd tot ter dood toe. En was niet desgelijks ook met het Woord gehandeld, ja tot de dag van vandaag zonder enig respect?

Zo zien we dat de Heer in Zijn Wederkomst aldus verschijnt. Nu was het in de natuurlijke staat dat de Heer oorspronkelijk kwam en door de Israëlitische Kerk verworpen werd. En dat niet alleen, maar ook hadden ze het Woord verworpen en verkracht, net zoals zij de Heer verwierpen, waarvan het Woord had gesproken, zoals Hij ook gezegd had, dat zij het Woord geen eer hadden betoond. U kunt zien dat ‘bloed’ betrekking heeft op geweld toegebracht in een poging tot doodslag, en hier gaat het erom dat de natuurlijke zin van het Woord zo wreed geminacht en mishandeld is dat dat schade toebrengt aan iemands natuurlijk verstand, zodat dat verstand misvormd is ten opzichte van het echte Ware. Dit kan men zien in het feit dat de bekleding bebloed is. De innerlijke bekleedselen zijn ‘wit en rein’, evenals de innerlijke zin van het Woord. Het is niet moeilijk te begrijpen dat, vanwege de uitwendige bekleding van de Heer in Zijn wederkomst, dit duidt op de bekleding van de innerlijke zin van het Woord. Bedenk ook: wat is een uiterlijke zonder een innerlijke? Immers niets. Het is als een mens zonder geest, zonder leven. Het is ‘als het ware’ een levenloos standbeeld.

Als de Heer zo behandeld is bij Zijn Komst in het vlees, en als Hij de Waarheid is, het Woord, is dan ook niet het Woord in zijn uitwendige en innerlijke Zin, bij de mens vervalst? Is dan het Woord uitgegaan tot de mensheid zonder enig effect te hebben gehad? Heeft des Heren Komst niet één mens veranderd? Ieder ware Christen zal zeggen dat door des Heren Komst de Christelijke Kerk gevestigd is, dat er zijn die de Heer niet verworpen hebben, dat het Woord wel goede resultaten heeft gehad en niet vruchteloos is teruggekeerd. Er zijn er die bij de Heer in de Hemel zijn. Dat zijn degenen die Hem volgen, die Zijn Leer in het Woord navolgen, zoals wij de Heer uit de Hemel zien navolgen.

We gaan verder met het lezen van onze tekst. …en de heirlegers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein lijnwaad. Ik denk dat eenieder die het Woord leest vanuit een verlangen om de Heer en Zijn Waarheden te leren kennen, hierin de strijd zal zien van het boze tegen het goede, van het valse tegen het ware. Het wordt afgeschilderd ‘als ware het’ een strijd om ’s mensen ziel. De Heer wordt vaak afgebeeld als komende om te strijden tegen het boze en ons te redden, zodat we in Zijn Koninkrijk der Hemelen kunnen komen, en daar leven. Onze tekst is een van die plaatsen waar we zien dat de Heer komt redden. In de geschiedenis van de Israëlieten zijn er verschillende verhalen over ‘de Heirscharen (of legers) van Jehova’, die vechten tegen hun vijanden. ‘Hemelse heirscharen’ wil zeggen des Heren legers.

Iedere Christen zal ook zeggen dat het het Ware is dat vecht en ons bevrijdt van de slavernij aan boosheid en leugens. Hoe echter als dat Ware vervalst is bij de mens, hoe kan hij dan vrij worden? Als het Woord dat gekend wordt, ofwel, als de kennis van de natuurlijke zin ervan, de mens bevrijd heeft van de slavernij aan valsheden en boze dingen, of als ’s Heren eerste Komst de mens waarlijk gered heeft, zoals zovelen zeggen, waarom wachten heden ten dage dan zovelen op Zijn wederkomst om de boosheden die nog altijd op aarde bij de mens zijn te komen overwinnen?

Het antwoord is allereerst, dat er twee aspecten zijn aan de komst van de Heer. Eén is al eerder vermeld. Het is in oordeel dat de Heer komt; natuurlijk is het het Woord en het Ware dat ons hier, op aarde, veroordeelt. De tweede reden dat Hij komt is om in ’s mensen hart en gemoed ‘als het ware’ binnen te gaan, in zijn wil en verstand, en de mens aldus met Hem te verbinden, wat kan worden gezien als Zijn intrek nemen bij de mens. Dit zei Hij ook tot zijn discipelen en tot ons: Zo iemand Mij liefheeft, die zal Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem komen, en zullen woning bij hem maken (Johannes 14: 23). Nu kan de eerste komst alleen mogelijk zijn in de geestelijke zin. Dit behoeft een verdere verklaring. De enige plaats waar alle mensen die op aarde geboren en gestorven zijn tot een Laatste Oordeel kunnen komen is niet in deze wereld, waar de mens in zijn natuurlijke staat leeft, maar is in de geestelijke wereld. Want als allen die gestorven zijn uit hun graven zouden verrijzen en lichamelijk op aarde zouden terugkeren zou er niet genoeg ruimte voor hen zijn als het Laatste Oordeel in de natuurlijke staat zou zijn. Anderzijds zijn alle gemoederen van de mensen die ooit op aarde geleefd hebben, in de geestelijke wereld. En dus is het in de geestelijke wereld dat de Heer komt en allen oordeelt, zowel de goeden als de bozen.

In de tweede reden voor des Heren wederkomst op aarde echter komt Hij tot de mensen hier op aarde in hun verstand en in hun wil, in waarheid en liefde, in geloof en naastenliefde, door het geschreven Woord. Aldus komt de Heer weder op aarde niet in persoon, maar in het Ware of in het Woord. De legerscharen die de Heer vanuit de Hemel volgen zijn zij die in het verstand van het Woord ten aanzien van het innerlijke zijn. Dat betekent zij die in de ware en goede dingen des Hemels zijn, degenen die, bij het Laatste Oordeel, des Heren Hemelse Koninkrijk waren binnengegaan. Daarom worden zij gezien ‘op witte paarden en gekleed in wit linnen’. Zij beelden uit: het verstand van innerlijke waarheden, waarheden van hemelse oorsprong. En wel: het ware vanuit het goede dat iemands verstand en zijn wil binnentreedt. Dat is de reden dat het Woord wederom op aarde komt bij de mens om de boze dingen te bevechten en de valsheden te overwinnen bij de mens. En het is in de innerlijke of geestelijke zin dat het Woord komt en onthuld wordt aan hen die verlicht worden. Zoals gezegd gaat het om een geestelijke strijd van waarheden tegen valsheden. En dit vereist meer dan het binnenlaten van waarheden in iemands verstand, er komt een legerschaar van waarheden ‘als het ware’ in onderlinge samenhang en dit is als zodanig de Leer des geloofs inzake redelijke dingen. Dat ‘legerscharen en heirscharen’ waarheden aanduiden wordt overal in het Woord verklaard. In Daniël lezen wij: En uit een van die kwam voort een kleine hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en tegen het sierlijke land. En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en hij vertrad ze. Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens heirs, en van Denzelven werd weggenomen het gedurig offer, en de woning Zijns heiligdom werd nedergeworpen. En het heir werd in den afval overgegeven tegen het gedurig offer; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel. Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot den onbenoemde, die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig offer en van den verwoestenden afval zijn, dat zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal overgegeven worden? (Daniël 8: 9-13). Dit was natuurlijk Daniëls droom. Deze beschrijft het leger van valsheden die optrekken tegen Gods leger van Waarheden, en, als ze konden, zouden de valsheden zelfs de Hemelse Waarheden, en de Heer zelf, dat wil zeggen het Goddelijk Ware zelf, hebben overwonnen. Men kan dit onder ‘ter aarde werpen’ verstaan, dat het Ware vervalst wordt bij de mens, want dit is wat de mens met Gods Waarheden heeft gedaan.

Legerscharen des Heren betekenen geestelijke Waarheden, deze vormen iemands geloof, of de leer des geloofs bij de mens. Geestelijke waarheden zijn vormen van het goede, wanneer hij een leven leidt in overéénstemming met deze waarheden. Dus, aangezien de legers in het oordeel de Heer volgen vanuit de Hemel, is het de Geestelijke Kerk die hier bedoeld wordt, en ook al diegenen die in wederverwekking zijn. Want de waarheden des geloofs komen van het Goddelijk Ware, dus van de Heer, en niet van de mens. Om een voorbeeld te geven: De Israëlieten moesten uit Egypte komen overeenkomstig hun legers. In de geestelijke zin is bedoeld: uit conflicten met valsheden komen, en zo vervulden zij ‘als het ware’ geestelijke dienstplicht. Men kan hier zien waarom het Woord spreekt over de Kerk als zijnde strijdvaardig, en overwinnend in de strijd.

Dus zien wij uit de tekst van ‘het witte Paard en zijn ruiter’ de geestelijke zin van het Woord onthuld in een nieuwe Openbaring, in een nieuw Woord dat nu nederdaalt op aarde voor de mens.

Einde deel 3