ÝTerug naar de zelfstudiepagina
Zelfstudie
les 7
De
Toerekening van de verdienste des Heren is niet iets anders dan de vergeving
der zonde na de boetedoening.
De Leer over de Heer 18 [1]. In de
Kerk wordt geloofd, dat de Heer gezonden is door de Vader, om verzoening te
doen voor het menselijk geslacht, en dat dit is geschied door de vervulling van
de Wet, en door het Lijden des kruises, en dat Hij zo de verdoemenis heeft
opgeheven en voldoening gegeven; en dat zonder die Verzoening, Voldoening en
Genadigstemming, het menselijk geslacht tot de eeuwige dood zou zijn vergaan,
en dit vanuit Gerechtigheid, welke door sommigen ook een Wrekende wordt
genoemd. Het is waar, dat zonder de Komst des Heren in de wereld allen zouden
zijn vergaan: maar hoe het moet worden verstaan, dat de Heer alle dingen der
Wet heeft vervuld, zie men boven in zijn Artikel: en waarom Hij het kruis heeft
geleden, ook boven in het zijne; waaruit men kan zien, dat het niet is geweest
vanuit enige wrekende Gerechtigheid, omdat deze niet een Goddelijk Attribuut
is; de Goddelijke Attributen zijn Gerechtigheid, Liefde, Barmhartigheid en het
Goede zelf; en waar deze zijn, is niet iets van wraak, dus geen wrekende
Gerechtigheid.
Jehovah God, de Vader, heeft niet een
andere God op aarde gezonden die Zijn Zoon wordt genoemd. Was het niet echter
Gods grote liefde voor de mensheid dat Hij Zelf op aarde kwam? Heeft onze
eerste sessie in deze studie niet aangetoond dat het God Zelf was die het Woord
is en die in de Wereld geboren is, en dat Hij de Heer uit de eeuwigheid is? We
zien hierboven in de tekst dat het woord 'verzoening' wordt gebruikt. In het
woordenboek van de Bijbel staat: Verzoening is bedekken, laten
vervallen en voldoende genoegdoening voor een overtreding of onrecht, dat
wat verzoening teweegbrengt (Exodus 30:16). In de Bijbel betekent het het
bedekken van de zonden van de mens door het vergieten van bloed, in het Oude
Testament het bloed van offerdieren, in het Nieuwe Testament het bloed van de
Verlosser van de mens, Jezus Christus (The Compact Bible Dictionary).
In Exodus 30: 16 staat: Gij dan zult
het geld der verzoeningen van de kinderen Israëls nemen, en zult het leggen tot
de dienst van de tent der samenkomst; en het zal de kinderen Israëls ter
gedachtenis zijn, voor het aangezicht des Heren, om voor uw zielen verzoening
te doen. Aangezien in het woordenboek van de Bijbel staat dat het woord
'verzoening' in het Hebreeuws 'bedekking' betekent, laten wij onderzoeken hoe
de zonden van de kinderen of de zonen van Israel werkelijk bedekt zijn. Was het
door het vergieten van het bloed van offerdieren? Waarschijnlijk kennen wij
allemaal het verhaal van de eerste zonde van de mens, toen Adam en Eva
gezondigd hadden, hoe zij zich schaamden en wisten dat zij naakt waren,
vijgenbladeren samen gehecht hebben om hun naaktheid te bedekken, en zich voor
God in de tuin hebben verborgen. Het is duidelijk dat zij zich realiseerden dat
zij gezondigd hadden, en vanzelfsprekend zien we in het verhaal dat God het
wist. Het punt is dat zij getracht hebben hun naaktheid te bedekken of te
verbergen, dat zij niet langer de liefde tot God hadden zoals voorheen. Dus
maakten zij gordels of schorten van vijgenbladeren. Wat zij getracht hebben te
doen was hun afwending van God en Zijn Liefde redelijk uit te leggen. Hier
betekent het idee van naaktheid een verlies van de waarheden die uit het geloof
en uit het goede van de liefde zijn. Want het feit is dat zij zich voor de
liefde van God afgewend hadden en als gevolg daarvan voor Zijn ware, en hun
geloof en liefde was nu voornamelijk bij zichzelf, omdat zij van de boom van
kennis van goed en kwaad hadden gegeten. Toen zei de Heer hoe hun zonde, die in
alle mensen zou komen, op een dag verzoend of bedekt zou worden. Een ieder die
het Woord bestudeerd heeft leert dat vers 15 van Genesis 3 betrekking heeft op
de komst van de Heer en Zijn overwinning op de boosheden die uitgebeeld worden
door de slang die de vrouw, dat wil zeggen de Kerk in de mens, tot de zonde
geleid heeft. En Ik zal vijandschap zetten tussen u en tussen deze vrouw, en
tussen uw zaad en tussen haar zaad; datzelve zal u de kop vermorzelen, en gij
zult het de verzenen vermorzelen. Zoals hierboven gezegd is, is het dus de
eigenliefde die de zonde is die de mens tot de hel heeft doen keren. Door de
vrouw wordt de Kerk bedoeld, net zoals de Kerk door de kinderen of zonen van
Israel wordt bedoeld. En met een beetje nadenken, ziet men dat door het
zaad van de slang alle ontrouw of gebrek aan vertrouwen (in God) bij de mens
wordt bedoeld. Als tegenstelling wordt door het zaad van de vrouw het geloof in
de Heer bedoeld. Hij die de boosheid vermorzelt is de Heer Zelf in Zijn
heerschappij over de boosheid of de eigenliefde.
Het moet ook worden verstaan dat de
Heer ook 'het zaad van de vrouw' genoemd wordt omdat het de waarheden van de
Heer en Zijn goede in ons zijn dat het ware geloof is dat verlost. De Heer
geeft ons dat verlossende geloof, het kan niet uit ons eigen geloof komen, want
dat is nu afgewend door de zonde tegen God. En omdat het de Heer behaagd heeft
in zo een kerk (de joodse en Israelitische) geboren te worden, de staat waarin
de mens gevallen is - een helse en duivelse, het eigene of zelf van de mens
door de eigenliefde - zou de Goddelijke macht het Goddelijke Hemelse eigene met
het menselijke eigene in het menselijke wezen van de Heer verenigen en Zijn
Natuurlijke menselijke éen met het Goddelijke Menselijke maken. Hier is het de
Kerk binnenin de mens die bedoeld wordt en de staat waarin de mens gevallen is,
welke de natuurlijke is, is de zinnelijke of lichamelijke staat. Er wordt hier
in dit vers geen vermelding gemaakt van het vergieten van bloed, noch van
offerdieren, noch van de Heer, maar Zijn waarheden en Zijn goede worden wel
vermeld als het ware geloof dat tot ons komt, beide om onze zonden te
overwinnen.
Het kruislijden van de Heer, dus Zijn
vergieten van bloed betekent, zoals wij al eerder hebben gezien, de laatste
worstelingen waardoor de Heer de hellen volledig overwon en Zijn Menselijke verheerlijkte.
Dus verzoening of het bedekken van de zonden van de mens met het bloed van de
Heer van Zijn dood aan het kruis wordt niet bedoeld. Toch wordt dat heden ten
dage dikwijls door de Christelijke Kerken geleerd zoals uit het volgende
blijkt:
De Leer over de Heer 18 [2]. Aangezien
de Vervulling der Wet en het Lijden des kruises tot nu toe door velen niet
anders verstaan zijn, dan dat de Heer door die beide voldoening heeft
geschonken voor het menselijk geslacht, en van hetzelve de vooruitgeziene of vastgestelde
verdoemenis heeft afgenomen, zo is krachtens het verband en tevens krachtens
het beginsel, dat de mens wordt gezaligd krachtens het geloof-alleen dat het
aldus is, het dogma gevolgd over de Toerekening van de verdienste des Heren
door die twee, welke de Verdienste des Heren waren, op te vatten als de
voldoening: maar dit valt weg vanwege de dingen die gezegd zijn over de
vervulling der Wet door de Heer, en over Zijn Lijden des kruises; en tevens kan
nu worden gezien, dat de toerekening van de verdienste een loze term is, tenzij
daaronder wordt verstaan de Vergeving der zonden na de boetedoening; want niet
wat ook des Heren kan de mens worden toegerekend, maar het heil kan door de
Heer worden toegekend, nadat de mens boete heeft gedaan, dat is, nadat hij zijn
zonden heeft gezien en erkend, en daarna van dezelve aflaat, en zulks vanuit de
Heer; alsdan wordt hem het heil toegekend, derwijze, dat de mens niet vanuit
zijn eigen verdienste, en vanuit de eigen gerechtigheid, wordt gezaligd, maar
vanuit de Heer, Die alleen gestreden en de hellen overwonnen heeft.
Hierin, in het boete doen, dat wil
zeggen, het erkennen van zijn zonden enz. komt de ware 'voldoening' aan het
licht. Het ware wat betreft deze voldoening en de zogenaamde voldoening waarin
niets gezien wordt van de toerekening van de heil van de Heer, dat wil zeggen,
Zijn leven - Zijn liefde en ware - wordt onthuld. Naast verzoening, toerekening
en voldoening dat de Kerk leert is er ook genadigstemming. In het woordenboek
van de Bijbel lezen we nogmaals: Genadigstemming, (bedekken) de toorn
van God bedaren zodat aan Zijn gerechtigheid en heiligheid voldoening gegeven
wordt en Hij de zonden kan vergeven. Genadigstemming maakt God niet barmhartig,
het maakt goddelijke vergeving mogelijk. Hiervoor is verzoening voorgeschreven:
in de tijd van het Oude Testament dierlijke verzoenoffers; heden de dood van
Christus voor de zonden van de mens. Door de dood van Christus is er verzoening
voor de zonden van de mens (Romeinen 3:25; 1 Johannes 2:2; 4:10) (The Compact
Bible Dictionary). In Romeinen 3: 25 staat: Welken (Christus Jezus) God
voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een
betoning van Zijn rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren
geschied zijn onder de verdraagzaamheid Gods. Hier zien we in de
letterlijke zin dat het bloed van de Heer, wat betekent de dood van de Heer,
een bedekking is voor onze zonden. Niemand zal beamen dat het het bloed van de
Heer is dat zijn of haar zonden of de zonden van de Israelitische Kerk bedekt,
maar zal zeggen dat het Zijn lijden en dood aan het kruis was dat hen zaligt.
Dus laat ons in werkelijkheid bezien welke verzoening bedoeld wordt die de
(oude Christelijke) kerk gebruikt om te betuigen hoe de Heer als tweede Persoon
of als de Zoon ons zalig maakt. Deze woorden geven de genade van éen God in
Zijn Menselijke te kennen. Hier spreken we over 'verzoening'. Het is de werking
van medelijden en genade om een mens te beletten zichzelf in veroordeling door
zonde te brengen, en bescherming van heiligschennis (vergelijk Ware
Christelijke Godsdienst 135:5). Dit wordt natuurlijk niet in de letterlijke zin
gezien tenzij men verlicht is of mits de geestelijke zin gezien wordt. In dit
geval heeft het betrekking op het verzoendeksel boven op de Ark. Daar wordt het
reiniging van boosheden of de vergiffenis van zonden gezien in hun
uitbeeldingen. In Exodus 25: 17-22 leest men de voorschriften over de
verzoendeksel, en later voor de ontmoeting daar met Jehovah. Dus, in wat hier
uitgebeeld wordt, zien we dat God ons hoort, ontvangt, met ons spreekt en dus
met ons daar verenigd wordt. Ten slotte vereren wij hem daar maar slechts
representatief. Kunnen we niet tot de Heer in zijn Menselijke gaan, om
vergeving voor onze zonden vragen, en daar van boosheden worden gereinigd of
van onze zonden vergeven worden? Wie zou naar God gaan die niet spijt heeft
tegen God te hebben gezondigd, en dus over zijn zonden berouw heeft? Is dit
niet de verzoendeksel die bedoeld wordt?
We lezen nog éen vers met betrekking
tot verzoening - Exodus 29:36: Gij zult ook des daags een var des zondoffers
bereiden, tot de verzoeningen&…;&…;. Men ziet dat dit een
voortdurend verwijdering is van het boze en de valsheden daarvan. Men moet ook
het goede van de liefde en het geloof uit God ontvangen nadat de boosheden en
valsheden uit zijn leven verwijderd zijn. En zoals Christenen beamen is
het de Heer alleen die boosheden en valsheden verwijdert. Omdat het slechts
door de wil en het verstand is dat een mens de dingen van de Hemel -het goede
en ware - ontvangt, spreekt het vanzelf dat vóor deze het verstand binnengaan
de boosheden en valsheden eerst verwijderd moeten worden. Het is dan in de
uitbeelding van de verering van de Heer, dat Hij zegt dat Hij hen - dat wil
zeggen de Kerk - binnenin tegemoet zal gaan. Waar het goede en ware is, is de
Heer want zij bestaan uit Hem. Wat als bedekking gezien wordt, dat wil zeggen
boete doen of verzoening, is niet de dood van de Heer op het kruis, maar is
Zijn ware en goede die de mens ingaat, hem een nieuw wil en een nieuwe verstand
geeft, welke een nieuw eeuwig leven is, maar slechts naarmate de zonden
verwijderd zijn die hij tegen God begaan heeft, die hem in zijn leven op aarde
konden (ver)leiden.
Is God kwaad, neemt Hij wraak, brengt
Hij in verzoeking, straft Hij, werpt Hij in hel, veroordeelt Hij of doet Hij
zelfs het boze? Neen; iemand die de Heer en Zijn Woord, Zijn Waarheid liefheeft
weet dat dezen geen attributen van God zijn, toch wordt er over gesproken in
het Woord. Nadere overweging laat zien dat deze slechts verschijningen van
waarheden zijn in de letterlijke zin. Zulke dingen zijn van God verwijderd
zoals de hel is van de Hemel. Wat ze zijn, zijn (spraakvormen) uitdrukkingen.
Zo ook zijn de woorden genadigstemming, voorspraak, boetedoening en bemiddeling
uitdrukkingen die tot God naderen en genade van God door Zijn Menselijke
uitdrukken (vergelijk Ware Christelijke Godsdienst 135.5). Dergelijke
verzoening, boetedoen enz. zijn dus niet de dood van de Heer aan het kruis, waar
Hij voldoening schenkt voor de zonden van het menselijk geslacht. Het is eerder
Zijn leven op aarde waarin Hij tegen alle boosheden gestreden heeft en deze
overwon, eindigend in het laatste, het lijden aan het kruis. Dit dan is de
verdienste van de Heer van het heil van de mens.
Ten laatste, verwijzen we nogmaals naar
Genesis 3: 15 waar de belofte staat dat Jehovah zou komen en de mens van zijn
zonden zou verlossen: En Ik zal vijandschap zetten tussen u (de slang)
en tussen deze vrouw (de Kerk), en tussen uw zaad (van de slang)
en tussen haar zaad (van de Kerk); datzelve ( de Heer Zelf) zal u
de kop vermorzelen, en gij zult het de verzenen vermorzelen. Het zaad
van de vrouw is het geloof in de Heer van degenen in de Kerk en zoals
hierboven staat wordt door het zaad van de slang alle ontrouw of gebrek
aan vertrouwen in God bedoeld. Christenen weten en geloven dat het boze in deze
wereld heerschappij heeft totdat de mens de Heer als zijn Koning en Regeerder
over zijn leven aanvaardt. Dit blijkt uit de eigenliefde en de liefde tot de
wereld. Deze is de kop van de slang waarover gesproken wordt die vermorzeld
moet worden door de Heer die we eerder hebben gezien als dat 'geloof' Zelf en
als het ware zaad of geloof van de vrouw, dat de Kerk in de mens betekent.
Nu, wat is het voor de Heer om de
kop van de slang te vermorzelen? Als we in het Woord opzoeken wat 'met
voeten treden' of 'vertreden' betekent? Op deze plaatsen ziet men wel dat het
de vernietiging in de mens is van de zinnelijke en natuurlijke principes die de
valse schijnbaarheden van de zinnen zijn. Op al deze plaatsen zouden alleen
kinderen de natuurlijke zin als waar aannemen. Zoals al getoond is, is het
Woord in verschijningen geschreven. Maar een mens die niet meer in onschuld is
en die in het boze leeft verdraait zulke zinnelijke en natuurlijke
verschijningen en legt ze uit volgens de begoochelingen van zijn godsdienst, en
de boosheden van zijn leven.
Laten we éen vers nemen dat we verder
kunnen leren wat 'met voeten treden' of 'vertreden' betekent. Op de felle
leeuw en de adder zult gij (de Heer) treden, gij zult de jonge leeuw en
de draak vertreden (Psalm 91:13). Het is duidelijk dat kleine kinderen
zouden denken dat de Heer bedoelde dat Hij letterlijk de genoemden zou
vertreden en vertrappen. Maar volwassenen denken dat niet, ze zien wel dat door
de leeuw, de adder (slang) en de draak iets geestelijks wordt bedoeld, vooral
omdat het Woord ons leert dat het het boze is, dat wil zeggen, de duivel en
Satan is wat bedoeld wordt. De betekenis hier is dat het boze vernietigd wordt
en dat het de mens niet langer kwaad kan doen, dus: bescherming.
We begrijpen dan dat de Heer hier op
aarde tegen alle dergelijke boosheden gestreden heeft en deze in Zijn leven
overwon, en dat dat de 'verzoekingen van worstelingen' wordt genoemd. Het enige
deel dat een mens hierin heeft is zijn geloof dat de Heer gezegevierd heeft.
Dat is geen geloof dat de Heer in onze plaats gestorven is, omdat Zijn Vader
Hem gezonden heeft te verzoenen voor het menselijke geslacht, maar het is een
geloof dat de Heer de hellen gestreden en overwonnen heeft. Dat zegevierend
leven van de Heer kan binnenin ons verlevendig worden in een nieuwe wil en
verstand naarmate wij Zijn leven aanvaarden door geloof en naastenliefde, dat
wil zeggen door het kennen van de waarheden die begoochelingen en valsheden
verslaan en door erkenning van de liefde van de Heer door onze vergiffenis en
berouw van ons zondige leven. Dus is het slechts door het medeleven en de
genade van de Heer dat de mens weerhouden wordt van het binnengaan in de hel.
Na het berouw van de mens, gaat dus het leven van de Heer bij hem binnen
naarmate hij Zijn liefde en Zijn ware aanvaardt.
Einde.