ÝTerug naar de zelfstudiepagina
Zelfstudie
les 6
Vervolg: Dat de Heer door het Lijden
des kruises niet de zonden heeft weggenomen, maar dat Hij die gedragen heeft
(Deel 2)
Met betrekking tot het lijden van de Heer,
met inbegrip van Zijn kruisiging, staat nergens dat de zonden van de mens
daardoor weggenomen worden. We hebben al eerder laten zien wat Zie, het Lam
Gods, dat de zonden der wereld wegneemt betekent, en zelfs hier in de
letterlijke zin wordt er niet gesproken over de zonden van de mens maar 'van de
wereld'. Vanzelfsprekend als 'de wereld' de aarde of de globe betekent welke
zonden zou die hebben? Dus in feite heeft het betrekking op de Kerk want de
Kerk is binnenin de mens in de tegenwoordigheid van God, maar omdat de mens
gezondigd heeft en die tegenwoordigheid vervormd heeft is de Heer niet langer
tegenwoordig of erkend. Toch door te weten wat de inwendige zin van het Woord
betekent en in dit geval met betrekking tot hoe de Heer door de Israëlieten behandeld
werd en met betrekking tot Zijn kruisiging, zal onthuld worden hoe Hij onze
zonden gedragen heeft, dat wil zeggen, hoe Hij de natuurlijke staat bijeen
hield waarin een mens leeft tot hij in het geestelijke komt.
De Leer van Nova Hierosolyma over de
Heer:
16 [5] Dat de Heer Zelf als de Grootste
Profeet de staat der Kerk ten aanzien van het Woord heeft uitgebeeld, blijkt
uit de afzonderlijke dingen van Zijn Lijden, zoals: Dat Hij door Judas verraden
is geweest. Dat Hij door de oversten der priesters en door de ouderen werd
gegrepen en veroordeeld. Dat Hem kinnebakslagen werden gegeven. Dat Hem een
doornenkroon werd opgezet. Dat zij Zijn klederen verdeelden, en over Zijn
tunica het lot wierpen. Dat zij Hem kruisigden. Dat zij Hem edik te drinken gaven.
Dat zij Hem de zijde doorstaken. Dat Hij werd begraven; en dat Hij ten derde
dage wederopstond.
[6] Dat Hij door Judas werd verraden,
betekent dat Hij het werd door het Joodse volk, bij hetwelk toen het Woord was;
want Judas beeldde hetzelve uit: dat Hij door de oversten der priesters en door
de ouderen werd gegrepen en veroordeeld, betekende dat dit door die gehele Kerk
werd gedaan: dat zij Hem geeselden, in het aangezicht spuwden, kinnebakslagen
gaven, en Zijn hoofd met een rietstok sloegen, betekende dat zij eender deden
met het Woord ten aanzien van de Goddelijke Ware dingen ervan, die alle over de
Heer handelen; dat zij Hem een doornenkroon opzetten, betekende dat zij die
ware dingen hadden vervalst en verechtbreukt: dat zij de klederen verdeelden, en
over de tunica het lot wierpen, betekende dat zij alle ware dingen des Woord
hebben verstrooid, maar niet de geestelijke zin ervan; het onderkleed [tunica]
des Heren betekende deze zin des Woords: dat zij Hem kruisigden, betekende dat
zij het ganse Woord hebben vernietigd en ontwijd: dat zij Hem edik om te
drinken voorhielden, betekende dat het louter vervalste en valse dingen waren,
weswege Hij daarvan niet dronk, en toen zeide: Het is volbracht: dat zij Zijn
zijde doorstaken betekende dat zij volledig hadden uitgeblust al het ware des
Woords en al het goede ervan: dat Hij begraven werd, betekende de verwerping
van de menselijke rest uit de moeder: [7] dat Hij ten derde dag wederopstond,
betekende de Verheerlijking. Eendere dingen worden door die dingen aangeduid
bij de Profeten en bij David, waar zij zijn voorzegd. Daarom zeide Hij, nadat
Hij was gegeseld, en uitgeleid dragende de doornenkroon, en door de soldaten
met een purperen bekleedsel omhangen: (Pilatus
zei) 'Zie de Mens'. Johannes XIX: 1,5; dit werd gezegd, omdat met de Mens de
Kerk wordt aangeduid; met de Zoon des mensen immers wordt het Ware der Kerk
aangeduid, aldus het Woord. Uit deze dingen nu blijkt, dat onder de
ongerechtigheden dragen, wordt verstaan de zonden tegen de Goddelijke Ware dingen
des Woords, in Zich uitbeelden en in lijfelijke gestalte of in levenden lijve
voorstellen [effigiare]. Dat de Heer zulke dingen heeft ondergaan en geleden
als Zoon des mensen, en niet als Zoon Gods, zal men zien in hetgeen volgt; Zoon
des mensen immers betekent de Heer ten aanzien van het Woord.
De vraag ontstaat dan: als de Heer door
Zijn kruislijden onze zonden niet weggenomen, maar slechts gedragen heeft, zijn
we dan verlost? We zagen hoe de Heer onze ongerechtigheden gedroeg, en dat Hij
daarom als een teken en als een uitbeelding van de Kerk gezien moest zijn. Hij
was een teken voor iedereen, in het bijzonder voor de Kerk van die tijd - de
Israëlitische. Zoals zij het Woord verworpen hadden, hebben zij de Heer en dus
Zijn leven verworpen omdat zij hun eigen leven meer dan God liefhadden, net
zoals de mens heden ten dage doet. We zien dat allen die dat deden en dat doen
in de verzoekingen van de hel terecht komen. Degenen die Hem niet verwerpen of
met minachting behandelen, ontvangen Zijn leven, Zijn Liefde en Wijsheid
ingeplant 'als het ware' binnenin.
We hebben gezien dat de hellen het
Menselijke van de Heer, dat Hij toen Hij op aarde kwam op Zich nam, hebben
aangevallen, dat Hij die overwon en daarover in al Zijn gevechten
zegevierde. Deze overwinning was zodanig dat vandaag de dag de boosheden in de
hel onderworpen zijn en ons geen kwaad kunnen doen wanneer wij niet alleen het
ware, maar het goede van de Heer vrijwillig toelaten het leven tot ons te
brengen, want door Zijn leven en regeren in ons hebben wij overvloedig leven.
Is de ontvangst van het leven van de Heer mogelijk gemaakt door het lijden van
de Heer met inbegrip van het lijden aan het kruis? Of bestaat er een bijzondere
kennis of formule die gevolgd moet worden wil men geloven? Waarschijnlijk
zullen de meeste 'oude' Christelijke Kerken zeggen en leren dat het door het
geloof is dat iemand verlost wordt wat betekent dat de Heer Zijn goede leven in
hun plaats geleefd heeft, wat zij beschuldiging noemen. (Het onderwerp
beschuldiging wordt in een volgende sessie behandeld.) En zeker, iemands geloof
heeft mede iets met zijn verlossing en zijn toegang tot de hemel te maken. Maar
zoals in sessie vijf van dit leerstellige onderwerp aangaande het lijden van de
Heer werd aangeduid, moet ons geloof in het ware zijn en dat ware moet
voornamelijk geleefd worden, dat wil zeggen men moet 'als uit zichzelf' een
goed leven leiden, en niet een zondig leven.
Het punt dat met geloof te maken heeft
is te leren en te onderwijzen, want door het geloof wordt een leven dat in
overeenkomst met het ware geleefd wordt bedoeld. De waarheden zijn voor het
onderricht van de mens, maar het is het feitelijk willen leven of handelen
dienovereenkomstig dat de naastenliefde bij ons wordt dat ons met de Heer
verenigd en dus leeft Hij binnenin ons. Wat we hier kunnen begrijpen is dat er
twee gedeelten van de leer over de verlossing zijn met betrekking tot de dood
en het lijden aan het kruis van de Heer. Éen, dat van het geloof en de andere
van de naastenliefde; éen, wat van het verstaan is en éen wat van de wil van de
mens is. Dus deze twee wezenlijke geestelijke dingen van de liefde en de
wijsheid het goede en het ware worden in ons éen als geloof en naastenliefde en
naarmate ze dat doen worden wij verlost.
Laten we nu dit leer in een logische en
rationele manier beschouwen. Als we slechts het ware kennen, maar het niet
erkennen door het na te volgen met een leven dienovereenkomstig, hebben we geen
grond waarop we aanspraak kunnen maken dat de zonde uit ons leven weggenomen
wordt. Eveneens als we over de Heer en Zijn leer weten en zelfs als we
uiterlijk dienovereenkomstig handelen, maar we zo doen voor eigen gewin of
reputatie en eer, denken we dwaas dat we verlost zijn en kunnen we zelfs
anderen voor de gek houden hoe 'goed' wij volgens de waarheden van de Heer
leven. De zonden die wij zouden begaan zijn slechts onder het juk gehouden
totdat een grotere verzoeking komt of tot de mensen om ons heen ons niet meer
kunnen gadeslaan. Men kan zien dat zo'n daad niet ter wille van het ware of van
de Heer is, maar ter wille van het eigene. Bovendien, wanneer we in de andere
wereld zijn de geestelijke wereld wanneer de natuurlijke afgelegd is, gaan de
begeerten van de liefde van het eigene zich vertonen, en zulke liefdes zijn
slechts voor de hel geschikt. Iedereen kan begrijpen dat iemand die een boze
leven leeft niet in de Hemel toegelaten wordt, maar slechts in de hel.
Dus hoe kan iemand binnen in zichzelf
het wezen van de Heer aannemen, dat wil zeggen, Zijn goedheden en waarheden
opdat hij of zij uit Hem leeft, want als deze hoedanigheden niet binnenin ons
zijn, zijn wij dan niet slechts in valsheden en in boosheden? Hoe kunnen we
zo'n staat in de liefde van de Heer bereiken waar we de ware naastenliefde
naast het ware geloof hebben, dat wil zeggen, een waar geloof in God? Hebben we
niet het vermogen het Woord te begrijpen, al was het slechts in de natuurlijke
zin? Ja, vanzelfsprekend hebben we dat, en de Heer zou ons niet in onze huidige
staat van 'dood' achterlaten, maar zou ons van een weg voorzien dat wij
gezuiverd van onze zonden en voorbereid op een leven in de Hemel kunnen worden.
Is het ook niet waar dat wij spijt
kunnen hebben van onze zonden en schulden, van hoe we anderen gekwetst en te
kort gedaan hebben? Ja, we kunnen aan anderen voor vergeving vragen, maar
voornamelijk aan de Heer. We kunnen waarlijk berouw hebben over onze zonden. Op
die manier kunnen we spijt hebben voor het boze leven dat wij, tegen de Heer en
ons naaste, geleefd hebben en zo over onze zonden berouw hebben. We hebben al
gezegd dat de boosheden van de hel onderworpen zijn en dat al hun macht
weggenomen is door de Heer die is gekomen, gestreden heeft en er over
zegevierde. Omdat dat waar is, zijn we verlost en alles wat we moeten doen is
dat accepteren. Het is waar dat de Heer de mensheid verlost heeft en dat als
Hij niet in de wereld gekomen was, wij Zijn Goddelijke ware niet hadden kunnen
ontvangen, laat staan Zijn Goddelijke Goede. In feite had de duivel, de prins
van deze wereld de overmacht vóor de komst van de Heer en zou enig overblijvend
ware en goede uit het hart van een mens hebben geplukt.
Hier nu is de sleutel van de verlossing
en de zaligmaking van de mens. De zonden worden niet door het kruislijden
weggenomen maar worden dat wel wanneer men in de Heer gelooft en volgens de
geboden leeft die in het Woord geleerd worden.
Om dit te bevestigen citeren we uit het
Woord:
De Leer van Nova Hierosolyma over de
Heer:
17 [1] Nu zal iets worden gezegd
daaromtrent, wat onder de zonden dragen wordt verstaan: onder de zonden dragen
wordt iets eenders verstaan als onder de mens verlossen, en hem zaligen; want
de Heer is in de wereld gekomen opdat de mens gezaligd zou kunnen worden;
zonder Zijn komst had niemand der stervelingen hervormd en wederverwekt, aldus
gezaligd kunnen worden; maar dit kan geschieden, nadat de Heer alle macht aan
de Duivel, dat is, aan de Hel, had ontnomen en Zijn Menselijke verheerlijkt,
dat is, verenigd met het Goddelijke Zijns Vaders: als deze dingen niet waren
geschied, zou geen mens enig Goddelijk Ware, blijvende bij hem, hebben kunnen
opnemen, en nog minder enig Goddelijk Goede; want de duivel, die tevoren de
overmacht had, zou dat vanuit het hart hebben weggerukt.
[2] Uit deze dingen blijkt, dat de Heer
door het Lijden des kruises niet de zonde heeft weggenomen, maar dat Hij die
afneemt, dat is, verwijderd, bij hen die in Hem geloven, door te leven volgens
Zijn geboden: zoals eveneens de Heer leert bij Mattheus: 'Wilt niet menen, dat
Ik gekomen ben om de Wet en de Profeten te ontbinden. Zo wie het kleinste van
deze geboden zal ontbonden, en de mensen alzo zal geleerd hebben, zal de minste
genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen; wie echter dezelve doet en leert,
deze zal groot genoemd worden in het Koninkrijk der hemelen' V: 17, 19.
[3] Een ieder kan zien vanuit de allene
rede, vermits hij in enige verlichting is, dat de zonden niet kunnen worden
weggenomen van de mens, hetzij dan door daadwerkelijk berouw, hetwelk daarin
bestaat, dat de mens zijn zonden ziet, en de Hulp des Heren afsmeekt, en aflaat
van dezelve; iets anders zien, geloven en leren, is niet vanuit het Woord, noch
is het vanuit de gezonde rede, maar vanuit begeerte en een ontaarde wil, welke
het eigene des mensen zijn, vanuit hetwelk het inzicht wordt verdwaasd.
Alhoewel het bovenstaande gedeelte van
het Woord duidelijk te verstaan is in de natuurlijke zin, zijn er dingen die
een verdere toelichting nodig hebben. Bijvoorbeeld: wat is daadwerkelijk
berouw? Vóor dat uitgelegd wordt moet men de tegenstelling zien tussen het redelijke
van een mens en het redelijke uit de Heer bij de mens. In sessie vijf kon men
het redelijke van de mens zien die uit zichzelf de leer uit het Woord van het
Oude en Nieuwe Testament maakte zonder de geestelijke of inwendige zin van het
Woord te kennen en vóor het Goddelijke Menselijke, het Derde Testament dat aan
de wereld gegeven is of aangenomen. Feitelijk is die leer dat uit het
natuurlijk redelijke van een mens komt zo dat de zonden van de mens door het
lijden van de Heer en Zijn dood aan het kruis weggenomen worden. En zoals we
gezien hebben was zo een leer met bewijzen gestaafd door een letterlijke
verstaan van Johannes I: 29 en Jesaja LIII: 4 tot het einde. Nu zien we hier
duidelijk in nr. 17 van De Leer van Nova Hierosolyma over de Heer het Woord
van zowel het Oude als het Nieuwe Testament uitgelegd en voor ons aangepast, en
kunnen we letterlijk verstaan hoe de Heer onze zonden wegnam, zelfs met gebruik
van de woorden die de Heer in Mattheus V: 17,19 sprak, die uitleggen hoe de
zonden weggenomen worden. Vanzelfsprekend blijft de mens die dit werk verwerpt
en van zijn 'eigene' afhankelijk is, in duisternis en valsheden vanwege zijn
natuurlijk redelijke. Zijn natuurlijke redenering leidt tot het verstaan dat
zijn zonden weggenomen worden door de dood van de Heer op het kruis, terwijl
een 'redelijke' dat uit de Heer komt ziet dat ze weggenomen worden wanneer men
in de Heer gelooft door te leven volgens Zijn geboden. We zien dat weinig
mensen deze waarheid zullen leren en erkennen zonder een Openbaring aan hen
door middel van het Woord van het Goddelijk Menselijke of iemand om hen te
onderwijzen. Toch kan die vanuit het Oude en Nieuwe Testament bekend worden
zelfs zonder enig besef van de overeenstemmingen die we net hebben aangetoond.
Laten we nu uitzoeken wat daadwerkelijk
berouw is opdat de zonden daadwerkelijk weggenomen of 'als het ware' verwijderd
worden. Waar het uit bestaat is een daadwerkelijk poging van onze kant om
volgens de geboden te leven. Het Woord leert dit openlijk, en alle Christenen
weten en geloven dat zij niets kunnen doen dat het goede zelf is, maar dat het
goede slechts van en uit de Heer komt. Daarom is het meer dan slechts in gebed
zeggen dat men gezondigd heeft, maar het is onderzoek naar zichzelf, naar zijn
leven om te leren welke zonden hij herbergt en begaan heeft. Het is een weten
en erkennen van zijn zonden. Dus het is onszelf schuldig maken, tot de Heer
belijden en Zijn hulp vragen om weerstand te bieden aan het voortgaan met deze
zonden. Met andere woorden het is vragen om de macht het zondigen te weerstaan,
want het schuwen van zonden is het begin van de naastenliefde bij ons. Wat dit
mogelijk maakt is een nieuw leven als uit ons eigene, wetend dat het goede dat
eruit voorkomt uit de Heer is, het is Zijn goedheid en Zijn waarheid die in ons
levend wordt.
Laten we nogmaals onderzoeken wat
berouw is. Staat er niet in het Woord dat wij het werk van berouw moeten doen,
in Christus moeten geloven, en onze zonden zullen worden vergeven en wij zullen
verlost worden? Dan hoe kan men geloven dat er berouw kan zijn zonder het ware
geloof, zeggend dat we door genade verlost worden zonder enige verdienste van
onszelf? Of, wat hebben we dan nodig dan alleen een geloof dat God de Vader
Zijn Zoon gezonden heeft dat Hij de veroordeling van de wet zou wegnemen enz.
en ons de Heilige Geest zou geven om ieder goede in ons te verrichten? We weten
dat de Heer berouw geleerd heeft voor de vergeving van zonden, en in Hem te
geloven. Hij heeft de discipelen bevolen hetzelfde te doen. Toch word de leer
van het lijden van de Heer zo krachtig geleerd dat er gezegd wordt dat de Heer
ons gerechtvaardigd heeft omdat we dat geloven en dus worden we door de geest
van genade geleid. Zulke mensen denken dat de zonde geen deel van hen is en dat
de dood niets met hen te maken heeft.
In werkelijkheid is berouw absoluut
noodzakelijk en dat wordt in het Woord bevestigd:
Johannes predikte de doop der bekering
&…; en zeide: Brengt dan vruchten voort der bekering waardig (Lukas III 3,
8; Markus I 4)
Jezus begon te prediken en te zeggen:
Bekeert u, (Mattheus IV: 17; Markus 1: 14, 15)
Indien gij u niet bekeert, zo zult gij
allen &…;vergaan (Lukas XIII: 3, 5)
Jezus zeide tot de Apostelen, dat in
Zijn Naam gepredikt moest worden bekering en vergeving der zonden, onder alle
volken (Lukas XXIV: 47; Markus VI: 12)
Er zijn in de Handelingen der Apostelen
veel meer verzen die de noodzaak van berouw aantonen, om niet te spreken van
het boek der Openbaring waarin de Kerken van Pérgamus, Thyatíre en Laodicéa
genoemd worden.
Het is duidelijk dat men niet alleen
met de lippen berouw kan belijden dat hij een zondaar is, want dan zou hij
hypocriet zijn, het moet berouw van boze werken zijn. Dan worden de zonden
vergeven, dat wil zeggen men wordt van boosheden afgehouden en in het goede
gehouden door de Heer. Bekering gaat vooraf aan de vergeving van de zonden,
waarvoor de Heer de discipelen bevolen heeft dat zij bekering en vergeving van
de zonden moesten prediken.
Het Einde