ÝTerug naar de zelfstudiepagina
Zelfstudie
les 5
Dat de Heer door het Lijden des kruises
niet de zonden heeft weggenomen, maar dat Hij die gedragen heeft (Deel1)
De Christelijke Kerken die vóor de
stichting van de Nieuwe (Christelijke) Kerk bestonden zien het lijden aan het
kruis van de Heer als een essentiële leer van de zaligmaking. Omdat zij echter
de letterlijke zin van het Woord als de inherente en echte waarheid aannemen en
niet weten dat die alleen een schijnbare waarheid is, hebben zij het onjuiste
idee bedacht dat de dood aan het kruis van de Heer Jezus Christus de Vader tot
barmhartigheid heeft doen bewegen, dus tot vergeving van de zonden van de
mensheid namens de Heer, dus de mensen verlost heeft en dat de Heilige Geest
gezonden wordt om hen te helpen en te troosten terwijl ze nog op aarde zijn.
Dit is natuurlijk het resultaat van
verblind zijn door niet alleen het aannemen van de letterlijke (natuurlijke)
zin van het Woord als de inherente waarheid, maar door het denken dat zij zelf
een leven uit zichzelf hebben. Dit is precies wat de Adamitische Kerk (Adam en
Eva) deed toen zij van de boom der kennis des goeds en des kwaads aten.
Laten wij proberen te verstaan wat echt bedoeld wordt door het lijden aan het
kruis van de Heer. In Openbaring 13: 7 lezen wij: En hetzelve (het
beest) werd macht gegeven om de heiligen krijg aan te doen, en in vers
10: Indien iemand in de gevangenis leidt, &…; indien iemand met het
zwaard zal doden&…; Dan staat er: Hier is de lijdzaamheid en
het geloof der heiligen. Nu gaan we naar Openbaring 14 waar we zien dat zij
die met het Lam (de Verheerlijkte Heer Jezus Christus) waren de honderd vier en
veertig duizend genoemd worden die van de aarde verlost worden. Zij zijn
degenen die het Lam volgden de volgelingen van de Heer. Hier zien we ook dat
het evangelie aan degenen in de geestelijke wereld zowel als degenen op aarde
wordt verkondigd. We zien een waarschuwing aan degenen die de Heer niet
vereren. Dan in vers 12 lezen we: Hier is de lijdzaamheid der
heiligen. Nu gaan we leren wat 'lijdzaamheid' betekent.
De Kerk moest alle hiergenoemde
verzoekingen doorstaan en toen is het ware dat uit het goede is, in haar
ingeplant en is zij geestelijk gemaakt. De opname in de hemel was niet zonder
het ondergaan van zulke verzoekingen. Diegenen worden geestelijk gemaakt omdat
wanneer het ware in het hart erkend wordt, het geloof door de Heer wordt
ingeplant, dan wordt dit geloof eigen van de mens, dat wil zeggen, dat hij het
opeist of toeeigent voor zichzelf. Hier wordt verteld over hen die zulke
verzoekingen doorstaan hadden, dat wil zeggen, de macht van de draak en het
beest zoals in het boek de Openbaring vermeld wordt die hun overwonnen zou
hebben als het niet voor de Heer, voor Zijn goede en voor het ware was, als het
niet voor hun acceptatie van Zijn leven was. Men kan zien dat, als hij tegen
zulke boosheden uit zijn eigen kracht zou strijden, dat wil zeggen, met zijn
eigen geloof alleen dat uit het 'eten' of het toe-eigenen van de kennis van
goed en kwaad komt hij, ook net als degenen van de Oudste Kerk de Adamitische
Kerk - zou bezwijken. We zien dat degenen die in het geloof zijn dat door
middel van de waarheden die uit het goede komen door de Heer ingeplant wordt,
een leven van naastenliefde hebben, niet van geloof alleen. Zij zijn degenen
waarin het geloof en de naastenliefde als éen handelen, zoals het goede en het
ware in de wil en het verstand als éen handelen in de Heer en in degenen waarin
de Heer regeert.
Wat hier aan het 'licht' komt is dat
een mens een levend geloof moet hebben waarin hij de waarheden beleeft die uit
het Woord geleerd worden, omdat het juist en goed is zo te doen. Met andere
woorden, een mens moet leven, dat wil zeggen, (een goed leven)
dienovereenkomstig wíllen en niet een boze leven leven. Dit 'leven' is
tegengesteld aan de leer dat door een geloof in het lijden aan het kruis van de
Heer de zonden van de mens weggenomen worden en dat de boosheid van de Vader
gestild is.
U kunt begrijpen dat, als de Heer de
zonden van de mensheid gedragen heeft toen Hij het menselijke van de mens
aannam, dat iedereen die moet gedragen. (Gaan wij niet heden ten dage door
verzoekingen heen door onze zonden te dragen?) Derhalve heeft Hij ze niet
weggenomen. Wij worden nog steeds in verzoeking gebracht om te zondigen. Met
andere woorden moeten wij niet 'het kruis opnemen', dat wil zeggen tegen
zinnelijke begeerten strijden en de Heer volgen, wat betekent Hem als God
zijnde erkennen? Men kan slechts tegen het boze strijden door middel van zijn
leven, door het leven, door zijn gewillig volgen van het ware, en niet door
slechts het ware in zijn geheugen te hebben, door het ware te kennen.
Het lijden van de Heer aan het kruis is
slechts de laatste verzoeking geweest die Hij doorstaan heeft, is de volle
onderwerping van de hellen en Zijn verheerlijking - de eenwording van het
Menselijke met het Goddelijke en het Goddelijke met het Menselijke. Alles wel
beschouwd, heeft de Heer niet over de hellen gezegevierd toen zij Hem
aanvielen?
Feitelijk is het het leven van de Heer
in ons dat de hellen die ons aanvallen (de Heer brengt ons niet in verzoeking)
overwint, dat ons reinigt en ons voor de Hemel voorbereidt. Want het ware komt
uit het goede van de Heer ingeplant in het gemoed - in ons wil en verstand - en
is niet enig directe invoer van zaligmaking, welke het leven van de Heer is
door het geloof alleen, maar naarmate we Zijn goede in ons laten regeren, dat
wil zeggen de Heer, en niet ons zelf (ons eigene) in ons hart en ons gemoed, in
onze wil en ons verstand, laat regeren. Het Woord laat dit duidelijke zien
in De Leer van Nova Hierosolyma over De Heer.
Dit is het Woord:
15 [1] Er zijn sommigen binnen de
Kerk, die geloven, dat de Heer door het Kruislijden de zonden heeft weggenomen,
en de Vader heeft voldaan, en zo heeft verlost; sommigen ook, dat Hij de zonden
van hen die geloof in Hem hebben, in Zich heeft overgenomen, gedragen, en in de
diepte der zee, dat is, in de Hel, heeft geworpen: zij bevestigen dat geloof
bij zich door de woorden van Johannes over Jezus: 'Zie, het Lam Gods, dat de
zonden der wereld wegneemt', Joh. 1: 29;
en door de woorden des Heren bij
Jesaja:
'Hij heeft onze zonden afgenomen, en
onze smarten gedragen: doorboord om onze overtredingen, verbrijzeld om onze
ongerechtigheden, de kastijding van onze vrede op Hem: door Zijn wond is ons
genezing gegeven, Jehovah heeft doen instormen op Hem de ongerechtigheden van
ons allen. De invordering heeft Hij uitgehouden, en Hij werd geteisterd, toch
deed Hij Zijn mond niet open; als een lam werd Hij ter slachting geleid. Afgesneden
werd Hij uit het land der levenden, om de overtreding Mijns volks, de plaag op
Hem, opdat Hij met de goddelozen in het graf zou zijn, en met de rijken in hun
doden; vanuit de arbeid Zijner ziel zal Hij zien, zal Hij verzadigd worden.
Door Zijn wedenschap zal Hij velen rechtvaardigen, deswege omdat Hijzelf hun
ongerechtigheden heeft gedragen. Ontledigd tot aan de dood toe heeft Hij Zijn
ziel, en met de overtreders is Hij geteld, en de zonden van velen heeft Hij
gedragen, en voor de overtreders is Hij tussenbeide gekomen.' LIII: 4 tot
einde.
We behandelen slechts Johannes 1:
29: 'Zie, het Lam Gods, dat de zonden der wereld wegneemt'. Om te
begrijpen wat 'Lam' betekent is het noodzakelijk tenminste enige inwendige of
geestelijke zin te zien en te weten waarom het verstaan van slechts de
letterlijke zin van het Woord dikwijls tot valsheden leidt. Ten eerste, zou
iedere student van het Woord kunnen vertellen dat omdat een lam makkelijk
geleid kan worden dat het (lam) de onschuld van kindsheid en goedheid betekent.
Op deze manier ziet men dat de Heer wordt aangeduid die onschuldig is van alle
zonde. Vervolgens moeten we inzien dat dit op Zijn Goddelijk Menselijkheid,
welke het Goddelijke Zelf is waaruit Zijn menselijkheid komt, betrekking heeft.
Dit Goddelijke Menselijke van de Heer wordt door 'Lam' aangeduid welke
Zijn verheerlijking en Zijn overwinning op de Hellen was. We moeten ook
begrijpen dat 'lam' ook het Woord aanduidt en waar vanuit men de
waarheden leert. Ten slotte duidt 'lam' het Goddelijk Goede aan, want bij de
Heer zijn zowel het goede als het ware éen of verenigd, net zoals het
Goddelijke of het Goede met het Menselijke of het Ware verenigd zijn en éen
zijn gemaakt. (De Heer zeide: Ik ben de Waarheid.) Aldus ziet men dat door de
waarheden van het Woord, wanneer zij in liefde opgevolgd worden en het leven
van een mens worden, de zonden 'als het ware' weggenomen of verwijderd worden.
Toch moeten we weten wat door 'weggenomen of verwijderd worden' bedoeld
wordt. Te verwijderen is te scheiden van, dus door onze zonden te
verwijderen betekent deze te scheiden van ons opdat ze niet deel van ons leven
en niet het middelpunt van ons leven zijn, dat deze 'als het ware' naar de
buitenrand van ons leven verplaatst worden en niet meer over ons heersen.
15 [1] vervolg. Deze en gene dingen (in
Johannes en Jesaja) zijn gezegd over de Verzoekingen des Heren en over Zijn
Lijden, en onder de zonden en de ziekten wegnemen, en onder het doen instormen
op Hem de ongerechtigheden van allen wordt iets eenders verstaan als onder de
smarten en de ongerechtigheden dragen.
Het volgende laat zien wat bedoeld
wordt met het dragen van onze ongerechtigheden:
15 [2] Eerst zal dus worden gezegd
wat wordt verstaan onder de ongerechtigheden dragen, en daarna wat onder
dezelve wegnemen. Onder de ongerechtigheden dragen wordt niet anders verstaan
dan zware verzoekingen uithouden, voorts dulden dat de Joden met Hem deden
gelijkerwijs zij met het Woord hadden gedaan, en dat zij Hem eender bejegenden,
omdat Hijzelf het Woord was; want de Kerk, die toen was bij de Joden, was
volslagen verwoest, en zij was verwoest daardoor, dat zij alle dingen des
Woords hadden verdraaid, en wel dermate dat er niet enig ware over was, en
daarom erkenden zij ook de Heer niet; dit wordt verstaan onder en aangeduid met
alle dingen van den Heren Lijden. Eender is geschied met de Profeten, omdat die
de Heer uitbeeldden ten aanzien van het Woord, en vandaar ten aanzien van de
Kerk; en de Heer was de Profeet zelf.
Diegenen die Christen zijn en het Oude
en Nieuwe Testament gelezen hebben weten hoe de Heer door de Israëlitische en
Joodse Kerk behandeld werd, hoe ze Hem als ook de profeten vanaf Jesaja en alle
anderen inbegrepen, zelfs Johannes de Doper verwierpen, en dat deden ze dus ook
zo met het geschreven Woord. Er zijn veel te veel verzen om hier op te noemen,
maar ze staan in De Leer van Nova Hierosolyma over De Heer 15: [3]-[8].
Hier in het Woord wordt de staat van de Kerk en het Woord als, ook de Heer, Hij
de grootste Profeet zijnde, en ook de andere Profeten, uitgebeeld. Daaruit komt
de Leer van de Kerk dat uit het Woord komt, want de Heer Zelf, als de grootste
Profeet, betekent de Kerk Zelf en het Woord Zelf.
Wat de staat van de Kerk betreft, let
goed op hoe het Woord de profeten onthult als de ongerechtigheden van Israël en
Juda dragende - de verzoekingen die zij doorstaan hebben. Zij, de profeten met
inbegrip van de Heer Zelf die De Profeet is, waren voor hen (degenen van de
Israëlitische en Joodse Kerk) slechts een teken van wat er gebeuren zou en dus
ook voor iedereen die zich afkeert van de Heer als zijn leven zijnde.
Laten we nogmaals vervolgen met het
Woord:
16[1] De staat der Kerk vanuit het
Woord, uitgebeeld in de Profeten, was het wat wordt verstaan onder de
ongerechtigheden en de zonden des volks dragen; dat het zo is, blijkt uit de
dingen die worden gezegd van de profeet Jesaja: 'Dat hij zou gaan naakt en
ontschoeid drie jaren, tot een teken en een wonder' Jes. XX: 3.
Van de profeet Ezechiël: 'dat hij zou
uitbrengen vaten der verhuizing, en het aangezicht bedekken om het land niet te
zien, en dat het zo een wonderteken zou zijn voor het huis Israëls en dat hij
eveneens zou zeggen: Ik uw wonderteken' Ezech. XII: 3-11.
Dat dit voor hen is geweest de ongerechtigheden
dragen, staat klaarblijkend vast bij Ezechiël, toen hem bevolen werd 390 en 40
dagen neder te liggen op de linker- en de rechterzijde tegen Jeruzalem, en een
gerstenkoek te eten gemaakt met rundermest, waar deze dingen ook worden
gelezen:
'Gij lig neder op uw linkerzijde, en
leg de ongerechtigheid van het huis Israëls daarop, het getal der dagen, waarop
gij daarop zult nederliggen, zult gij hun ongerechtigheid dragen. Want Ik,
geven zal Ik u de jaren hunner ongerechtigheid, naar het getal der dagen, 390
dagen, opdat gij draagt de ongerechtigheid van het huis Israëls. Wanneer gij
echter die voleindigd zult hebben, zo zult gij nederliggen op uw rechterzijde
ten tweede male, om te dragen de ondergerechtigheid van het huis van
Jehudah 40 dagen' Ezech. IV: 4-6.
[3] Dat de Profeet daarmede dat hij
zo heeft gedragen de ongerechtigheden van het huis Israëls en van het huis van
Jehudah, niet dezelve heeft weggenomen, en zo verzoend, maar slechts heeft
uitgebeeld en aangetoond, blijkt uit de volgende dingen daar:
'Jehovah zeide: Alzo zullen de kinderen
Israëls hun brood onrein eten onder de heidenen, waarheen Ik hen verdrijven
zal.
Zie, Ik breek de staf des broods in
Jeruzalem&…;
zodat zij ontberen brood en water, en
verkommerd worden, de man en zijn broeder, en verkwijnen vanwege hun
ongerechtigheid.' Ezech. IV: 13, 16, 17.
Slechts weten wat de geestelijke zin
van de woorden 'brood en water' is, laat zien dat wat hier bedoeld wordt is dat
de Kerk van Israël en Juda na verloop van tijd de Heer en Zijn waarheden en dus
ook het Woord van het Nieuwe Testament niet zou zien (of aanvaarden). Dit is
precies wat er is gebeurd. Ze hebben de Heer als de Messias en Zijn Waarheid -
het Woord van het Nieuwe Testament verworpen. Als zodanig zijn hun zonden niet
weggenomen. Toch waren er in die Kerk degenen - een overblijfsel - die volgens
de waarheden leefden, deze niet zoals zoveel slechts konden citeren, die de
Heer onthuld heeft met het stichten van de eerste Christelijke Kerk, zoals er
in die eerste Christelijke Kerk zijn die nu dienovereenkomstig leven, en heden
ten dage wordt uit hen een Nieuwe Christelijke Kerk opgericht.
16 [4] Eender toen dezelfde Profeet
zich zou vertonen en zeggen: 'Zie, ik uw wonderteken'; ook wordt gezegd:
'gelijkerwijs ik gedaan heb, zo zal hen geschieden', Ezech. XII 6, 11.
Iets eenders dus wordt verstaan
aangaande de Heer, waar gezegd wordt: 'Onze ziekten heeft Hij op Zich genomen:
onze smarten gedragen: Jehovah heeft doen aanstormen op Hem al onze
ongerechtigheden; door Zijn wetenschap heeft Hij velen gerechtvaardigd, deswege
dat Hijzelf hun ongerechtigheden heeft gedragen', Jes. LIII: 4, 6, 11., waar in
het ganse Hoofdstuk wordt gehandeld over het Lijden des Heren.
Het Einde