Preek over het Zaad en de Goede Aarde (Mattheus 13: 23)
door ds
Voorlezingen:
- Psalm 122
- Mattheus 13: 3-9; 18-23
- Over Nova Hierosolyma en Haar Hemelse Leer 243
Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze
is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt &…;. (Mattheus 13: 23)
Er is zo lang als de mensheid bestaat
een Kerk op aarde geweest. Zonder een Kerk zou er geen verbinding zijn van de
Heer en de Hemel met de mensheid. De Kerk heeft altijd de beschikking gehad
over het Woord van God, ook voordat er een geschreven Woord was. Aldus was er
verbinding met de Heer. Door die verbinding heeft en had de Kerk haar leven.
Want de Heer God is het Leven Zelf, ook van de Kerk. Dit brengt ons tot de
vraag: Wat maakt een kerk tot Kerk? Wat is de juiste omschrijving van 'de
Kerk'? Een zuiver academische studie van het Griekse woord 'ekklesia', dat in
het Nieuwe Testament en in de Brieven van de Apostelen gebruikt wordt, leert
ons dat het 'wat tevoorschijn geroepen wordt' betekent. Soms betekent het 'een
vergadering van mensen', zoals plaatsvond in de vrije steden van Griekenland.
In het Latijn betekent het woord 'ecclesia' een Christelijke Gemeente of Kerk.
Heden ten dage betekent het een groep gelovigen. Maar wat is de geestelijke
betekenis van 'een Kerk'? Een uitwendige kerk zonder Inwendige of Geestelijke,
is geen Kerk in de ware zin van het woord. Niets bestaat werkelijk zonder
Inwendige. Alle Dingen hebben hun Bestaan vanuit het Inwendige of Geestelijke,
dus vanuit de Heer God. Het Inwendige of Geestelijke is de bemiddelende Oorzaak
van het Bestaan van de mens, terwijl de Heer de onmiddellijke Bron en Oorzaak
ervan is.
Wat is een gemeenschap die zich 'een
gemeenschap van Christenen of zij die tevoorschijn geroepen zijn' noemt? Wat
maakt hen tot 'tevoorschijngeroepenen' of tot een gemeenschap met een religieus
doel? Als de Kerk bestaat uit hen die beschikken over het Woord Gods en die de
daarin geleerde waarheden liefhebben en geloven, moeten wij de bevestiging van
deze stelling in dat Woord vinden. Wij leren daarin dat diegenen van de Kerk
zijn die de waarheden des Geloofs opnemen en dienovereenkomstig leven. Dat
betekent dat de leerstellingen die zij door middel van het Woord geleerd hebben
met betrekking tot het goede van het (geestelijk) leven in het Goede (van de
Heer) in hen ingeplant worden. Daarom wordt in het Woord met 'de grond' of 'het
veld' of 'de aarde' in de goede zin de Kerk bedoeld. De Heer leert ons dat in
de gelijkenis van de zaaier, die in Mattheus 13 vers 3 tot en met 8 staat. Ik
citeer: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien. En als hij zaaide, viel een
deel van het zaad bij de weg, &…; En een ander deel viel op steenachtige
plaatsen, &…;, En een ander deel viel in de doornen, &…; En een ander
deel viel in de goede aarde&…;.
Deze gelijkenis gaat over vier soorten
'grond' of 'aarde' met betrekking tot 'het veld' dat de Kerk is, waarin de
zaden of waarheden geplant worden. De waarheden die ingeplant worden, zijn de
dingen die een mens gelooft, dus voor waar houdt. En de 'grond' of 'de goede
aarde' is het goede der Naastenliefde waarin het zaad, het ware, geplant kan
worden. We kunnen inzien dat de liefde voor de Kerk het Goede is, waarin de
mens het ware ontvangt. De mens die de waarheden van het Woord, de leer des
geloofs en der naastenliefde, overeenkomstig zijn bevatting opneemt, weet
daarmede enigszins wie de Heer en wat dienovereenkomstig 'het Goede' is. Want
hij/zij heeft een aandoening voor het echte Goede en Ware. Over zo'n mens lezen
wij in Genesis 25, vers 27: &…;werd Ezau&…; een veldman. Die
mens doet het goede uit gehoorzaamheid aan de hem/haar onderwezen
leerstellingen des geloofs en der naastenliefde. Daardoor kan hij/zij vanuit de
Heer wederverwekt worden. En in de mate dat hij/zij vanuit de Heer wederverwekt
is, ontvangt hij een nieuwe Wil en een nieuw Verstand. Dan doet hij/zij het
goede uit liefde tot de Heer en uit naastenliefde jegens de Naaste. Want dan is
hij/zij in het Goede Zelf en is hij/zij een mens die vanuit het Woord inzicht
en wijsheid heeft. Laten we met een voorbeeld die leer des geloofs en der
naastenliefde verduidelijken. De mens is geneigd te zondigen, vanwege de
boosheden uit de hel die hem in verleiding brengen. De Goddelijke Geboden van
het Woord leren hem zijn boosheden te schuwen als zonden tegen de Heer.
Waardoor handelt zo'n mens niet meer volgens zijn aangeboren neigingen? Hij kan
aangedaan worden door de Geboden die hij in het Woord leest, omdat de hel hem
vrees inboezemt. Hij leert daarmede hoe hij moet leven. Dientengevolge leert
hij te doen wat goed is uit gehoorzaamheid aan de geboden. Derhalve keert hij
zich af van de boosheden die hij tevoren deed of waartoe hij geneigd was. In
een volgende staat doet hij echter niet langer wat goed is uit gehoorzaamheid,
maar uit het Goede Zelf dat vanuit de Heer in hem is. Dit proces gaat tot in
eeuwigheid door, want de ware Kerk ontwikkelt zich tot in eeuwigheid in het
gemoed van de mens. De echte Kerk heeft een inwendige dat vanuit de Heer is en
een uitwendige dat als het ware van de mens is. Het inwendige van de Kerk daalt
neder in onze gemoederen vanuit de Heer uit de hemelse en geestelijke Hemelen.
Wij moeten begrijpen dat de door mensen ontwikkelde leer de Kerk niet maakt,
maar het echte Verstaan van de Leer vanuit de Heer. Als de hoedanigheid en
staat van de leer van de kerk ontstaan is uit de valsheden en begoochelingen
die een mens gelooft en voor waar houdt, komt zo'n kerk op den duur in dat
gemoed ten einde. Dat gebeurde met de joodse kerk toen de Heer op aarde kwam.
Want zij erkende de Heer niet en vervalste de waarheden van het Woord. Derhalve
aanvaardde zij de Liefde en de Naastenliefde van Hem niet. Want die zijn de
grond of aarde waarin de zaden of waarheden des geloofs kunnen groeien en zich
in een mens als een Kerk vestigen.
Uit de verklaring die we zo-even
gegeven hebben, blijkt dat de Kerk pas werkelijk in een mens bestaat als de
waarheden in zijn gemoed zijn ingeplant. Hetgeen de Kerk bij de mens maakt is
de verbinding van leer en leven. Het is het leven dat verbindt en niet de leer
alleen. Want als de leer vals is is er geen verbinding, maar scheidt ze de mens
van de Heer. En wat dan gevormd wordt, is niet de ware Kerk, maar een valse
kerk of helemaal geen kerk. Nog iets, als er geen Geloof is, omdat er geen
Naastenliefde is, komt zo'n kerk als Kerk ten einde. Dan richt de Heer een
andere Kerk op, waarin de innerlijke Dingen van het Woord zich kunnen
manifesteren. De leer en het leven op grond van het Woord des Heren maken die
nieuwe Kerk.
Wij moeten onszelf nu de vraag stellen
of de Kerk op aarde ten einde is gekomen. Was er een tijd of staat dat er in de
kerk geen Geloof meer was, omdat er geen Naastenliefde meer was? Voor we deze
vraag beantwoorden, vraag ik u: 'Waarom kwam de Heer in de wereld?' Was
dat niet, omdat de kerk die toen op aarde bestond, de joodse kerk, zich van de
waarheden van het Woord had afgekeerd? Zij hadden geen uitwerking meer, omdat
er geen Naastenliefde was. De mensen hadden een staat bereikt dat zij alle
geestelijke waarheden, en dus de Heer, hadden verworpen. Zo was het ook met de
waarheden van het Nieuwe Testament die de Kerk moesten dienen voor haar leer en
leven.
Bij Zijn Eerste Komst onthulde de Heer
innerlijke waarheden. Die openbaarden vele geestelijke Dingen over Hem en Zijn
Kerk. Maar de joden verwierpen Hem en die Openbaringen. Die waarheden moesten
de nieuwe Kerk die de Heer, toen Hij op aarde was, stichtte, dienen. De
geschiedenis van de christelijke kerken leert ons dat ook zij die waarheden bij
haar ontwikkeling niet opnamen. De oorzaak ervan was dat er nog geen Orde
gebracht was in de Geestelijke Wereld. Dat moet verklaard worden. De
Geestelijke Wereld is met de natuurlijke wereld verbonden door de mensen die
van de laatste daarheen bij hun natuurlijke dood overgaan. Vele van die mensen
hadden een slecht leven geleid. Zij hadden niet alleen het Woord van God
verworpen, maar ook tal van valsheden als waarheden aanvaard. Daardoor konden
de mensen op aarde de goedheden der liefde en de waarheden des geloofs hoe
langer hoe minder in zich opnemen. Dientengevolge kon de ware Christelijke Kerk
niet op aarde tot ontwikkeling komen. Want de Kerk ontvangt haar wezenlijke
Innerlijke uit de Geestelijke Wereld. Met andere woorden, vóor de Kerk op aarde
de staat of hoedanigheid kon krijgen dat zij innerlijke of geestelijke
goedheden en waarheden kon opnemen, gingen er vele jaren voorbij.
Toen voltrok de Heer het 'Laatste
Oordeel' over allen die zich in die wereld vanaf zijn Eerste Komst bevonden.
Daarmede stichtte Hij de Nieuwe Christelijke Kerk. Bij dat Laatste Oordeel
werden alle hellen aan de Heerschappij van de Heer onderworpen en werd de Orde
in de Geestelijke Wereld en tevens in de Hemelen hersteld. Dientengevolge werd
de mogelijkheid geschapen dat de Heer door middel van de Hemelen en de goede
geesten in de Geestelijke Wereld de mensheid innerlijke waarheden openbaarde.
Die waarheden worden gezien als de mens vanuit de Heer een nieuw Wil en een
nieuw Verstand kan ontvangen, hetgeen geschiedt door zijn/haar Hervorming en
Wederverwekking. Die nieuwe Waarheden vormen de Nieuwe Kerk op aarde. Dit alles
staat beschreven in het Boek De Openbaring van Johannes. Daarin ziet
Johannes de Heilige Stad, het nieuwe Jeruzalem nederdalen vanuit God uit de
Hemel. Onder 'het nieuwe Jeruzalem' wordt in het Woord de Leer verstaan die,
als de mens ernaar leeft, in zijn gemoed de Nieuwe Kerk vormt. Die Leer is uit
het Woord van het Goddelijk Menselijke, de verheerlijkte Heer God Verlosser
Jezus Christus. Dat Woord werd opgetekend door Emanuel Swedenborg, net zoals
het Oude en het Nieuwe Testament geschreven werden door Mozes, de Profeten en
de Evangelisten.
Heden ten dage behoren allen die dit
nieuwe Woord aanvaarden, daaruit als uit zichzelf leer ontwikkelen en daarnaar
leven, tot de Nieuwe Kerk die de Heer heeft opgericht. Die Kerk formeert in hen
een nieuwe Wil en een nieuw Verstand. Want daarmede worden zij wederom Geboren
oftewel Wederverwekt.
Het Geloof van des Heren Nieuwe Kerk
bestaat in de eerste plaats hieruit dat Jehovah God de Liefde en Wijsheid Zelf
is. Hij is het Goede en Ware Zelf. Het is het Goddelijk Ware dat God Zelf is,
dat nederdaalde op aarde, het Menselijke aannam en Zich in de baarmoeder van
Maria bekleedde met een feilbaar menselijke. Hij deed dat opdat Hij alle dingen
in de Hemel en de Kerk en alle dingen in de hel tot de Orde zou kunnen
terugbrengen. Hij deed dat, omdat de machten der hel de Macht van de Hemel
dreigden te overheersen. Daarmede zou het boze op aarde heersen over het Goede.
Daardoor dreigde er een algehele verdoemenis van de Hemel en de Kerk op aarde.
Het gevaar van die verdoemenis nam de Heer weg, doordat Hij het Goddelijk
Menselijke in Laatsten werd, de Verlosser van de Engelen, de goede Geesten en
de Mensheid. De Heer verenigde het Goddelijk Ware met het Goddelijke Goede en
het Goddelijke Goede met het Goddelijke Ware. Oftewel de Goddelijke Wijsheid
met de Goddelijke Liefde en de Goddelijke Liefde met de Goddelijke Wijsheid.
Oftewel het Goddelijke van Eeuwigheid aan met het Verheerlijkte Goddelijk
Menselijke. Als Hij dat niet gedaan had, zou geen mens, geest of Engel behouden
hebben kunnen worden. Heden ten dage geldt hetzelfde. Als de Heer niet tot een
mens kan komen in het Goede en Ware van Zijn Woord, omdat hij/zij dat niet als
uit zichzelf opneemt, kan die mens niet door Hem verlost worden van zijn
boosheden en valsheden.
In het Woord staan de waarheden als
algemeenheden. Binnenin die algemeenheden zijn delen, en daarbinnen
afzonderlijke dingen. Voor de Heer Zijn Menselijke Goddelijk maakte en zodoende
het Goddelijk Menselijke in Laatsten werd, bleven die Waarheden voor de
mensheid verborgen. Zij konden pas erkend en geloofd worden door de mensen van
de Kerk nadat de Heer de hellen aan Zich had onderworpen. Toen konden de
geestelijke waarheden onthuld worden in het gemoed van de mens die als uit
zichzelf zijn valsheden en boosheden schuwde en schuwt. Want er is nu weer
vrijheid voor de mens in geestelijke aangelegenheden, zodat de Heer weer bij
hem/haar het evenwicht kan bewaren tussen de Hemel en de hel.
In het algemeen oftewel in hun
universele vorm zijn die Waarheden: Dat de Heer God van eeuwigheid aan is; dat
Jehovah in de wereld kwam om de hellen te onderwerpen en Zijn Menselijke te
verheerlijken. Als Hij dat niet gedaan had, zou geen mens behouden kunnen
worden. Zij die Hem liefhebben en in Hem geloven worden daardoor verlost van
hun boosheden. Voorts dat de Heer God Eén is in Persoon en in Wezen en dat in
Hem de Drievuldigheid van God-in -Zich, (het Goddelijke Voortgaand) is. De
Verheerlijking van het Menselijke dat de Heer aannam, was de Vereniging van dat
Menselijke met het Goddelijke-in-Zich. De enige manier waarop dat kon gebeuren
was door de verzoekingen die de Heer in Zich toeliet, tot de ergste toe, die de
dood aan het kruis was.
Van twee Universele Waarheden hangen
alle Dingen des Geloofs. Ten eerste, dat de Heer Zijn Menselijke verenigde met
Zijn Goddelijke en Zijn Goddelijke met Zijn Menselijke. En ten tweede, dat de
mens met de Heer verbonden wordt vanuit de Heer en niet vanuit zichzelf (zijn
zelf). Door het Goddelijk Menselijke worden de mensen die wederverwekt zijn,
weer met de Heer en de Hemel verbonden. Daardoor bestaat de Nieuwe Kerk heden
ten dage bij en in de mensen op aarde. De Heer reageert Zijn Koninkrijk in de
Hemel en op aarde door middel van de algemene dingen, de delen ervan en de
afzonderlijke dingen van het Geloof. De Kerk is Zijn Koninkrijk op de aarde.
Ons Geloof is vanuit de Liefde voor
Hem. Anders is het geen Geloof. Doordat we in Hem geloven, is er verbinding met
Hem en daarmede Verlossing. Wij moeten er vertrouwen in hebben dat Hij ons zal
verlossen, wat daaruit blijkt dat we goed willen leven. Er staat daarover in
Johannes: En dit is de wil Desgenen, die Mij gezonden heeft, dat een
iegelijk, die de Zoon aanschouwt, en in Hem gelooft, het eeuwige leven hebbe
(6: 40). Die in de Zoon gelooft, die heeft het eeuwige leven; maar die de
Zoon ongehoorzaam is, die zal het leven niet zien, maar de toorn Gods blijft op
hem (3: 36). Ons geloof is in de Ene God, in Wie de Drievuldigheid is. Hij
is de Heer God Zaligmaker Jezus Christus. Het zaligmakend geloof is in Hem te
geloven. Wij geloven dat wij geen boosheden moeten doen, want zij zijn des
duivels en uit de duivel. Wij geloven ook dat we als uit onszelf (ons Zelf) het
goede moeten doen, omdat het Goede vanuit God en God is. Als Geloof en
Naastenliefde in ons gemoed met elkander verbonden zijn, is de Heer met ons
verbonden en zijn wij met Hem verbonden. Dan worden wij door Hem geleid.
Amen.