Preek over de Geboorte van de Heer
door ds.
Voorlezing:
- Lukas 1: 26-34,
- Lukas 2: 6, 7.
En in de zesde maand werd de engel
Gabriël van God gezonden naar een stad in Galiléa, genaamd Názareth; tot een maagd,
die ondertrouwd was met een man, wiens naam was Jozef, &…; En de engel
zeide tot haar: Vrees niet, Maria, want gij hebt genade bij God gevonden. En
zie, gij zult bevrucht worden, en een Zoon baren, en zult Zijn naam heten
Jezus. &…; En Maria zeide tot de engel: Hoe zal dat wezen, dewijl ik geen
man bekenne? (Lukas 1: 26,27,30,31,34)
En het geschiedde, als zij daar waren,
dat de dagen vervuld werden, dat zij baren zoude. En zij baarde haar
eerstgeboren Zoon. (Lukas 2: 6,7)
Toen de Engel Gabriel aan Maria
verscheen, zag zij hem als een persoon. Ze begreep niet wat die verschijning te
betekenen had. Maar, omdat zij een onschuldige, gelovige jonge vrouw was
twijfelde ze niet aan de waarheid van zijn woorden. Deze groetenis aan Maria
was waarnaar allen in het Koninkrijk des Heren met verlangen uitgekeken hadden.
Het was de Komst van de Heiland. Want die woorden waren niet alleen bestemd
voor de gehele wereld, maar ook voor hen die in de hemel waren. Dat blijkt uit
de verschijning van de Engel des Heren aan de herders. Toen was er onmiddellijk
een menigte van de hemelse heerlegers die God prezen en zeiden: Ere zij God in
de hoogste Hemelen, en Vrede op aarde, in de mensen van het Welbehagen.
Wij lezen in het oude Testament dat
Jehovah Zijn volk te eniger tijd zou komen verlossen. De profeet Jeremia
schreef over die tijd met de volgende woorden: In die dagen, en te dier tijd
zal Ik David een Spruit der gerechtigheid doen uitspruiten; en Hij zal recht en
gerechtigheid doen op aarde (Jeremia 33:15). Voor de mensheid op aarde
betekende dat dat er een tijdstip zou aanbreken dat Jehovah, zoals Hij beloofd
had, op aarde zou komen. Voor de Engelen betekende het dat de mensheid de staat
zou bereiken dat Jehovah bij de mensen in hun hart en gemoed zou kunnen komen en
hun het ware Leven zou kunnen geven. Voor de mensheid duurde het zo vele jaren
voordat dit geschiedde, dat de meesten die belofte vergeten waren of er niet
meer in geloofden. Bij de Engelen in de Hemel is er echter geen tijd maar zijn
er staten. Ook in de Psalmen van David en in het Boek De Openbaring is
hier sprake van. De mensheid had de staat bereikt dat alle goedheden en
waarheden van de Heer verloren gegaan waren. Toen kwam Jehovah God op de aarde
en Hij bekleedde Zich door middel van Maria met een menselijk lichaam. Het was
een staat waarin aan de mensheid vanuit de Heer een nieuwe leer gegeven kon
worden, omdat de Heer de oude leer verwijderd had. Dat deed Hij door middel van
worstelingen met de boosheden en de valsheden ervan en door de verzoekingen die
hij onderging ten aanzien van die boosheden en valsheden. Geen mens zou ooit in
de Hemel hebben kunnen komen, als de Heer het niet mogelijk gemaakt had dat
ieder mens hervormd en wederverwekt kan worden en zo een nieuw Leven vanuit de
Heer kan ontvangen. Gedurende alle voorgaande jaren had de Heer voortdurend
getracht het verstand en de wil van de mensen te hervormen door middel van Zijn
goedheden en waarheden. Maar door de eeuwen heen hadden de mensen zich steeds
verder van die invloed verwijderd, hoewel God hun een geschreven Woord had
gegeven. Dat was zowel het Woord van de Oude Kerk als het Oude Testament. En de
Heer had erin voorzien dat er priesters, profeten en koningen waren geweest om
hen te leiden. De voornaamste oorzaak van het niet opnemen van de goedheden en
waarheden was dat de mensen de invloed van de Heer niet langer rechtstreeks uit
Hem kónden opnemen. Zij konden dat alleen nog maar door middel van goede en
boze geesten, door middel van Engelen en duivels. En de invloeden van goede
geesten en Engelen verdraaiden zij, terwijl ze die van boze geesten en duivels
gretig in zich opnamen. Heel weinig mensen weten dat zij door de Heer worden
geregeerd door middel van Engelen en geesten. En dat het leven dat zij nu
leiden, bezoedeld is. Het leven vanuit de Heer uit de Hemel komt nu tot de mens
door middel van de geestelijke wereld, de wereld van de goede en boze geesten,
en zelfs uit de hel. Velen trekken dit in twijfel. Toch geloven vele Christenen
wat algemeen gezegd wordt: dat er bij alle kinderen beschermengelen zijn. En
dat bij ieder mens twee engelen en twee geesten zijn. De enige manier waarop
God de mensheid nog bereiken kon was door middel van het geschreven Woord. Want
de mens had geen perceptie meer en moest de Heer leren kennen langs de uitwendige
weg van het natuurlijk gemoed. Het is de Tegenwoordigheid van de Heer bij de
mens in zijn nieuwe wil en verstand die de ware Kerk op aarde bij hem/haar
maakt. De eerdere Kerk op aarde was slechts een uitbeelding van de Kerk. Die
was ten einde gekomen doordat er niet de geringste waarheid meer in haar leer
was. Wij kunnen nu alleen langs een uitwendige weg waarheden opnemen als wij
als uit onszelf onze boosheden en valsheden verwijderen. Voordat de Heer
innerlijk met Zijn goede en ware tot de mens kan komen, moet Hij Zich in hem
kunnen manifesteren. Hij moet in staat zijn om te strijden met zijn boosheden
en valsheden en die te overwinnen. Want dan kan Hij het leven van de mens
regeren, omdat de hel in hem dan overwonnen is. De Heer, die het Goede en Ware
Zelf is, kan de mens niet verlossen, als hij het Hem niet als uit zichzelf
mogelijk maakt in zijn gemoed te wonen. De mens heeft Jehovah God verworpen,
toen hij verkoos uit zichzelf (zijn zelf) te leven. Hij leeft daarmee louter en
alleen in zijn uitwendige, natuurlijke staat, waarin de Heer niet bewust bij
hem Tegenwoordig kan zijn. Hij is dat dan wel in Zijn Woord, maar als de mens
dat niet opneemt, nut Het hem niet. Het hemels en geestelijk leven van de
mensen was zo verdraaid en vervalst dat Jezus tot de leidslieden van Israël zei
dat zij het Woord van God krachteloos gemaakt hadden. Aan Maria werd door de
Engel gezegd: Wees gegroet gij begenadigde; &…; gij zijt gezegend onder
de vrouwen (Lukas 1:28). De Heilige Geest zal over u komen, en de kracht
des Allerhoogsten zal u overschaduwen (Lukas 1: 35). Wat de hoedanigheid
van het gemoed van Maria was toen de Engel aan haar verscheen, weten wij niet.
Maar we mogen aannemen dat zij Hem zag in een staat van onschuld en
gehoorzaamheid. De onschuld en de gehoorzaamheid die ons geleerd worden in het
Nieuwe Testament, worden opgenomen in de gemoederen van hen die de Heer
liefhebben, die aangedaan worden door Zijn Goedheid en in de Naastenliefde
jegens de Naaste zijn. We kunnen begrijpen dat een nieuwe leer in de wil en het
verstand van een mens kan worden opgenomen of dat ze kan worden verworpen. Ze
kan worden opgenomen, doordat de Heer de boosheden die de mensheid bestoken,
overwonnen heeft. Maar ieder mens heeft ook de vrijheid die leer te verwerpen.
Waarom kon en kan de mens in het algemeen het Oude Testament het Woord van
Jehovah en later dat van het Nieuwe Testament het Woord van de Heer
Jezus Christus niet in zich opnemen? Waarom kon en kan de mensheid het Latijnse
Testament het Woord van het Goddelijk Menselijke niet in zich opnemen? Het
antwoord was en is: Omdat de mensen zichzelf meer liefhebben dan de Heer God.
Uit wat Jezus zei tegen de Schriftgeleerden en Farizeeën, namelijk dat ze Gods
Gebod krachteloos gemaakt hadden blijkt hoedanig de staat van hen was. De
mensen waren tot een staat van louter boosheden en valsheden gekomen. Valsheden
waren in hun ogen waarheden en goedheden boosheden. Als die staat van
verwoesting van wat waar is niet bij de Komst van de Heer door Hem ten einde
gebracht was, zou de mensheid voor eeuwig verloren gegaan zijn. Ook de nieuwe
leer van de Heer, die Hij door middel van Emanuel Swedenborg openbaarde, kon
door de mensheid innerlijk opgenomen of verworpen worden. Want dat is de
vrijheid van keuze van de mens. Welke leer een mens aanneemt, wordt zijn geloof
genoemd. Maar het Ware is het 'Zaad' van het echte Geloof. Dat 'zaad' moet
groeien en zich ontwikkelen vanuit de liefde tot God en jegens de Naaste. Dat
zijn de 'Werken der Naastenliefde'. Als iemands leer op valsheden berust, komen
die voort uit de liefde voor het boze, dat wil zeggen, de eigenliefde en de
liefde van de wereld. Als het de leer des Geloofs is op grond van echte
waarheden, is de oorsprong daarvan de liefde van en tot de Heer en jegens de
Naaste.
Het Woord leert ons dat de mens niet
slechts geschapen is als een natuurlijk wezen, maar opdat hij een geestelijk
wezen zal worden met een geest en een ziel, waarin de hoedanigheden van de
Liefde en Wijsheid van de Heer wonen. Maar dat, omdat de mens gezondigd heeft
en voortdurend zondigt, de hemelse en geestelijke graden van zijn gemoed als
het ware gesloten zijn. Toch is diep in zijn ziel de Heer Tegenwoordig, hoewel
Hij dat niet schijnt te zijn in de natuurlijke graad van de mens. Want de mens
verdraait de waarheden van het Woord en vervalst ze. Daarom schijnt het alsof
God de mensheid verlaten heeft. Met zijn natuurlijk verstand verstaat de mens
niet meer wat het geschreven Woord in de geestelijke en de natuurlijke zin
betekent. De hedendaagse mens meent dat alles wat waar is of wat hij voor waar
houdt, uit hemzelf komt. Want hij gelooft niet dat er een inwendige of
geestelijke zin in het Woord is, hoe klaarblijkelijk dat ook is.
Maria ging ervan uit dat ze zonder man
geen kind zou kunnen krijgen. Daarom vroeg ze de Engel: Hoe zal dat wezen,
dewijl ik geen man bekenne? Ze dacht, net als iedereen, dat dat onmogelijk
was. De man of het mannetjesdier zorgt voor het zaad en de vrouw of het
vrouwtjesdier bouwt daar als het ware een lichaam omheen. Ieder kind ontstaat uit
het zaad van de vader door bevruchting van een eicel van de moeder. Die
bevruchte eicel groeit in de baarmoeder van de vrouw uit tot een nieuw wezen.
Zij die in God geloven, hebben de overtuiging dat de Heer op verborgen wijze de
foetus in de baarmoeder doet groeien en in leven houdt totdat de volgroeide
vrucht of het kind geboren en een zelfstandig levend schepsel geworden is.
Op overeenkomstige wijze ontstaat de
geestelijke mens uit de goedheden en waarheden van de Heer, opgenomen in het
gemoed van die mens. Het natuurlijke is het vat dat het geestelijke of de ziel,
het binnenste van het mannelijk zaad, opneemt. In dat natuurlijke bekleedt de
ziel zich met een substantieel lichaam, waarin het ware leven is, dat van en
vanuit de Heer God is.
Omdat we in de stoffelijke wereld wonen
en in een natuurlijke staat leven is de geestelijke wereld voor ons iets
duisters. Het is heel moeilijk voor ons te beseffen wat de Hoedanigheden van de
Heer God zijn, met andere woorden, wat echte Liefde en echte Wijsheid zijn. Het
is heel moeilijk ons te realiseren wat het betekent dat Hij de mens niet alleen
schept, maar hem/haar ook onderhoudt en voortdurend wederverwekt. We hebben
gezegd dat het ware vanuit God het 'zaad' is en dat het goede vanuit de Heer de
ware Liefde is, die het wezenlijke van dat zaad is. Want binnenin het
natuurlijke dat van de Heer in het gemoed van de wederverwekte mens is, is het
geestelijke en daarbinnen het Hemelse dat het ware Leven opneemt. In het Boek
Genesis van het Oude Testament staat: En God zeide: Laat Ons mensen maken,
naar Ons beeld, naar Onze gelijkenis; &…; En God schiep de mens naar
Zijn beeld; naar het beeld van God schiep Hij hem (Genesis 1: 26,27).
Welnu, aangezien de Mens naar het Beeld Gods gemaakt is, naar Zijn Gelijkenis,
is God de werkelijke Mens en is de Mensheid in oorsprong vanuit Hem. De mens
die door het proces van de Wederverwekking heengegaan is, is een beeld van God
geworden en is in vergemeenschapping en verbinding met de Engelen van de Hemel
en daardoor met de Heer God. Aangezien het hemels en geestelijk leven van de
mens het wezenlijke is van zijn/haar waarlijk natuurlijk leven, is de mens Mens
vanuit die hemelse
goedheden en geestelijke waarheden. Maar de mens van de Oudste Kerk verwierp
die goedheden en waarheden steeds meer. Hij verloochende de onschuld van zijn
kinderjaren. En hij leefde, toen hij volwassen was geworden met de
verantwoordelijkheid het goede en het ware te verkiezen en het boze en valse te
verwerpen, steeds meer in een louter natuurlijke staat.
Doordat Maria werkelijk geloof had,
aanvaardde zij wat de Engel haar voorzegde. Jehovah God had de mens uit het
stof der aarde geformeerd. Met het formeren van 'de mens' uit het stof der
aarde wordt het uitwendige van hem bedoeld. Tevoren was de mens nog geen Mens.
En Hij had in zijn neusgaten de adem des Levens geblazen. Dat wil zeggen dat de
Heer hem het geestelijk leven van Geloof en Liefde had gegeven, want dat is het
Leven van de Hemel. De Heer God, die 'het Zaad' was dat Maria in haar schoot
ontving, is de Liefde Zelf en de Wijsheid Zelf, het Goede Zelf en het Ware
Zelf. Dat Zaad voorzag Maria als het ware uit zichzelf van een stoffelijk,
natuurlijk lichaam. Wat dan ook uit haar geboren werd was inwendig het
Goddelijk Goede bekleed met het Goddelijk Ware, waaromheen een geschapen
lichaam was dat het overgeërfde boze en valse bevatte. Jezus heeft dan ook
terecht gezegd dat Hij de Waarheid was. Binnenin die Waarheid woonde het
Goddelijk Goede, dat Zijn ziel was. Het Goddelijk Ware dat ontvangen werd in de
baarmoeder van Maria, werd in de loop van de tijd uit haar geboren, bekleed met
een stoffelijk lichaam. Het uitwendige was het vanuit Maria verkregen lichaam.
En het Inwendige was het Ware dat Zich manifesteerde in het vlees en de Zoon
van God werd genoemd. Maria gaf Hem de naam Jezus, wat de Verlosser betekent.
Dit was de Heer Jezus Christus, de Messias die komen zou. De Heer was derhalve
een Hemels mens die Zich bekleed had met een vergankelijk, met erfzonden
beladen menselijke, wiens staat natuurlijk, zintuigelijk en lichamelijk was.
Als Jezus over en tot Zijn Vader sprak, had dat betrekking op Zijn Ziel. Daarom
leerde Hij ook dat Hij en Zijn Vader Eén waren.
Alle andere geboorten van mensen vanuit
aardse ouders, hebben een ziel uit de vader en een lichaam uit de moeder. De
eerste mens die vanuit Jehovah God geschapen werd, werd levend gemaakt doordat
de Heer de adem des Levens in hem/haar blies, dat wil zeggen het leven van de
Liefde en het Geloof vanuit Hem. We weten dat de mens zondig geworden is en nog
altijd zondigt, omdat hij niet in staat is uit zichzelf zijn erfboze te
weerstaan en te overwinnen. Zijn innerlijk, geestelijk leven is als het ware
voor hem gesloten. Hij leeft nu in boosheden en valsheden, die voortkomen uit
zijn/haar liefde voor de wereld en eigenliefde. Toch was er in de mensheid
vanuit de Heer een verlangen en uitzien naar de Komst van de Heer. Want door
die Komst zou haar een nieuw leven van liefde tot de Heer en de Naaste en een
nieuwe Leer van de Naastenliefde en het Geloof gegeven worden.
Het Goddelijk Ware manifesteerde Zich
in het Natuurlijke van de Heer en bood het hoofd aan de boosheden en valsheden
die de mensheid beheersten. Zodoende kon Jezus strijden met de boosheden en ze
overwinnen.Wij, die ons Christenen noemen, weten dat de Heer verzocht werd en
wel op een veel ergere wijze dan enig mens. De natuurlijke dood aan het kruis
was Zijn laatste verzoeking, waarbij Hij al het boze overwon en Zich
vervolmaakte. Daarna keerde Hij terug tot de Vader die boven de Hemelen is.
Zodoende werd Hij verheerlijkt en werd Hij het Goddelijk Menselijke in
laatsten, zoals Hij dat van eeuwigheid aan in eersten was. Zij die heden ten
dage Zijn Nieuwe Woord horen en die de Nieuwe Leer uit dat Woord, die vanuit
het Goddelijk Menselijke van de Heer is, opnemen hebben dat Ware lief en
geloven het. Zij zijn daaraan gehoorzaam, want die waarheden wonen in hen. En
het Goddelijk Goede is in hen, in hun gehoorzaamheid aan die waarheden. Dat
maakt hen tot nieuwe schepselen, met een nieuwe wil en een nieuw verstand. Want
hun redelijke en natuurlijke wordt steeds meer geestelijk vanuit hemelse
oorsprong. Zij zijn geestelijk Wederverwekt.
Het ware dat niet langer werd opgenomen
door de mensheid die zich van Jehovah God had afgekeerd, kan nu opgenomen
worden in de onschuld en de gehoorzaamheid van hem/haar die de Heer en de
Naaste werkelijk van ganser harte liefheeft. Hem/Haar kan een nieuwe leer
onderwezen worden, welke de leer is van de Naastenliefde en die van het Geloof.
Daarin is de Heer Tegenwoordig, zowel in de waarheden in zijn/haar verstand als
in de handelingen van de wil. Want daardoor is er verbinding met de Heer en is
de mens in de echte Naastenliefde en in het echte Geloof en is hij/zij een
opnemer van het Leven.
Amen.