Het Overvloedige Leven - Een Geestelijk
Huwelijk van goedheden en waarheden.
door Ds.
Er is iets wat we allemaal met elkaar
delen. Het maakt ons tot wat we vandaag de dag zijn. Het kan ons veranderen. We
kunnen een beter leven leiden als we dat willen. Er is iets wat we allen
gemeenschappelijk hebben - het leven. Geen onzer heeft erom gevraagd geboren te
worden. Het leven is ons allen gegeven. De meeste mensen zouden nu
veronderstellen dat we het hebben over ons natuurlijke, lichamelijke leven op
deze aarde. Maar dat is niet het geval. Het is er wel een deel van. Het punt is
namelijk dat, als dat 'het leven' is wat ik bedoel, we net als de dieren zijn.
Die hebben allemaal alleen maar een natuurlijk, lichamelijk leven. Maar er is
iets wat boven dat louter natuurlijke bestaan uitgaat. Dat is het geestelijke
en het hemelse leven. Wij zullen eens allemaal het uitwendige leven van ons
lichaam, dat we hier op aarde leiden, afleggen. En wat staat ons dan te wachten?
Diegenen van ons die godsdienstig zijn
geloven in een Goddelijk Wezen, in een God die hen geschapen heeft en het leven
geeft. De geheimen met betrekking tot die gebeurtenis verklaren zij door
natuurlijke redeneringen, of noemen ze een Godsgeheim. Anderen maken graag een
studie van die gebeurtenis of zijn er juist tevreden mee dat ze bestaan en
willen er alleen maar het beste van maken. U begint nu misschien te denken dat
we aan het praten zijn over God en de Schepping, over het scheppingsverhaal in
het Boek Genesis van de Bijbel. En u denkt dan wellicht: Dat weet ik allemaal
al, dat is iets voor godsdienstige mensen. Emanuel Swedenborg vestigt echter
onze aandacht op iets waarover geen enkele andere religie het heeft in dat
verhaal. Namelijk, dat de mens, toen hij geschapen was, niet slechts een
natuurlijk bestaan had in een fysiek lichaam, maar ook een geestelijk en hemels
leven had en heeft, terwijl hij nog hier op aarde is. Hij had zo'n leven in de
Tegenwoordigheid van zijn Schepper. God was zijn hele leven, zijn natuurlijke,
geestelijke én hemelse leven, bij hem. God was en is het leven van de mens,
zonder Zijn Leven was en is er geen leven.
De meesten van ons hebben wel eens
gehoord of gelezen wat er met de mensen die toen - in het begin van de schepping
- leefden, gebeurde. Laten we er alleen maar van zeggen dat de mensheid heden
ten dage niet zo'n leven heeft als in het scheppingsverhaal in Genesis
beschreven wordt, een leven in een Paradijs. In algemene bewoordingen gezegd:
de mens is een zondaar geworden en daardoor was de hoedanigheid van zijn leven
geheel veranderd en daardoor leven wij heden ten dage bijna allen in een
natuurlijke staat. De meesten van ons leiden uitwendig een fatsoenlijk zedelijk
en burgerlijk leven, een achtenswaardig bestaan en genieten min of meer op
verschillende niveaus van ons leven. Zo schijnt het althans voor onszelf en
onze medemensen. Maar het is inmiddels een feit dat we in vele opzichten
geneigd zijn alleen voor onszelf en uit ons eigene te leven, want van onszelf leven
we alsof het leven van ons is, alsof we er zogezegd de eigenaars van zijn. Als
we op die manier over het ons gegeven leven denken, verwerpen we in feite God
en daarmede het ware, overvloedige leven dat God ons wil geven. U kunt inzien
dat dat ons van God en het ware leven afscheidt. Dat was het ook wat Adam en
Eva - de mensheid die toen leefde - deden door te eten van de boom der kennis
van goed en kwaad, waarvan ze niet mochten eten, omdat zij zich zodoende die
kennis toeëigenden en ze vervalsten, in plaats van ze vanuit de Heer op te
nemen. Daardoor werden zij zich steeds minder bewust van Gods Tegenwoordigheid
bij hen en werden zij ten slotte uit het paradijs verdreven, dat wil zeggen,
uit het ervaren van een hemels, ja, zelfs een geestelijk leven.
Wat is het leven dat God ons allen
geeft? Laten we het wonder van een geboorte nader bezien. Is het niet
verbazingwekkend? Na de ontvangenis gaat het hartje zich in de foetus
ontwikkelen. Het begint te kloppen en er gebeuren nog tal van andere dingen.
Als de baby geboren is, begint zijn/haar ademhaling. Het kindje leeft! We
spreken nu alleen maar over het fysieke leven van het natuurlijke lichaam met
al zijn zintuigen. Wat geeft dat leven zijn hoedanigheid? Welke 'maatstaf'
leggen we aan om iemand te beoordelen? Is het niet hoe goed en hoe
waarheidlievend hij/zij volgens ons is? We beoordelen anderen immers als goed
en betrouwbaar of als slecht en onbetrouwbaar.
Welnu, is de God die u kent, goed en
betrouwbaar? Zijn de attributen en hoedanigheden van uw God Liefde en Wijsheid?
De meesten van ons hebben zo'n beeld van God. Al wat geschapen is, heeft de een
of andere wijze van verbinding met God en dus met wat goed en dientengevolge
waar is. Als dat niet zo was bestond het niet werkelijk en leefde het niet volgens
de Goddelijke Orde. De Hemel bestaat alleen uit hen die in een zodanig goede
zijn en die het ware denken en spreken, en die daardoor verbonden zijn met God.
Wij die nog op aarde leven, zijn zelden in die Tegenwoordigheid met God en in
die goddelijke hoedanigheid die het ware leven is. Die goddelijke hoedanigheid
ontbreekt ons. Allen die in de Hemel zijn, hebben verbinding met het goede en
ware. En allen die in de hel zijn zijn verbonden met wat boos en vals is.
Het is dit gebrek aan de
Tegenwoordigheid van het goede en ware van God in ons bewuste leven dat maakt
dat wij een droevig leven leiden en dat we verlangen naar een beter leven
waarin we de Tegenwoordigheid van God zullen ervaren en ervan zullen genieten.
Want ons leven hier is een voortdurende worsteling, een strijd, een zware
arbeid, omdat we in een evenwicht tussen de Hemel en de hel zijn. Enerzijds wil
de Heer ons rechtstreeks en door middel van de Hemel op het goede pad brengen.
En anderzijds probeert de hel voortdurend ons op het slechte pad te brengen.
Soms is ons leven min of meer goed en leiden wij een redelijk waarheidlievend
bestaan. In die tijden zijn we door middel van onze geest met de Hemel
verbonden en middellijk door Engelen of onmiddellijk in verbinding met God,
ofschoon wij dat niet beseffen. Maar in de tijden dat we een zelfzuchtig leven
leiden en valse gedachten en boze begeerten koesteren, zijn we, terwijl we nog
op aarde leven, door middel van onze geest in verbinding met de hel. Maar ook
dat realiseren wij ons niet.
U kunt ongetwijfeld inzien dat we, als
we het leven dat vanuit de Heer is opnemen en als we daarin zijn, verbinding
hebben met het goede en ware. Maar als we alleen aanvaarden wat volgens onze
eigenliefde, dus volgens ons eigen inzicht, goed en waar is, is ons leven uit
het eigene. Dan zijn we verbonden met wat boos en vals, dus zondig is. Zo'n
leven wordt in het Woord 'de dood' genoemd. Ik herinner u eraan dat in het
verhaal over het paradijs wordt verteld dat de mens de vruchten van alle bomen
van de Hof mocht eten, zelfs die van de boom der levens, die in het midden van
de Hof stond. Maar dat als de mens van de boom der kennis van goed en kwaad at,
hij zou sterven. Met andere woorden, door van de boom der levens te eten leefde
de mens vanuit God, maar door van de boom der kennis van goed en kwaad te eten
oftewel door uit zijn eigene te willen weten verwierp hij het leven dat vanuit
God is en leidde hij een eigen leven, wat zijn geestelijke dood was. Wij kunnen
nu ook inzien dat al hetgeen in het heelal volgens de Goddelijke Orde is,
betrekking heeft op het goede en ware, dat wil zeggen, op de Heer God. Want
zowel het Goddelijk Goede als het Goddelijk Ware vloeien in alle dingen van het
heelal in. Daarom is het noodzakelijk dat we ons afvragen: Wat is die Goddelijke
Orde? We hebben al gezegd dat de staat van de mensheid heden zodanig is dat God
niet tegenwoordig kan zijn in het bewuste leven van verreweg de meeste mensen.
Het behoort tot de Goddelijke Orde dat de mens zich alsof uit zichzelf
voorbereid op de opneming van hetgeen van God is, opdat hij weer bewust de
Tegenwoordigheid van God bij zich zal gewaarworden. De mens moet er zich op
voorbereiden een receptakel (opnemende), een woonplaats van God te worden. Hij
moet een tempel willen worden waarin God kan wonen.
Maar God kan alleen tegenwoordig zijn
bij de mens die overeenkomstig Zijn geboden leeft, overeenkomstig Zijn
waarheden, want die zijn de uitdrukking van Zijn oneindige Liefde. We zijn
geschapen met het vermogen zowel het goede en het ware als het boze en het
valse op te nemen. We spreken nu over de twee geestelijke vermogens van de
mens. De ene heet de wil en de andere het verstand. De wil nam oorspronkelijk
bij de eerste mens het goede op. Maar na de zondeval is de wil van de mens boos
en neemt hij daardoor het boze op, terwijl de in het geweten gevormde 'goede
wil' vanuit de Heer het goede opneemt. Uit zichzelf neemt de mens nu het valse
op, maar vanuit de Heer kan hij ertoe gebracht worden het ware op te nemen. Wij
spreken daarover later nog. Welnu, er is geen twijfel over mogelijk dat de mens
die twee vermogens heeft - het vermogen om te willen en het vermogen om te
begrijpen. Ik zal u een voorbeeld geven. We kunnen iets willen dat - zoals we
weten schadelijk voor ons is - en dat we toch willen, zo zeer zelfs dat we met
ons verstand het begeren ervan 'goed praten'. Wij kunnen wat we liefhebben of
begeren, ook als het boos is, goed noemen en onszelf overreden dat het goed is
of in elk geval niet slecht. Zo kunnen we ook wat waar is vervalsen en wat vals
is als waar beredeneren. De vermogens die wij de wil en het verstand noemen,
zijn na de zondeval van elkander gescheiden. Wij kunnen met ons verstand dingen
denken, die we niet willen. En we kunnen onszelf dwingen datgene te willen dat
ons verstand ons zegt te moeten willen. Een mens kan om verschillende redenen
denken over wat waar is en er over spreken, en toch willen of begeren wat boos
of slecht is. Hij kan zelfs willen wat goed is en desondanks zonder het te
beseffen denken en spreken wat vals is.
Wij zijn allen geboren met een wil en
een verstand. Maar de staat ervan is vanwege de zondeval geheel
tegenovergesteld aan de staat van de wil en het verstand van de Adamitische
mens. Die zondeval is een ingewikkelde geschiedenis. Ik wil er thans alleen
over zeggen dat de oorzaak ervan was dat de mens een zelf of eigene begeerde te
hebben. Het gevolg was dat hem een eigene of proprium gegeven werd, iets wat
hij als zijnde van hem beschouwde. Dat is de oorsprong van de staat van de wil
en het verstand van de hedendaagse mens, welke boos en vals is. Desondanks
behield de mens de keuze; hij behield de vrijheid van keuze in geestelijke
aangelegenheden, dat wil zeggen dat hij het goede en ware kan verkiezen óf het
boze en valse. Maar het gevolg van het feit dat hij nu een proprium of iets wat
van hemzelf is, heeft, maakt dat vanaf zijn geboorte de eigenliefde in hem
heerst en niet de liefde tot God. Daardoor is God heden ten dage zelden
tegenwoordig in het bewuste van de mens, want hij heeft God uit zijn leven
gebannen.
God wil in ieder mens een nieuwe wil en
een nieuw verstand vormen. Die nieuwe wil neemt alleen op wat goed is en dat
nieuwe verstand neemt alleen op wat waar is. Christenen noemen dat
'wedergeboren worden'. Het is het proces van onze wederverwekking. In
werkelijkheid is het de geboorte van de geestelijke mens, want die nieuwe wil
en dat nieuwe verstand vanuit God vernieuwen de mens geheel. Zijn wil en
verstand zijn niet langer verdeeld, zoals ze in zijn oude mens zijn. De
waarheden die hij dan gaat verstaan, worden ingeplant in zijn nieuwe wil en
daardoor goedheden. Dit geschiedt volgens de Goddelijke Orde en heeft
betrekking op het goede en ware, die dan in die mens met elkaar verbonden en zo
éen zijn.
Als een mens iets gaat zien van het
ware, zij het in een verschijningsvorm aangepast aan zijn staat, en iets voelt
van het echte goede, is dat een begin van zijn overvloedig leven, waarin zijn
geestelijk leven tot uitdrukking komt in en door zijn natuurlijk leven. Dan is
God innerlijk tegenwoordig bij hem/haar in een nieuwe wil en een nieuw
verstand. Voor de geestelijke mens is dat 'de Hemel', waarin hij met God leeft,
die al het goede en ware ervan is. Maar hoe heet het verblijf van God bij een
mens die nog geheel in deze natuurlijke wereld leeft? Met andere woorden, waar
bevindt zich de Tegenwoordigheid van God bij die mens? De meeste mensen die
erover hebben nagedacht, zeggen nu dat Hij in het allerbinnenste van die mens
woont. De Engelen in de Hemel zijn met God verbonden door Zijn goede en ware in
hun gemoederen. De mens op aarde die met God verbonden is, is dat door middel
van Zijn goede en ware bij hem. Hoe noemen we datgene in de mens dat verbinding
heeft met God door middel van Zijn goede en ware? Dat wordt de Kerk genoemd.
Dat is een instituut waarvan zeer vele mensen zich vandaag de dag hebben
afgekeerd. Zij willen niets te maken hebben met kerkgenootschappen. Ze wijzen
op het zeer slechte gedrag van veel mensen die zeggen tot een of ander
kerkgenootschap te behoren. En zij wijzen op de verschrikkelijke dingen die in
naam van Christus en de Kerk door de eeuwen heen gedaan zijn. Er zijn inderdaad
door zogenaamde Christenen vreselijke wandaden begaan, en ook door aanhangers
van andere godsdiensten. Maar als we de geestelijke betekenis van het woord
Kerk gaan verstaan en er iets van gaan begrijpen wat een echte Kerk is, kan het
ons duidelijk worden waar God tegenwoordig is bij de mens in diens bewuste
leven. De mensheid heeft de Tegenwoordigheid van God bij haar door de zondeval
tot een verborgen Tegenwoordigheid gemaakt, die de meesten van haar ontkennen.
Maar dat verandert de waarheid niet dat God met Zijn goede en ware is waar de
echte Kerk is, dat Hij daarin tegenwoordig is bij de mens. De zelfliefde van de
mens, zijn proprium, manifesteert zich in zijn begeerte over alles van hem, in
het bijzonder de geestelijke dingen, te willen heersen. Dat verhindert hem de
Tegenwoordigheid van God bij zich bewust te ervaren. Het gevolg is dat die mens
de Kerk ziet als een organisatie die eropuit is over hem te heersen, zoals ze
over anderen heerst. Dit is een klassiek voorbeeld van de scheiding van wil en
verstand in de mens en van de begeerte van zijn wil over hem te heersen, hetgeen
veroorzaakt wordt door zijn eigenliefde. Dat is in strijd met de Goddelijke
Orde.
Als het ware van God in de wil geplant
is, wordt het het goede. Dan zijn het goede en ware bij de mens met elkaar
verbonden. God geeft ons niet het ene zonder het andere, het ware zonder het
goede of het goede zonder het ware. Het goede is immers het wezen of het
zijnde. En het daarbijbehorende ware is het bestaande of de vorm. Het ene kan
niet zonder het andere. Maar als de wil en het verstand van de mens gevormd zijn
om de dingen van de liefde of begeerte van hem op te nemen, is de vorm ervan
grotesk, zelfzuchtig en laag, en gespeend van de hemelse gelukzaligheid. De
verbinding van het goede en ware heet 'het Hemelse Huwelijk'. Het zal u nu
duidelijk zijn waarom. Tenzij zij in een mens met elkaar verbonden zijn, is de
kerk in hem geen Kerk. Wat hij dan zijn kerk noemt, manifesteert zich als
begoochelingen, valse leringen en valsheden, met als gevolg dat die mens een
hels leven leidt, waarin de idee van de Tegenwoordigheid van God verafschuwd
wordt.
Als anderzijds de receptakels van het
goede en ware in overeenstemming met de Goddelijke Liefde en Wijsheid gevormd
worden, is er verbinding tussen en geen scheiding. Wij kunnen over die
verbinding van het goede en het ware in de door Emanuel Swedenborg geschreven
Boeken lezen. Ze wordt daarin het Hemels Huwelijk genoemd. Allen die in de
Hemel zijn, zijn in die verbinding of dat huwelijk van het goede en ware, en
zich daarmede bewust van de Tegenwoordigheid van God en zij hebben het eeuwige
leven. Dat is het ware leven dat God ons wil geven.
De Hemel is het Huwelijk of de
Verbinding van het goede en ware. Daarom wordt de Heer in het Woord de
Bruidegom genoemd, en de Kerk en de Hemel de Bruid. Zij in wie de Hemel is en
zij in wie de Kerk is, nemen het Goddelijk goede en ware op, en zo het ware
leven. Het goede wordt niet gescheiden van het ware opgenomen, noch het ware
gescheiden van het goede. Als de Hemel binnenin ons is, in het binnenste van
ons, is de Kerk in ons, terwijl we nog op aarde leven, ook in dat hemelse
huwelijk van het goede en ware. En uit de nieuwe wil en het nieuwe verstand,
waardoor wij ons bewust zijn van de Tegenwoordigheid van God in en bij ons,
geeft onze natuurlijke mens de goedheden en waarheden van onze geestelijke mens
weer in een waarachtig leven, dat vanuit God is en dat ons werkelijke vreugde
verschaft.
Als het goede in ons het daarbijbehorende
ware liefheeft en het ware het daarbijbehorende goede, is er als het ware een
huwelijk en dan is er de ware Kerk in ons. Maar dat betekent niet dat iedereen
die tot een kerkelijke organisatie behoort, automatisch ook in dat huwelijk is.
Dat is een mens zeker niet als de goedheden en waarheden in zijn gemoed niet
met elkaar verbonden zijn. Dan is de Kerk nog niet in hem, ofschoon hij lid is
van een kerkgenootschap.
Dit is een van de oorzaken van de
gevoelens van minachting en afkeer die veel mensen ten aanzien van kerken
hebben. Zij beoordelen de Kerk aan de hand van de gedragingen van leden van
kerkelijke organisaties, terwijl de echte Kerk ook niet in hen is. Maar
anderzijds kan een mens die niet tot enig kerkgenootschap behoort, in werkelijkheid
van dé Kerk zijn, omdat de Kerk in hem is, omdat de hoedanigheden van het goede
en ware die de Kerk maken, in zijn gemoed zijn.
Aangezien de mens geschapen werd met
een geestelijke en een natuurlijke, kunnen deze, wanneer zij teruggebracht zijn
in de Goddelijke Orde die hun oorsprong was, het geestelijk en natuurlijk goede
opnemen en met elkaar verbinden in het echte zedelijke goede oftewel het
zedelijk goede dat vanuit God is, en dan dus niet meer van de mens zelf. Met
andere woorden, de mens die de geboden van de Heer hoort en ernaar leeft, neemt
ze niet op met zijn eigen oude wil en verstand, maar vanuit God. Want al het
werkelijk goede en ware gaat voort vanuit het Goddelijk Menselijke, eerst in
wat het hemelse heet, dan in wat het geestelijke en ten slotte in wat het
natuurlijke van de mens heet. Ten minste als en in zoverre als de mens zich als
uit zichzelf voor de invloed van het goede en ware vanuit God openstelt. Het
gevolg is dat de mens dan ook in zedelijke en burgerlijke aangelegenheden volgens
de Goddelijke Orde handelt en derhalve een overvloedig geestelijk leven geniet.
Hoe moet een mens leven om in dat
Hemelse Huwelijk van het goede en ware te komen? Is er een proces in het leven van
de mens, een voortschrijding naar het overvloedige leven waarin hij Gods
Tegenwoordigheid bij zich bewust gewaarwordt? Ja, dat is er. In dat proces
wordt het ware dat hij leest of hoort, doordat hij het gehoorzaamt tot het
goede en het goede dat hij vanuit God opneemt, wordt nauwer verbonden met het
ware dat in zijn gemoed is, doordat hij het beter gaat zien. Zo worden het
goede en ware in hem éen. Als u de lezing over 'De Mensheid - de Ontwikkeling
van Gods Tegenwoordigheid - De Kerk' hebt bijgewoond of gelezen, hebt u gehoord
of gezien hoe dit proces en de ontwikkeling ervan zich gemanifesteerd heeft in
de vijf Kerken die op aarde in en bij de mensheid bestaan hebben. We zien ook
in het proces van de ontwikkeling en de groei van de mens, van zijn zuigelingschap
en kindsheid via zijn jeugd en volwassenheid tot in zijn ouderdom, een
weerspiegeling van de ontwikkeling van de Kerk in hem, dat wil zeggen, van de
ontwikkeling van het Hemelse huwelijk van het goede en ware in hem.
We zeiden reeds dat de mens geboren
wordt in een louter natuurlijke staat. Hij neemt de waarheden door middel van
zijn uitwendige zintuigen in zijn verstand op. Als er in dat proces een echte
aandoening voor het ware is, is de opneming van waarheden niet langer een
kwestie van weten alleen, maar iets van zijn leven. Wanneer dat tot zijn natuur
gaat behoren en zijn gehele leven gaat beïnvloeden, wordt dat een deel van hem.
Dan handelt hij als het ware spontaan en wordt hij niet langer alleen maar
geleid door wat hij weet. Dan wordt het een zaak van zijn leven en niet langer
van weten, maar niet doen. Als een mens met de dingen die hij geleerd heeft en
in zijn geheugen bewaart, opneemt wat waar is of wat hij denkt dat waar is, en
daarnaar leeft, worden ze van zijn wil. Net als een kind leert spreken en
denken wat uitwendige dingen betreft, kan de mens zich als het ware geestelijk
waarheden eigen maken en zelfs tot gevolgtrekkingen komen. Dit gebeurt als wat
hij met zijn verstand weet van zijn wil wordt. Dan wordt wat hij weet een
gewoonte bij hem en niet iets van zijn verstand en geheugen alleen.
Dit proces vindt niet alleen plaats ten
aanzien van de natuurlijke ontwikkeling in het leven van de mens, maar het kan
ook binnenin hem plaatsvinden, dat wil zeggen, in zijn geestelijk leven waarin
zich het goede en ware op geestelijke wijze ontwikkelt op dezelfde wijze als
zijn natuurlijke leven zich ontwikkelt. Hierin speelt zich de wedergeboorte of
wederverwekking van de mens af, waarover het Woord handelt en waarover
Christenen dikwijls spreken. Die wederverwekking, de geboorte van een nieuw
geestelijk leven, geschiedt op de volgende manier: Als de mens het Woord van
God, dat het geestelijk ware is, gaat aanvaarden, neemt hij er eenvoudigweg
kennis van zoals van andere wetenswaardigheden. Het zijn leerstelligheden die
men kan leren en in het geheugen opnemen.
We hebben gezegd dat het leven van de
mens vanuit God is, ook al wordt de opneming ervan door de mens vanwege zijn
zonde verdraaid. De mens is een receptakel, een vat waarin het leven invloeit.
En daardoor kunnen goedheden en waarheden door hem opgenomen worden. Doordat de
waarheden heden ten dage door middel van de natuurlijke zintuigen bij de mens
binnenkomen, worden ze, als ze door de Heer, die in het allerbinnenste van de
mens woont, te voorschijn geroepen kunnen worden en in zijn leven ingeplant,
waardoor ze zijn nieuwe wil binnengaan, bij hem het goede. En het goede is het
leven. Door deze verandering gaat de mens vanuit het goede handelen oftewel uit
het leven dat vanuit God is en niet uit de kennis die hij alleen uit zijn
eigene heeft opgedaan. Het weten van het goede en ware die tot het geestelijk
leven behoren, heeft dan niet langer alleen betrekking op leerstellige dingen,
maar ook op het leven van het goede of de naastenliefde.
Dit is de geestelijke ontwikkeling van
de mens en door zijn leven van het goede en ware dat vanuit God voortgaat wordt
er in hem een nieuwe wil en een nieuw verstand gevormd, waardoor God de Heer
van zijn leven wordt. Het ware dat niet vanuit God voortgaat is het ware niet,
want het echte ware gaat voort uit het goede en neemt zo zijn vorm en
hoedanigheid aan. Dat is slechts mogelijk als de aandoening van de mens uit de
naastenliefde en de onschuld is, zoals wanneer een kind uit onschuld het goede
doet.
Hoe past een natuurlijk mens de
waarheden des geloofs toe, hoe een geestelijk mens en hoe een hemels mens? Dat
is de vraag. Men kan dat zien als een proces. Als een mens voor het eerst
geestelijke waarheden leert kennen, zijn ze voor hem slechts dingen die hij
weet. Maar hij vereert ze oprecht, omdat hij gelooft dat het goddelijke
waarheden zijn en naarmate zijn geestelijke ontwikkeling voortgaat worden ze
van de Kerk bij hem, dat wil zeggen, erkent hij meer en meer dat ze van de Heer
zijn. Ik herinner u eraan dat de Tegenwoordigheid van de Heer binnenin de mens
in het goede en ware is. Want als die waarheden de mens aandoen en hij ernaar
leeft, worden het geestelijke waarheden en niet slechts dingen die hij weet.
Het goede der liefde en der
naastenliefde zijn vanuit de geestelijke wereld en in het geloof worden de
waarheden door dat goede waarheden des geloofs en worden ze als het ware levend
gemaakt overeenkomstig het goede dat erin is. Hoe doet dit nieuwe leven de mens
aan? De waarheden die van het geloof van een mens geworden zijn, beïnvloeden de
wijze waarop hij leeft. In feite worden de waarheden des geloofs volgens welke
een mens leeft, als het ware bezield, terwijl diezelfde waarheden, als er geen
liefde of naastenliefde in is, onbezield zijn. Die zijn vergankelijk en er is
nauwelijks enig leven in.
Als het ware vanuit het goede is, zijn
zij éen en dan is het ware het goede geworden. Dan maken de nieuwe wil en het
nieuwe verstand van de mens éen gemoed en éen leven. Het gevolg is dat de mens
dan het echte ware in zijn verstand opneemt en het echte goede in zijn wil,
terwijl hij tevoren het ene dacht en het andere zei, oftewel wilde wat hij niet
zei en zei wat hij heimelijk niet wilde. In dat opzicht heeft de mens die nog
niet 'wedergeboren' of 'wederverwekt' is als het ware twee levens, het ene dat
van zijn oude wil en oude verstand is. En het andere dat van zijn nieuwe wil en
nieuwe verstand is. Maar als hij en in zoverre als hij wederverwekt is, is zijn
leven het goede en ware die vanuit de Heer zijn. Dat blijkt uit het feit dat de
mens niets kan willen, niets doen en zelfs niets denken zonder het goede en
ware. De mens die twee levens heeft, het ene van zijn oude wil en zijn oude
verstand, en het andere van de nieuwe wil en het nieuwe verstand, wordt pas een
eenheid als bij hem de nieuwe wil en het nieuwe verstand éen zijn, als het ware
bij hem van het echte geloof en het goede van de echte wil is. Dan is de mens
een beeld Gods en is het huwelijk van het goede en ware binnenin hem, omdat ze
dan met elkaar verbonden zijn in een huwelijk, zodat ze vruchten van de liefde,
en de naastenliefde voortbrengen.
Laten wij trachten dit nog helderder te
verstaan. Al wat in ons vanuit de Heer is, heeft betrekking op het goede en het
ware. Maar wat van de mens zelf is - wat tot zijn proprium of eigene behoort -
heeft betrekking op het boze en het valse. In de mens die wederverwekt wordt,
heeft alles in zijn universum betrekking op het goede en het ware, want - zoals
we reeds zeiden - zo'n mens is het receptakel of het opnemende vat ervan, dat
wil zeggen, zijn nieuwe wil en nieuwe verstand kunnen goedheden en waarheden
opnemen. Die goedheden en waarheden zijn vanuit de Heer en zij vormen zijn
nieuwe wil en nieuwe verstand. Dat is de geestelijke wedergeboorte van de mens
vanuit de Heer. De oude wil en het oude verstand van ieder mens ontstonden
vanaf zijn natuurlijke ontvangenis vanwege zijn overgeërfde neigingen. De
nieuwe, geestelijke geboorte is het proces van de wederverwekking. Dan worden
de goedheden en de bij elk ervan behorende waarheden, die alle geestelijk zijn,
in die mens éen en vormen ze zijn nieuwe wil en nieuwe verstand.
De wil en het verstand van de mens
moeten éen worden. Maar de oude wil en het oude verstand kunnen dat niet, omdat
ze het niet willen. Het verstand van de mens is echter in staat te verstaan wat
waar is. Als dat verstaan in het geweten wordt ingeplant, wordt het het goede
van dat verstaan en zo van de nieuwe wil. En als het in de wil is, is het in de
mens. Anders blijven de waarheden die de mens leert en dus weet als het ware
buiten hem. Dat wil zeggen dat ze alleen maar deel uitmaken van zijn geheugen
en niet van het ware leven dat God wil dat hij zal leiden.
De wil van de mens is het binnenste
vermogen van de mens. Daarin is het wezen zelf of het zijn van de mens, zijn
leven. Het verstand is het uitwendig vermogen. Het bestaat slechts als vorm van
de wil. Dit vermogen kan door middel van de zintuigen uit de wereld waarheden
opnemen. Want wat een mens wil dat heeft hij lief, en wat hij liefheeft, brengt
hem in verrukking en bevestigt hij door zijn reden. De bevestiging noemt hij de
waarheid. Daarom moeten willen en verstaan éen zijn. Als de mens wat hij
verstaat als het ware toch niet wil wat hij verstaat, wil hij het boze. De niet
wederverwekte mens verstaat uit zijn eigene, en wil derhalve datgene dat hij
liefheeft. De mens kan dan ook zeggen wat waar is en zelfs doen wat goed
schijnt en toch willen wat boos of slecht is. Hij misbruikt dan wat goed en
waar is om het doel van zijn zelfzuchtige begeerten te bereiken. Dan zijn de
goedheden en waarheden in zijn gemoed de slaven geworden van zijn boze wil.
Als de mens het geestelijk ware echter
weet en erkent als Gods Woord en terwille van het ware gelooft dat ze het ware
zijn, gaan zij zijn nieuwe wil binnen. En als een mens hetgeen waar is wil
gehoorzamen en terwille van het goede het goede doet, worden de naastenliefde
en het geloof van hem éen en dus van zijn leven. Het goede en ware dat vanuit
de Heer is vormen het leven der naastenliefde en des geloofs bij de mens. Zij
zijn bij hem met elkaar verbonden en niet langer in hem gescheiden. Ze zijn éen
zoals de Heer als het ware gehuwd is met de Kerk op aarde en met de Hemel. Het
Woord leert dat deze waarheid ook is in het echte huwelijk van een man en zijn
vrouw. Zij worden als het ware éen vlees en beelden op die wijze de ware
echtelijke liefde van het goede en ware uit.
Naarmate deze erkentenis in een mens
geschiedt en zijn naastenliefde en geloof in hem éen worden, worden het goede
en ware in hem éen. De valsheden en boosheden van hem worden dan uit hun
overheersende positie verwijderd. Terwijl dit gebeurt worden in die mens een
nieuwe wil en een nieuw verstand gevormd en worden zijn zonden uit het
middelpunt of centrum van zijn leven verwijderd. Dat is de verlossing van de
mens van het boze en zijn zaligmaking. Klaarblijkelijk worden de zonden van een
mens door twee dingen als het ware verwijderd - het geloof in God en het leven
overeenkomstig de goddelijke waarheden, dat wil zeggen, Zijn geboden. Daardoor
worden zijn zelfliefde en wereldliefde terzijde geschoven en gaat die mens God
ongehinderd liefhebben en ook Zijn waarheden beter begrijpen.
Dit maakt het ons duidelijk dat ons geloof
betrekking heeft op ons leven. Maar het heeft ook betrekking op ons denken en
dus op wat wij willen. Willen, denken en doen vormen het leven in ons en ze
zijn overeenkomstig onze liefde. Als onze wil en ons denken éen zijn, doen wij
wat goed is. Als ze in wezen niet éen zijn, kunnen wij het goede niet doen, ook
al schijnen ze éen, want ze zijn dan elkanders vijanden. Als we het boze
willen, denken we ook het boze en doen we het. Maar die 'saamhorigheid' is
slechts schijn. Inwendig zijn de boze wil en het valse denken elkanders
aartsvijanden. Zoals wij willen, denken en handelen zo wordt ons leven, een
goed leven of een boos leven. Het effect van een goed leven is dat ons geloof
en onze naastenliefde versterkt worden, dat wil zeggen, dat ons geloof in de
goedheden en waarheden die de Heer ons geeft en die het Wezen, het Zijn en
Bestaan van God zijn, groeit en daarmede het bewustzijn van Zijn
Tegenwoordigheid in ons.
Het gevolg is dat een mens het goede
uit edele motieven gaat doen en meer en meer het ware gaat liefhebben, met
andere woorden, de Heer God. Dan beseft hij ook steeds meer dat de Heer het
Goede Zelf en het Ware Zelf is. Want als de mens het ware vanuit het goede
liefheeft, heeft hij de Heer lief.
HET EINDE