De Wereld der Geesten
En de Staat van de Mens Na de Dood.
Inleiding: Wat is de Wereld der Geesten?
door Ds.
Vandaag zetten we onze lezingen over Emanuel Swedenborg
voort. Een van de Boeken die hij schreef, getiteld Hemel en Hel, bevat
een gedeelte dat 'De Wereld der Geesten' heet. Het inleidende hoofdstuk
is getiteld 'Wat de Wereld der Geesten is'. Het handelt over de Wereld
der Geesten en de staat van de mens als hij na zijn dood die wereld binnengaat.
421. Er zijn twee werelden. Die waarin wij leven, die de
natuurlijke, stoffelijke wereld is, het zichtbare heelal, en de geestelijke
wereld, die geestelijk en substantieel is, waar de Hemel, de wereld der geesten
en de hel is. Tussen de Hemel en de hel bevindt zich de wereld der
geesten, waarin wij allen komen na de natuurlijke dood van ons lichaam, als ons
natuurlijk leven eindigt. Omdat er die twee werelden zijn, werd de mens
geschapen met een natuurlijke en een geestelijke met de bedoeling dat hij zich
zou verheugen in de Heer en de Hemel. Alle gedachten, ideeën en gevoelens
van de mens, al datgene dat hij liefheeft en de daarmede verbonden aandoeningen
komen uit de geestelijke wereld in de natuurlijke. Ze zijn substantieel
en kunnen worden uitgedrukt in materiële bewoordingen. Als het natuurlijk
lichaam sterft, houdt het leven niet op. Het gaat voort in het geestelijk
lichaam, eerst gedurende een zekere tijd in de wereld der geesten en dan in de
uiteindelijke bestemming van de mens, welke de Hemel of de hel is. De
gedachten en gevoelens, wat de mens heeft liefgehad en de aandoeningen die hij
gevoeld heeft toen hij in deze natuurlijke wereld leefde, blijven bestaan en
worden ook dan ervaren, maar intensiever dan tevoren, omdat ze niet langer
opgesloten zijn in het natuurlijk lichaam.
In deze wereld is een mens in zijn natuurlijk lichaam en
tegelijkertijd in de wereld der geesten in zijn geestelijk lichaam in een
toestand (staat) midden tussen de Hemel en de hel. De wereld der geesten
is een gebied dat tussen de Hemel en de hel in ligt, maar in zijn natuurlijke
staat is de mens zich hiervan niet bewust. Als hij sterft en in de wereld
der geesten komt, wordt hij, na een zekere tijd, óf opgeheven in de Hemel óf
neergeworpen in de hel, naar gelang hij in deze wereld geleefd heeft.
Als er over de geestelijke substantie gesproken wordt, wordt
daarmede bedoeld datgene dat uit de Heer God is. Alles wat goed en waar
is, wat uit de Liefde en Wijsheid van de Heer is, bestaat in de mens en blijft
in hem bestaan. Het is de wil van God dat in de mens zowel het goede als
het ware zijn en dat de wil van de mens in overeenstemming is met de Goddelijke
Orde. De natuurlijke materie is in zichzelf dood. Er wordt door de
geestelijke wereld invloed op uitgeoefend en daardoor reageert ons lichaam op
de geest binnenin ons. Terwijl we over geestelijke substantie spreken,
moeten we in éen adem over vorm spreken, want substantie is niets zonder
vorm. Als u onder de substantie het wezen van iets verstaat, is de vorm
ervan het bestaan ervan. We kunnen begrijpen dat de Heer Esse of Zijn is
en Bestaan - het tot Ontstaan komen, dus de Schepper van alle geestelijke
substantie en de vorm van alle dingen, zowel in de geestelijke als in de
natuurlijke wereld.
422. Een mens komt in de wereld der geesten, doordat hij tijdens
zijn leven hier op aarde in een toestand tussen de Hemel en de hel gehouden
wordt. De geest van de mens kan in deze toestand van evenwicht gehouden
worden, doordat de boze geesten, die in de hel leven, door de Heer onderworpen
zijn en de wereld der geesten alleen in zoverre met hun boosheden en valsheden
kunnen teisteren als hun door de Heer wordt toegestaan terwille van de
geestelijke ontwikkeling van een mens. Anderzijds is er de invloed uit de
Hemel in het gemoed van de mens. Zo lang de mens in de natuurlijke wereld
leeft, heeft hij de mogelijkheid de boosheden die hij ziet, te verwerpen en
zich tot het goede te keren, dat wil zeggen, hij kan de liefde uit de Heer
opnemen. Dat is mogelijk doordat de Heer door de helse verzoekingen die
Hij alle overwon, de mensheid verlost heeft. De geest van de mens is dus
in de wereld der geesten en hij gaat na zijn natuurlijke dood óf naar de Hemel
óf naar de hel. De mens gaat naar de Hemel als het goede en ware in hem
met elkaar verbonden zijn, en hij gaat naar de hel als het boze en het valse in
hem aan elkaar gekoppeld zijn. Dit zijn de toestanden (staten) in het
gemoed van de mens. De toestand die in hem bevestigd wordt gedurende zijn
leven in de natuurlijke wereld, zal maken dat hij nadat hij in de wereld der
geesten gekomen is, opgeheven zal worden in de Hemel of neergeworpen in de hel.
Op deze manier wordt de mens in de vrijheid gehouden van de keuze
tussen het ware uit de Heer te geloven en het goede te doen óf het valse uit de
hel te geloven en het boze te doen. Dit zijn twee lijnrecht tegenover
elkaar staande bronnen, wier invloed het gemoed van de mens binnentreden.
De invloed die bevestigd wordt, bepaalt de geestelijke staat van de mens en
beheerst daarmede zijn natuurlijke staat. Als de mens enige staat bereikt
heeft - hetzij een goede of een boze - heeft ze betrekking op zijn liefde, dus
op zijn leven. Na zijn aardse leven is zijn geloof en zijn naastenliefde,
waar of vals en goed of boos. De mens is dan óf in een staat van
verdoemenis óf van hervorming óf van wederverwekking. Hieruit is het
duidelijk dat de staat van een mens bepaald wordt door zijn liefde, dus door de
aandoeningen die hij gedurende zijn natuurlijk leven voor het goede of het boze
gevoeld heeft. Ik heb u eerder gesproken over de vorm die ontstaat uit het
natuurlijke verstaan of begrijpen. Als zodanig heeft het bestaan of de
vorm betrekking op het inzicht van de mens, dus op zijn denken als geestelijk
wezen. Het natuurlijk lichaam is slechts een huis waarin de geest
woont. De geest is de werkelijke mens. Er zijn verschillende
vormen, afhankelijk van de opneming door de mens van hetzij de liefde en
wijsheid des Heren - het goede en ware -, hetzij de verwerping ervan.
Welnu, een plaats hangt samen met de omgeving vanwege de toestand of staat van
het leven van de mens. De natuurlijke, wereldlijke omgeving waarin een
mens zich bevindt weerspiegelt dikwijls niet iemands ware (geestelijke) staat,
want in de natuurlijke wereld is het gemoed verdeeld en kan het schijnen dat
iemand gelukkig is terwijl hij dat niet is, en omgekeerd. Iemand kan in
een huis wonen en alles hebben wat hij zou willen hebben of nodig heeft en toch
ongelukkig, wanhopig of zelfs angstig zijn. Hij/zij kan geestelijk in een
boze of een goede staat zijn.
Maar in de Geestelijke Wereld, waar de Hemel, de wereld der
geesten en de hel zijn, weerspiegelt de omgeving de staat van het gemoed van de
mens. Zij die in goede aandoeningen zijn, leven in een goede omgeving en
zij die in boze aandoeningen zijn, leven in een boze omgeving. Als de
mens in de wereld der geesten komt, is hij zich niet langer bewust van de
natuurlijke gedachten die hij in zijn uiterlijk geheugen bewaard heeft, maar de
gedachten die hij in zijn innerlijk geheugen bewaard heeft, welke zijn ideeën
en einddoelen geweest zijn toen hij nog op aarde leefde en welke derhalve toen
door hem bevestigd zijn, blijven in zijn bewustzijn.
at bevestigd is, is wat de mens geloofd heeft en waarnaar hij
gehandeld heeft toen hij nog in deze wereld leefde, hetzij wat overeenkomstig
het goede en ware is, hetzij wat overeenkomstig het boze en valse is. Het
is de verbinding van het goede met het ware of de koppeling van het boze aan
het valse, en omgekeerd, die maakt dat een geest goed of boos is, zich in een
goed of een boos gezelschap bevindt, als hij in de wereld der geesten gekomen
is. Van daaruit gaat hij, als zijn voorbereiding voltooid is, naar de
Hemel of naar de hel.
De meeste mensen verstaan onder 'goed' de omschrijving of
kwalificatie van iets, zoals een goed reisje of een goede tijd of een goed
thuis, enz. en onder de waarheid verstaan ze een feit dat vastgesteld of
bewezen is. Ik wijs u er echter op dat u het goede of het ware niet met
uw natuurlijke ogen kunt zien, omdat het geen dingen van de natuurlijke wereld
zijn, maar van de geestelijke wereld. U kunt wel de uitwerkingen ervan in
de natuurlijke wereld zien. De Heer is het Fundament en het Einddoel en
het Goede en Ware zijn de oorzaak, die, als ze met elkaar verbonden zijn, als
de uitwerkingen gezien worden. U kunt dus begrijpen dat als het goede en
ware of het boze en valse de uitwerkingen zelf zouden zijn, de staat van de
mens onveranderd zou blijven, of hij overeenkomstig het ware leefde en het
goede deed óf overeenkomstig het valse (de leugens uit de hel) en het boze
deed.
Terwijl de mens in de natuurlijke wereld leeft, is hij een
natuurlijk mens, en als hij de wereld der geesten binnengetreden is, is hij een
geest, een goede of een boze. Dan is er in zijn gemoed in beginsel een
verbinding van het goede met het daarbij behorende ware of een koppeling van
het boze met het valse ervan. Bijna allen die zich Christenen noemen, en
wat dat betreft, velen die een andere godsdienst aanhangen, zullen zeggen dat
God in hun hart en gemoed woont, met andere woorden, in hun wil en verstand.
Het goede kan inderdaad in de natuurlijke wil wonen en het ware in het
natuurlijke verstand. Maar ze behoren met elkaar verbonden te zijn.
Vanwege de zondige staat van de mens zijn ze echter verdeeld. Wat de mens
liefheeft en goed noemt, is lang niet altijd goed, maar vaak boos (slecht),
omdat hij in de eerste plaats van zichzelf houdt of van wat van hem is.
Dat wordt de liefde voor zijn proprium of eigene genoemd.
423. Omdat de wil en het verstand van de mens het goede en ware
kunnen opnemen, kunnen ze in zijn geest, in de wereld der geesten binnenin hem,
met elkaar verbonden worden. Zijn natuurlijk gemoed is echter slechts een
omhulsel waarin zijn geest leeft. Want het natuurlijk leven van de mens
moet ondergeschikt zijn aan zijn geestelijk leven. Maar het is de aard
van de mens te willen heersen, zijn geest ondergeschikt te doen zijn aan zijn
natuurlijke. Op zijn gunstigst meent hij dat zijn geest pas actief wordt
als hij dit aardse leven verlaat. De wil van de mens en zijn verstand
zijn geestelijk, zoals ik al zei. Het ware of het valse dat het verstand
binnengaat, vormt het dienovereenkomstig. Een goed mens neemt de
waarheden, die hij verstaat (begrijpt) op, omdat hij/zij ze gehoorzaamt, maar
een boos (slecht) mens kan waarheden wel begrijpen, maar hij heeft ze niet lief
en doet daarom wat boos (slecht) is uit een boze wil. Zijn verstand
blijft dus gescheiden van zijn wil, terwijl in de goede mens de wil en het
verstand met elkaar verbonden worden.
In het verdeelde gemoed zijn de wil en het verstand van elkaar
gescheiden. In zijn verstand kan de mens denken over wat waar en goed is,
en dat ook zien. Maar hoewel hij/zij kan weten wat goed en waar is, wil
hij het ware niet gehoorzamen en doet hij het goede niet. Als de mens
eenmaal het goede wil en het ook doet, vindt er een verbinding plaats en
beweegt hij zich in de richting van een nieuwe geestelijke staat. Het
bewijs ervan kan zichtbaar worden in zijn natuurlijk leven, al kan een boos
mens dit ook simuleren.
Als de mens ziet wat goed en waar is, maar het ware niet gelooft
en het goede niet wil, heeft hij een verdeeld gemoed. Dan is hij niet een
mens zoals de Heer wil, dat wil zeggen, zoals de mens oorspronkelijk geschapen
was. Daarom moet hij wederverwekt worden. Als de mens wel wil wat
goed is, maar geen verstand heeft van wat goed en waar is, is hij ook niet een
mens zoals de Heer dat gewild heeft. Hoewel het verstand van een mens
verheven kan worden tot geestelijk inzicht of geestelijke waarheid, is hij geen
mens, als zijn wil of begeerte voor de dingen beheerst wordt door zijn
eigenliefde. Ook als de mens wel wil wat goed is, maar geen begrip heeft
van wat waar is, mist hij het geestelijk inzicht en zal hij, wat hij wil, aan
valsheden koppelen en niet verbinden met waarheden. De mens eigent zich
die valsheden toe, net als de mens die de Heer liefheeft, zich als uit zich het
goede en ware toeëigent.
Als in het gemoed van de mens wel een verstand is van wat goed en waar is, maar geen wil om het te gehoorzamen en te doen, is het ware alleen in zijn geheugen en denkt hij daaruit. Dan weet hij alleen wat waar is en put hij uit die wetenschap in gezelschap van anderen. Hij kan denken en met anderen spreken en redeneren, gevoelens simuleren en gebaren maken die stroken met de dingen die hij wenst te bereiken, maar zijn wil is een andere dan zijn verstand. Ze zijn in feite, wat hun oogmerken betreft, aan elkaar tegenovergesteld.
424. Men zou zich kunnen afvragen hoe het komt dat het gemoed van
de mens, zijn verstand en zijn wil, verdeeld is. Dat komt doordat hij
geboren is met de neiging om te zondigen en dat wordt veroorzaakt door zijn
overgeërfde natuur. Als zijn verstand niet gescheiden was van zijn wil,
zou de staat van verdoemenis, waarin hij geboren is, niet veranderd kunnen
worden in een staat van hervorming. Hij zou niets anders willen doen dan
wat tot zijn (eigen)liefde behoort. Het is de scheiding van wil en
verstand die zijn hervorming mogelijk maakt. Als de mens zich dat
realiseert door te gehoorzamen aan de waarheden die hij ziet, vormt de Heer een
nieuwe wil in hem. Dit maakt het voor hem mogelijk wederverwekt te
worden. Naar ieder mens gaan waarheden voort die hij in zijn verstand kan
opnemen. Eerst weet de mens ze alleen en zijn ze in zijn geheugen, dan
erkent hij ze en gebruikt hij ze in zijn natuurlijk leven hier op aarde.
Al het wetenschappelijke, natuurlijke en geestelijke, of het religieus of
wereldlijk is, komt beschikbaar om gebruikt te worden, en de wijze waarop het
gebruikt wordt, hangt af van de wil van de mens, van datgene dat hij
begeert. Van zichzelf begeert de mens eer, gewin en macht te
verwerven. Maar als hij leert wat goed en waar is, en daarnaar leeft, kan
hij de boze begeerten van zijn eigen wil, die tot uitdrukking komen in zijn
natuurlijk verstand, schuwen en zo beteugelen. Want de aangeboren
motieven en bedoelingen van de mens zijn boos (slecht), want daaruit wil hij
niets anders dan eerbewijzen en gewin voor zichzelf, omdat hij geen echt geloof
heeft, maar een vals geloof of helemaal geen geloof.
425. Als de waarheden van het verstand en de goedheden van de wil
in de mens met elkaar verbonden zijn, is de Hemel in hem. We spreken hier
over de staat (toestand) van een mens en niet over de plaats waar hij
heengaat. In de Geestelijke Wereld zijn plaatsen slechts de
verschijningsvormen van iemands geestelijke staat, zoals de Hemelen, de wereld
der geesten en de hel. De verbinding van het goede met het ware in het
gemoed van een mens verschijnt als een Hemel, en als hij in de geestelijke
graad van het leven komt, komt hij in die Hemel, want deze is dan open in hem
in zijn gemoed, terwijl de koppeling van het boze en het valse in zijn gemoed
een hel in de mens maken en hem in een staat van verdoemenis brengen.
De valsheden en boosheden die in een mens zijn, maken zijn
hel. Om deze reden wordt een mens, zolang hij op aarde is, in een
tussenliggende staat gehouden, waarin hij hervormd kan worden, de vrijheid van
keuze heeft te geloven en volgens het ware te handelen of dat niet te
doen. In het ene geval komt hij in de staat der hervorming die tot zijn
wederverwekking leidt en in het ander geval blijft hij in de staat der
verdoemenis. Gedurende de staat van zijn uitwendig, natuurlijk leven
heeft de mens de gelegenheid uit de Heer waarheden te leren en heeft hij de
keuze tussen ze te gehoorzamen of dat niet te doen.
In deze natuurlijke staat heeft de mens enige kennis van
waarheden, en is hij in staat erover na te denken en, als hij dat wil,
dienovereenkomstig te handelen, al is het maar in geringe mate. Maar hij
kan ook verkiezen dat niet te doen. In dat geval zal hij in strijd met de
goedheden en waarheden handelen en in plaats daarvan overeenkomstig boosheden
en valsheden. De tussenliggende staat kan de staat van het evenwicht
genoemd worden. Deze blijft bij de mens zolang hij in de natuurlijke
wereld leeft, maar als hij in de wereld der geesten gekomen is, waar de
goedheden en waarheden, of de boosheden en valsheden zich openlijk in zijn
uitwendige vertonen, wordt hij, nadat zijn voorbereiding is voltooid, óf
opgeheven in de Hemel of werpt hij zich neer in de hel.
De engelen in de Hemel kunnen geen verdeeld gemoed hebben zoals de
mensen op aarde en de boze geesten in de hel. Wat een engel met zijn
verstand ziet, wil hij. Het verstaan (begrijpen) van het ware en het
willen van het goede maken de Hemel in hem, zoals de kennis van valsheden en
het gebruik ervan ten bate van het eigen goede de hel maken in de mens.
De staat van het met elkaar verbonden goede en ware bepaalt de graad van
wederverwekking van de mens en de staat van het met elkaar samenspannende boze
en valse in de mens bepaalt de graad van zijn verdoemenis. In de staat
der hervorming wordt de mens ertoe geleid de Heer te kennen en Hem lief te
hebben, en uit liefde jegens de naaste te handelen.
Het goede te willen ter wille van het goede is de liefde van de
Heer in de mens en het ware te geloven of verstaan ter wille van het ware uit
de Heer in de mens, is de staat van de hervorming van de mens, waarna hij in
een staat van wederverwekking komt. Het goede niet uit de Heer willen,
maar uit wat het eigen, valse verstaan van het ware is, ter wille van gewin,
rijkdommen en eer, wordt het valse bij de mens. Deswege blijft de mens in
een staat van verdoemenis, en als hij in de wereld der geesten komt, is zijn
bestemming de hel.
Dit maakt het mogelijk voor de mens, zolang hij in de natuurlijke
staat is, het valse te verwijderen, zich als uit zichzelf het goede en ware toe
te eigenen en waarheden te aanvaarden die overeenstemmen en harmoniseren met
goedheden. Men kan inzien dat boosheden valsheden aantrekken en goedheden
waarheden, als de mens hetzij handelt ter wille van zijn zelf of van wat het
zijne is, hetzij ter wille van het goede en ware, dus ter wille van de
Heer. Hieruit kunt u een beeld krijgen van wat de wereld der geesten is.
426. Alle mensen gaan uit deze wereld naar de wereld der
geesten. Er zijn daar dus heel veel mensen. Ze komen er voor ze de Hemel
kunnen binnengaan of naar de hel gaan. Een mens moet voor het ene of
andere voorbereid worden. De goedheden en waarheden uit de Heer, die bij
hem zijn, moeten gerangschikt worden vóor de mens de genade des Heren kan
ontvangen. Bij sommigen gebeurt dat al terwijl ze nog in de natuurlijke
wereld zijn, anderen gaan de wereld der geesten binnen met goedheden en
waarheden van de Heer die nog niet in hun redelijke gerangschikt zijn.
Dit moet gebeuren vóor er in het redelijke een verbinding uit de Heer kan zijn,
want de Heer woont en regeert in het redelijke. Daar is de Heer bij de
mens. Dit is de voorbereiding van de mens voor zijn binnengaan in de
Hemel.
De staat van de mens bij het binnengaan in de wereld der geesten
bepaalt hoe lang hij daar zal blijven voor hij de Hemel of de hel
binnengaat. De staat der hervorming van een mens moet volledig geworden
zijn voor hij tot de staat der wederverwekking kan gebracht worden. Er
zijn natuurlijke ideeën en gedachten die overeenstemmen met blijvende geestelijke,
maar alles wat niet bevestigd is door de aanvaarding ervan en de opneming in de
wil, alles wat zich alleen in het geheugen bevindt, wordt vergeten als de mens
in de wereld der geesten komt. Hij is er zich daar niet meer van bewust.
Alle natuurlijke gedachten en denkbeelden, alle waarheden worden
door de mens gezien of verstaan zoals ze voor hem verschijnen of in een vorm
die het ware schijnt weer te geven. Maar het zijn geen echte waarheden;
ze verschijnen als waarheid volgens de staat van de mens. Als de mens in
de wereld der geesten komt, kunnen deze vervangen worden door geestelijke
verschijningsvormen van het ware, die overeenstemmen met de natuurlijke.
Het natuurlijk goede en ware wordt geestelijk bij die mens, terwijl het natuurlijk
boze en valse bij de niet-wederverwekte mens het substantiële boze en valse
wordt. In de wederverwekte mens zijn innerlijke gedachten, geestelijke
gedachten, en innerlijke gevoelens, geestelijke gevoelens, die overeenstemmen
met het Goede of de Liefde van de Heer en met Zijn Ware of Wijsheid. Op
die wijze wordt de mens naar het beeld van de Heer en naar Zijn gelijkenis
gemaakt. Maar de niet-wederverwekte mens wordt tot een beeld en
gelijkenis van het boze, de hel, in hem.
427. Zolang de mens hier in de wereld is, is het moeilijk voor hem
het goede te onderscheiden van het ware en het goede van het boze, maar als hij
in de wereld der geesten gekomen is, leidt de Heer hem naar het gezelschap
waartoe hij behoort. De mens kan in feite slechts met moeite onderscheid
maken tussen het goede en het ware, omdat het moeilijk voor hem is te
onderscheiden tussen denken en willen. Te denken uit waarheden gaat
vooraf aan eruit te willen. Men kan niet slechts gelóven om behouden te
worden, de mens moet het goede waarin hij gelooft ook 'als uit zichzelf' willen
en doen.
Zolang de mens in de natuurlijke wereld in zijn natuurlijk of
uitwendig lichaam leeft, is hij reeds met zijn geest in de wereld der geesten,
maar hij is zich daar niet bewust van, zoals ik al zei. Zijn aandoeningen
en daaruit voortvloeiende gedachten zijn echter substantieel, omdat ze in de
wereld der geesten zijn, zijn ze daar in gezelschap van hen die eendere
gedachten en aandoeningen hebben. Men kan begrijpen dat er op die manier
óf een verbinding is van de mens met de Hemel óf een koppeling met de hel,
afhankelijk van het leven dat de mens in deze wereld leidt, hetzij goed of boos
(slecht). Iemands heersende liefde bepaalt met welk gezelschap, een
Hemels of een hels, hij in de Geestelijke Wereld verbonden is terwijl hij nog
in de natuurlijke wereld in zijn natuurlijk lichaam leeft.
Als zij die in deze wereld gedaan hebben wat goed is, in de wereld
der geesten komen, verenigen (associëren) zij zich met een Hemelse
gezelschap. Dit wordt bepaald door de liefde, naastenliefde en geloof,
waartoe zij in deze wereld kwamen. Want wie de Heer liefheeft, heeft de
vaste wil uit de Heer te doen wat goed is en wie de waarheden uit de Heer, uit
Zijn Woord, gelooft, ontvangt van Hem een nieuw leven. In de Geestelijke Wereld
zijn er verschillende gezelschappen en als een mens in de wereld der geesten
komt, verenigt hij zich met een gezelschap dat overeenkomstig zijn leven hier
op aarde is.
Dit betekent dat vrienden en kennissen van elkaar gescheiden
kunnen worden. Zullen ze elkaar zien? Ja, als ze dat verlangen en zo lang
als ze nog in de wereld der geesten vertoeven, maar slechts korte tijd, vanwege
de verschillende gezindheden waartoe ze door hun leven in de natuurlijke wereld
gekomen zijn, welke hen dientengevolge gevormd hebben. Maar als ze in de
Hemel of de hel gekomen zijn, zullen vrienden en kennissen, echtgenoten en
echtgenotes, ouders en kinderen elkander niet langer zien en elkander niet
langer (her)kennen, als hun innerlijke gezindheid niet eender is. De staat
van de mens verandert naar gelang wat zijn heersende liefde, door zijn leven op
aarde, geworden is. Wat een mens aantrekt tot een Hemels of hels
gezelschap in de Geestelijke Wereld, is zijn heersende liefde. Als dit
proces voltooid is, wordt de mens óf opgeheven in de Hemel of werpt hij zich
neer in de hel.
Ik heb verteld dat de mens vrienden, verwanten, enzovoort, niet
langer kent als hun levens en heersende liefden niet volkomen eender
zijn. Zij die de Heer kennen en liefhebben, worden zoals Hij, in die zin
dat het goede en ware in hen met elkaar verbonden worden. Bij hen echter
die de Heer verworpen hebben, is er geen verbinding van het goede en het
ware. In plaats daarvan is er een koppeling van het boze en het valse, en
werpen zij zichzelf in de hel waar zich diegenen in bevinden die van een
eendere aard zijn. Het punt is dat zij die in de Hemel komen, weten wat
goed en waar is en overeenkomstig die wetenschap leven door het schuwen van
boosheden en valsheden, die de Heer uit hun gemoederen verwijdert.
Derhalve hebben zij geen banden met hen wier aandoeningen boos en wier
gedachten vals zijn en geen herinnering aan hen, als ze hen in de natuurlijke
wereld gekend hebben. Want de liefde van de Heer en de zelfliefde scheidt
de geesten van elkander in wie de ene of de andere heerst. Eendere
liefden verbinden de geesten met elkaar.
In de natuurlijke wereld kan men niet aan het uiterlijk zien dat mensen met wie men kennismaakt dikwijls niet een soortgelijke heersende liefde hebben als men zelf heeft. Men wordt dus bevriend en trouwt zelfs. De aandoeningen en de gedachten die echter alleen in iemands uitwendig geheugen bewaard werden, worden vergeten en dientengevolge is hij zich daar niet langer van bewust, als hij in de wereld der geesten gekomen is. Wat slechts overblijft is de heersende liefde, hetzij uit de Heer hetzij uit de hel, met het inwendig geheugen.
428. We hebben geleerd dat we ten aanzien van onze geest in een
staat of toestand zijn die tussen de Hemel en de hel ligt. Terwijl we in
onze natuurlijke staat in deze wereld zijn met alles wat daarbij behoort, is
onze geest in de wereld der geesten met alles wat dáar erbij behoort.
Beide toestanden zijn tijdelijk voor de mens. De staat in de natuurlijke
wereld bepaalt of hij eeuwig in de Hemel of in de hel zal leven en de staat in
de geestelijke wereld is er om hem voor te bereiden voor zijn uiteindelijke
bestemming, welke de Hemel of de hel is. Zowel de weg naar de Hemel als
die naar de hel is bewaakt. Ook kan een helse geest niet in de wereld der
geesten komen en daar een ravage aanrichten. Maar soms wordt het helse
geesten door de Heer toegestaan, omdat het nodig is voor iemands heil.
Zij die in de wereld der geesten een band hebben met een hels gezelschap kunnen
de Hemel niet binnengaan, want de toegang tot de Hemel is ook bewaakt.
Het is anders met hen die in verbinding met een Hemelse gezelschap leven.
Voor hen zijn de wegen open en na hun voorbereiding gaan zij de Hemel
binnen. De aard van het boze is te willen verwoesten en zo mogelijk te
doden. Daarom zijn de openingen tussen de hel en de wereld der geesten
bewaakt zodat de geesten die zich in de hel bevinden er niet uit kunnen.
Dat is ook de reden dat voor hen die uit de natuurlijke wereld komen en die
door de boosheden en valsheden in hun gemoed een band hebben met helse
gezelschappen, de Hemel gesloten is. Zij wier aard boos (slecht) geworden
is, zouden wel de Hemel willen binnengaan, maar de weg er heen en de toegang
ertoe is bewaakt. Voor hen zijn echter de deuren van de hel door het
valse geloof dat ze hebben, geopend.
429. Opdat de mens kan leven moet er de schijn zijn dat hij 'als
het ware' uit zichzelf leeft, anders zou hij helemaal niet leven, maar zou hij
zoals een automaat of marionet zijn. Daarom lijkt de wereld der geesten
voor hen die zich daarin bevinden, op een dal dat tussen bergen en rotsen
ligt. We hebben het eerder gehad over de deuren en poorten naar de Hemel,
die alleen gezien worden door hen die in de geestelijke wereld voorbereid zijn
tot de Hemel. De oorzaak is dat alleen zij die door middel van waarheden
en goedheden het redelijk gemoed gevormd hebben - dat wil zeggen, dat hun
redelijke denkt wat waar is en de wil doet handelen overeenkomstig wat goed is
- spreken uit het geloof en handelen uit naastenliefde en daarom de deuren naar
de Hemel kunnen zien die anderen niet kunnen zien.
Daarom kunnen zij die niet op redelijke wijze denken over wat waar
is en de wil niet doen handelen overeenkomstig wat goed is, die deuren en
poorten of openingen naar de Hemel niet kunnen zien. Hun gezichtsvermogen
is aangetast. Het zijn zij die terwijl ze op aarde leefden, de waarheden
en goedheden des Heren verworpen hebben en het boze gedaan hebben.
Daardoor hebben zij hun gemoed gesloten voor het Hemelse leven en geopend voor
het helse leven. Zij zien alleen de deuren en poorten die naar de hel
leiden, want de wegen naar de Hemel en die naar de hel verschijnen aan iedereen
overeenkomstig zijn gedachten, of die Hemels of hels zijn.
Wat boos is stemt overeen met onze aandoening van het boze.
Wat goed is stemt overeen met onze aandoening van het goede. Een goede
geest verafschuwt boosheden en valsheden, en heeft waarheden en goedheden
lief. Het tegenovergestelde is het geval ten aanzien van de boze
geest. Hij haat alle waarheden en goedheden, maar heeft de boosheden en
valsheden lief. Voor hem stinkt elk ware en is elk goede
weerzinwekkend. Voor een goede geest is het tegenovergestelde waar, hij
verafschuwt valsheden, want het zijn ontwijde waarheden. Voor hem is het
een gruwel als goedheden ontwijd worden. De mens schept behagen in wat
van het eigene van hem is. De boze staat van hen die behagen scheppen in
het boze wordt daardoor veroorzaakt dat hun boosheden en valsheden
overeenstemmen met hun aandoeningen of hun liefde, zoals een mens of geest die
behagen schept in bepaalde geuren. Het tegenovergestelde is het geval met
hen wier staat zodanig is dat zij behagen scheppen in het goede en ware, omdat
alle goedheden en waarheden uit de Heer zijn en omdat ze overeenstemmen met
zijn aandoening of liefde voor welriekende geuren. Zo wordt hij naar de
paden getrokken die hem naar de Hemel leiden en worden de deuren van de Hemel
voor hem geopend.
430. Er zijn 'als het ware' voor iedereen twee poorten waarin de
mens tijdens zijn leven in de natuurlijke wereld kan binnentreden. De ene
is open voor boosheden en valsheden, de andere voor goedheden en de waarheden
ervan. De mens is vrij om te kiezen welke poort hij wil binnengaan.
Maar als hij na zijn natuurlijke dood in de wereld der geesten komt, zal hij
zich op het pad bevinden dat overeenkomstig zijn staat is, hetzij het een staat
van verdoemenis is, hetzij van hervorming, welke tot zijn wederverwekking
leidt. Zo lang de mens hier in de wereld leeft, leiden deze paden of
wegen van de Hemel of de hel naar zijn gemoed, terwijl ze in hem een redelijke
vormen, wanneer goedheden en hun waarheden uit de Hemel bij hem invloeien.
Als dat niet geschiedt, kan het redelijke niet gevormd worden, omdat boosheden
en de valsheden ervan uit de hel in het gemoed van de mens invloeien.
Hoewel hij meent redelijk te zijn, is hij in werkelijkheid iemand die over de
geestelijke dingen redeneert.
De keuze is aan de mens; hij kan de waarheden uit de Heer
aanvaarden, dienovereenkomstig handelen, het goede en het ware ervan opnemen en
zodoende de goedheden en waarheden in hem met elkander verbinden en daardoor de
Heer en de Hemel met hem; of hij kan het goede en ware des Heren en daarmede de
Heer Zelf verwerpen, waardoor hij geneigd blijft te zondigen en zijn gemoed
opent voor boosheden en de valsheden ervan, vanwege zijn overgeërfd en
daadwerkelijk natuurlijk leven. Als de mens de waarheden opneemt en ze
gehoorzaamt, en doet wat goed is, zal het licht des Hemels in zijn gemoed
invloeien en zal hij redelijk worden. Als hij de goedheden en waarheden
verwerpt, komt het enige licht dat hij ontvangt, door 'als het ware' kieren of
spleten in de hel, dat wil zeggen, wat hij leest in het Woord en daaruit,
alsmede van leraren en ouders leert, verschijnt voor hem als natuurlijke
waarheden. Uit deze karige waarheden leeft die mens en heeft hij het
leven, hoewel hij dat niet weet, want hij meent uit zich te leven.
Er zijn twee wegen naar het gemoed van de mens: een inwendige weg
door welke het goede en ware uit de Heer en de Hemel binnentreedt, en een
uitwendige weg door welke het boze en valse uit de hel binnentreedt. Het
eerste wezenlijke van het leven, het beginsel van het leven van de mens, woont
in het redelijke van de mens die het goede en ware opneemt, dat wil zeggen die
de Liefde en Wijsheid des Heren opneemt. De opneming of verwerping van
die Liefde en Wijsheid bepaalt de gezindheid van de mens en hoe hij streeft te
leven. Deze wegen zijn de poorten waarvan melding werd gemaakt. De
poort van het redelijk gemoed leidt naar de Hemel en de andere weg of poort in
het gemoed van de mens leidt hem naar de hel.
De poort waardoor het goede en ware geleid worden voor de vorming
van het redelijk gemoed, voert naar de Hemel en leidt de mens tot de
geestelijke dingen die de Kerk uit het Woord leert. Zo wordt de mens
voorbereid voor de Hemel en daarheen geleid. Dit is de eerste poort in de
mens. De tweede poort of weg in de mens leidt naar de hel en staat open
voor hen die in boosheden en valsheden zijn. We hebben gesproken over de
kieren of spleten, die in onze tekst reten in de hellen worden genoemd waardoor
het licht des Hemels komt. Een geest die de Heer en het Woord verworpen
heeft, kan daardoor denken, redeneren en spreken. Het licht uit de Hemel
dat invloeit in de wereld der geesten, is het ware uit het goede voor hen die
de Heer en het Woord dat het Goede en Ware is, opnemen. Zij die weigeren
de Heer op te nemen, nemen alleen het ware op dat niet met het goede verbonden
is.
Hieruit kan de mens zien dat er een vergezelschapping is van hem
met de Hemel of met de hel. Als de mens in de wereld der geesten in de
staat der hervorming is, wordt de Hemel boven hem geopend. Als hij niet
in de staat der hervorming is, wordt de hel onder hem geopend. Bij hen
die voorbereid worden voor de Hemel wordt het gebied boven het redelijk of
innerlijk gemoed geopend, voor zo iemand opent de Hemel zich. Bij hen die
voorbereid worden voor de hel wordt het gebied onder het redelijk of uiterlijk
gemoed geopend; de hel gaat voor zo iemand open. Als dit gebied in het
gemoed opengaat, blijft het andere gebied gesloten en als de mens deze
natuurlijke wereld verlaten heeft, kan het eerste gebied in de wereld der
geesten niet meer geopend worden, want de mens heeft zich dan bevestigd in zijn
liefde, hetzij voor de Hemel, hetzij voor de hel. Maar zo lang hij in
deze wereld verblijft, wordt hij in een staat van evenwicht gehouden en kan hij
ervoor kiezen de waarheden die uit de Heer tot hem komen te geloven en kan hij
zich zodoende tot de Heer en de Hemel keren. Zo lang hij in deze wereld
is, kan de mens zijn zelfliefde overwinnen door het ware te aanvaarden ter wille
van het ware en het goede te doen ter wille van het goede, en niet ter wille
van het eigenbelang. Hij kan beginnen het ware lief te hebben en te
willen doen wat waar is. Zo vloeit de Liefde des Heren of Zijn Goede bij
hem in, wordt hij verlicht en worden de innerlijke waarheden aan hem onthuld.
Want het leven van de mens wordt versterkt door wat hij uit liefde doet, hetzij het eigenliefde en liefde voor de wereldse dingen is, hetzij het liefde tot de Heer, en jegens de naaste en Hemelse dingen is. Deze liefde vormt in de mens het redelijke dat het middelpunt wordt vanuit hetwelk alle dingen des Hemels geleerd, gezien en verstaan worden.
Einde