De Nieuwe Kerk die Heden Gesticht wordt
bij de Mensheid in de Gemoederen van hen die daarvoor Ontvankelijk zijn.
door Ds.
In de vier voorafgaande lezingen
bespraken wij de Kerken die vanaf de schepping op aarde bestaan hebben. Daarin
werd aangetoond dat er een geestelijke ontwikkeling is van de mensheid, in
welke wij de Kerk des Heren, en dus de Heer bij haar tegenwoordig zien. De vier
voorafgaande Kerken waren: de Adamitische, de Noachitische, de Israëlitische en
de Christelijke Kerk. Dat waren de opeenvolgende staten van de Kerk in de
gemoederen van hen in wie zij was en is. Als de tekst van het Oude en Nieuwe
Testament alleen maar letterlijk wordt verstaan, leest men slechts over de
kerken die in de historie hebben bestaan en niet over de ware Kerk in de mens.
Laten we een kort overzicht geven van die staten. Ze tonen de ontwikkeling van
de Kerk in menselijke gemoederen aan bij wie er vergemeenschapping was met God,
die tot verbinding met Hem leidde.
Ten eerste was er de Oudste Kerk, de Adamitische.
Bij de mensen van die Kerk was de Heer tegenwoordig in hun binnenste, hun ziel.
Ook heden is de Heer daarin tegenwoordig bij de mens. Deze tegenwoordigheid van
de Heer bij de mens in diens hemelse graad vindt ook heden nog plaats. De
hemelse graad heeft betrekking op de liefde tot de Heer. De mens van de Oudste
Kerk had perceptie van het ware dat van binnenuit tot hem kwam. Die eerste of
hemelse staat werd de staat van de morgen of de staat van de kindsheid van de
Kerk in de mens genoemd. Bij de ontwikkeling ervan, zoals die van een zuigeling
die de dingen gaat leren en begint te spreken wordt de perceptie steeds minder.
Het ware kwam steeds meer tot hem/haar door middel van de kennis die hij/zij
van buitenaf opnam, dus door middel van zijn eigen verstand van wat hij/zij
meende dat goed en waar was. We zagen dat bij Kaďn, die de 'eerste geboorte'
was van de Oudste Kerk. De naam Kaďn betekent een man, den Jehovah. De
onmiddellijke vergemeenschapping van de mens met de Heer kwam weldra ten einde.
De mens van deze Kerk verkreeg de kennis aangaande het goede en ware zowel
onmiddellijk vanuit God als door middel van zijn perceptie uit de Geestelijke
Wereld. En hij verkreeg ze ook uit de natuurlijke dingen die hij door zijn
verstand daarvan leerde. Op die laatste manier ontwikkelde zich de Kerk in de
natuurlijke graad van die mens. De mens van die Kerk was als het ware in staat
zijn/haar inzicht en wijsheid te vervolmaken. Er is ons geleerd dat die
perceptie samenhing met zijn wil of liefde. De mens van de Oudste Kerk wist van
hoedanige aarde de aandoeningen van zijn natuurlijke mens waren en heerste er
dientengevolge over. Als de mens in en volgens de Goddelijke Orde leeft, heerst
het geestelijke in hem en niet het natuurlijke. Dat is de betekenis van het
feit dat Jehovah het gedierte des velds en het gevogelte des hemels naar Adam
bracht om ze namen te geven. Maar die geestelijke perceptie werd steeds minder
en ging ten slotte geheel verloren bij de mensen en daarmede ook de wetenschap
van de overeenstemmingen en dientengevolge de vergemeenschapping en verbinding
van de mensen met de Engelen des Hemels.
De staat van de mensen van de Oudste
Kerk was veranderd. De Kerk in hen was niet langer hemels; hun ziel of
binnenste sloot zich daardoor toe voor de Heer, want zij hadden Zijn liefde
verworpen. Dientengevolge stichtte de Heer van de overblijfselen van die Kerk
in de mensheid een nieuwe Kerk, een Geestelijke Kerk. De staat van de morgen
van de Kerk in de mensheid werd de staat van de dag en de 'zuigeling' werd als
het ware een 'volwassene'. Jehovah God had verlossing beloofd en in die staat
werd de mensheid van buiten af oftewel door middel van zijn zintuigen
onderricht, dus door middel van zijn natuurlijk verstaan van de Goddelijke
Openbaringen. Daardoor schreed de mensheid in feite voort in haar geestelijke
ontwikkeling. Zij kreeg inzicht, wat een geestelijke staat is en was weer
bekend met de Heer, zij het door middel van met de zintuigen verworven kennis.
De Oude of Noachitische Kerk had een aanvang genomen en begon zich te
ontwikkelen. De mensheid was nu in een geestelijke staat, want haar hemelse
graad was gesloten. In de Ark werden ook beesten binnengeleid. En beesten
betekenen aandoeningen. Denk eraan dat ze zowel met de geestelijke als de
natuurlijke aandoeningen overeenstemmen, dat wil zeggen, zowel met de liefde
tot de Heer en jegens de naaste als met de eigenliefde en die van de wereld,
want de wil van de mens beheerste toen zijn verstand en misleidde hem zodoende.
Terwijl de Oudste Kerk oorspronkelijk in de liefde tot de Heer was, was de Oude
Kerk oorspronkelijk in de liefde jegens de naaste en dat was toen haar leer en
eredienst. In de staat van de Oude Kerk werden de mensheid geestelijke
waarheden onderwezen en was haar leer die van de naastenliefde. Dat zien we
uitgebeeld in 'de boog in de wolken oftewel de regenboog', waarvan in het Woord
sprake is. Het licht van de Hemel is geestelijk. Licht stemt overeen met het
ware dat vanuit de Heer voortgaat en Goddelijk is. Dit geeft ons enig begrip
hoe de hervorming en wederverwekkiing van de mens door de Heer door middel van
hemelse en geestelijke waarheden bewerkstelligd wordt. In die mens schijnen
geestelijke, echte waarheden door natuurlijke waarheden heen. De natuurlijke
waarheden worden daardoor doorschijnend. Er is ons geleerd dat in uitwendige
waarheden inwendige waarheden verborgen liggen, want er is een overeenstemming
tussen Goddelijke Waarheden en natuurlijke waarheden. Die overeenstemming was
van het grootste belang in die Kerk en werd geleerd in 'de wetenschap der
overeenstemmingen', welke toen de wetenschap der wetenschappen was.
In de derde lezing - die over de
Israelitische en Joodse Kerk - hebben wij gesproken over de staat van de avond
van de mensheid, haar verval en uiteindelijke verwoesting. De mensen werden
niet langer door het geestelijke en inwendige geregeerd, maar werden geheel
overheerst door hun eigen uitwendige en natuurlijke. De hemelse en de
geestelijke staat, waarin de mensen de Tegenwoordigheid van God waarnamen en
erkenden - de staat van de liefde tot de Heer en die van de naastenliefde
jegens de naaste, bestonden niet langer in hen. De Israelitische en Joodse Kerk
was een uitbeeldende Kerk en later de uitbeelding van een Kerk. Alle dingen met
betrekking tot de staat van de Kerk in de mensen werden uitbeeldingen van
hemelse en geestelijke zaken. Er werden aan de mensen die in die staat in het
natuurlijke goede waren, alleen maar de meest uitwendige of natuurlijke
waarheden onthuld. Zelfs die openbaringen gingen verloren en hun eredienst ging
hoofdzakelijk uit offeranden bestaan. Daarom was het die Kerk verboden gesneden
beelden, de gelijkenissen van iets, te maken. Zij hadden de Tien Geboden op
twee stenen tafelen met Gods vinger beschreven, ontvangen en het werd hun
toegestaan een Tabernakel en later een Tempel te bouwen, waar in het heilige
der Heiligen de Ark met de Tafelen, waarop de Tien Geboden stonden, geplaatst
werd. In die Tabernakel en Tempel hielden zij hun erediensten voor Jehovah, hun
God.
at moest voor hen de woonplaats zijn
van Jehovah. De reden waarom hun dat geboden werd, was dat zij niet tot
afgoderij en magie mochten vervallen, zoals andere naties, met name de
Egyptenaren. Ook deze kerk bij de mensheid en in de afzonderlijke mens kwam tot
verval. Maar inwendig gezien was dit alles de voorbereiding van de Komst van
Jehovah God op aarde en in de afzonderlijke mens voor zijn verlossing,
wederverwekking en zaliging.
Toen er niets van de kerk in de
mensheid overgebleven was, kwam de Heer Zelf op aarde en stichtte Hij een
nieuwe Kerk die in de historische zin de Primitieve Kerk wordt genoemd. Later
heette ze de Christelijke Kerk, maar zij was dit slechts in naam, want haar
leden hadden de verering van de ene God veranderd in die van drie goden. Bij de
eerste Advent of Komst van de Heer zag die kerk Hem als de God van Hemel en
aarde in een Menselijke Vorm. Zij begreep niet dat ook Zijn Menselijke
Goddelijk is. Terwijl de Heer op aarde was, onthulde Hij innerlijke waarheden
van het Woord, van de Kerk en van de Eredienst door ze zijn discipelen en
volgelingen te onderwijzen. Later werden ze opgeschreven en verzameld in het
Nieuwe Testament. Op die manier kon door Zijn Komst in een mens het boze
gescheiden worden van het goede. De leer die daarmede onderwezen werd, kon tot
een leven dienovereenkomstig leiden. In de staat van de Christelijke Kerk in de
mens werden hem zodoende Goddelijke Waarheden gegeven met betrekking tot de
Heer Zelf, de liefde tot Hem en jegens de naaste, en het geloof. Iedereen kan
die in het Nieuwe Testament lezen. Deze kerk was, wat haar uitwendige staat
betreft, in de staat van de avond en daarna in die van de nacht, wat enerzijds
tot haar einde leidde. Maar anderzijds was en is het het begin van een nieuwe
Geestelijke Kerk in de mens die daarvoor ontvankelijk was en is. In de louter
uitwendige Christelijke Kerk had de mens de uitwendige natuurlijke waarheden
veranderd in valsheden. Dit moest/moet de mens als het ware uit zijn gemoed
verwijderen, opdat de Heer een nieuw redelijke in hem kon/kan vormen.
Net als de voorgaande Kerken kwam ook
deze Kerk ten einde, omdat er geen enkel goede en ware in de mensheid overbleef
dat de Kerk bij haar tot de ware Kerk maakt. Op de uitwendig natuurlijke wijze
gezien schijnt het dat de ontwikkeling van ook deze Kerk eindigde in
verlatenheid en verwoesting. Enerzijds kwam de louter uitwendige kerk in de
mensheid ten einde, maar anderzijds was dat in de individuele mens, die
daarvoor ontvankelijk was, de voorbereiding voor een geheel nieuwe opneming
binnenin hem van de goedheden en waarheden van de Heer, opdat Hij in zijn
gemoed zou kunnen wonen en regeren. Want het Koninkrijk van God is binnenin de
mens, en vandaar in zijn uitwendige, oftewel in zijn Hemel en vandaar op zijn
aarde. Wij hebben bij de beschrijving van de vier Kerken de ontwikkeling van de
ware Kerk in de mens aangetoond, de kringloop des levens, die te vergelijken is
met de natuurlijke kringloop van ontvangenis, geboorte, groei van kindsheid tot
ouderdom en ten slotte dood. Het is de kringloop van alles in de natuur, van
planten en dieren, die na de voleinding ervan voortgaat in een nieuw orgaan. De
zaden of overblijfselen van een zodanig leven zetten zich voort in de
'nakomelingen' die ontvangen en geboren worden.
Maar dit schijnbare leven van de
mensheid is niet het echte leven van een mens; het echte leven sterft niet. Een
mens is niet alleen een uitwendig natuurlijk wezen, maar ook een Geestelijk
Wezen en in zijn geestelijke graad woont het leven vanuit de Heer, werkt daar
en leeft daar als het ware. In de staten van de Kerk waarin een mens kan komen
gedurende zijn leven op aarde, is er een zaad - een overblijfsel - in ieder
mens dat een nieuwe geestelijk leven in hem kan voortbrengen. Dat leven is als
het ware bij de meeste mensen 'dood'. Want zij zijn niet meer dan het beest,
dat geen geest of ziel heeft. De mens is geschapen met een ziel en een gemoed.
Hij heeft een wil en een verstand. Dat zijn geen natuurlijke dingen of zaken,
maar geestelijke dingen. Om volledig te zijn moet de kringloop des levens van
de mens beginnen bij de Heer en bij Hem eindigen. Dat zal geschieden als de
echte Nieuwe Kerk vanuit de Heer in hem gesticht is en zich in hem ontwikkeld
heeft, als hij wederverwekt is tot een Engel van de Derde of Binnenste Hemel.
In de voorafgaande staat van de mens,
dat wil zeggen, van de aan de staat van de Kerk in het gemoed van de mens
voorafgaande staat, maakt hij zich als het ware uit zichzelf de kennis eigen
waardoor hij van een louter natuurlijke staat tot een geestelijke staat kan
komen, als hij naar die kennis gaat leven. Dan komt hij nader tot de Hemel en
begint de kringloop van het geestelijk leven, welke leidt tot het invloeien van
het goede in het ware dat deze mens heeft en wordt het ware bij hem het
receptakel van het goede. Dit gebeurt als het natuurlijk ware van de
letterlijke zin van het Woord bij hem het geestelijk ware wordt. Een mens moet
het ware weten, het verstaan of begrijpen, het willen en het doen of ernaar
handelen, want het geestelijk leven van ieder mens begint met het ware te
weten. Als hij het weet en begint er naar zijn beste vermogen naar te leven,
gaat hij het steeds helderder verstaan en het niet alleen uit gehoorzaamheid
willen, maar uit een nieuwe bij hem gevormde wil. En dan gaat hij er steeds
meer naar handelen zoals de Heer dat bedoeld heeft. Dat is de kringloop van de
hervorming en wederverwekking van de mens. Als hij die eenmaal doorlopen heeft,
begint een nieuwe, meer innerlijke kringloop van innerlijker weten, verstaan,
willen en doen.
Iedereen kan uit de letterlijke zin van
het Nieuwe Testament leren dat er een staat komt waarin elk mens geoordeeld zal
worden en dat hij dan in een nieuwe staat zal komen. Uiteindelijk is dat de
staat van de Nieuwe Kerk in de mens, dat wil zeggen, van de stichting van de
Nieuwe Kerk in zijn gemoed, waarin de geestelijke liefde van de Heer en jegens
de naaste in hem zal regeren. Wat is die Nieuwe Kerk? In de letterlijke zin van
het Oude en Nieuwe Testament wordt ons geopenbaard dat de Nieuwe Kerk zal
komen. Maar er wordt niet letterlijk geleerd van welke aard ze precies zal
zijn. Dat gebeurt in het Derde Testament, dat het Woord is van het Goddelijk Menselijke,
geschreven door Emanuel Swedenborg, daartoe geďnspireerd door de Heer God. In
de letterlijke zin van het Oude en Nieuwe Testament wordt de Komst van de
Nieuwe Kerk niet voorzegd, maar wel in de geestelijke-historische zin. In het
Woord van het Goddelijk Menselijke het Derde Testament waarin aan allen die de
waarheid zoeken, de leerstellingen en canons ervan worden onderwezen en de
waarheid van de Komst en de Stichting ervan op aarde wordt geleerd.
In het Boek De Openbaring staat
een profetie met betrekking tot de geestelijk-historische zin. Maar pas toen de
Nieuwe Kerk op aarde gevestigd kon worden, kon wat daar voorzegd werd niet
alleen maar overeenkomstig de letterlijke zin begrepen worden. De echte zin,
het echte ware, bleef voor de mensheid verborgen totdat de Nieuwe Kerk op aarde
gevestigd kon worden. Daardoor kunnen de mensen nu de nieuwe Openbaring uit een
nieuw redelijke verstaan, als dat bij hen gevormd kan worden. Als de Heer niet
op aarde gekomen was en het menselijke had aangenomen, zou Hij onzichtbaar
gebleven zijn voor de mensen en zou Hij niet erkend zijn als de ene God van
Hemel en aarde. De Eerste Christelijke Kerk was niet in staat de geestelijke
betekenis van het Oude en Nieuwe Testament te verstaan. En toen de eigenliefde
bij haar leden de overhand kreeg, verdraaiden en vernietigden zij
dientengevolge de echte waarheden van het Woord. Haar leerstellingen werden
vals en verdeelden de Heer in drie personen, zoals men in hun geloofsbelijdenis
kan lezen.
In de volheid der tijden werd de Nieuwe
Kerk bij de mensheid gesticht. Het ontstaan ervan wordt gezien als de
Wederkomst van de Heer als het Ware, geopenbaard in het Derde Testament. Deze
nieuwe Kerk, werd op aarde eerst gevestigd in hen die Jehovah niet kenden. In
hen die in het Woord heidenen genoemd worden, is er geen vals beginsel dat zich
tegen het ware en het geloof erin verzet, aangezien zij die waarheden niet
kenden. De evangelisatie van de oude Christelijke Kerken geschiedde in de
eerste plaats onder andere naties dan de Israëlitische. De joden verwierpen
over het algemeen het Christendom. (Zo lang als de leer van die Christelijke
Kerken in de wil en het verstand van de mensen blijft, kan de Nieuwe Kerk niet
door hen aanvaard worden, maar bestrijden ze haar.) Heidenen waren zij die
niet, zoals de joden en Israëlieten, en zoals de Christenen van de oude Kerken,
bekend waren met het Woord toen de Nieuwe Kerk ten slotte op aarde ontstond. De
Nieuwe Kerk werd/wordt dan ook geďnstaureerd of opgericht in hen die in het
goede van de liefde en het goede van het geloof waren/zijn. Dat wil zeggen, in
hen die de Heer werkelijk liefhebben en die liefde tonen in en door hun leven.
Onder het goede van het geloof wordt in algemene zin de naastenliefde verstaan,
dus de liefde jegens de naaste. Die liefde is in de mensen die de
leerstellingen waarin ze geloven, niet bevestigd hebben met hun natuurlijke wil
en verstand of van anderen overgenomen hebben. Ze zijn vanuit de Heer, in het
binnenste van hen en zijn geestelijk. De Heer heeft hun die goedheden en
waarheden of die naastenliefde en dat geloof door middel van het weten van het
goede en ware van het Woord, geleerd.
De Komst van de Nieuwe Kerk geschiedt
in de mens door middel van het weten en erkennen van het Goddelijk Ware
binnenin verschijningsvormen ervan, dat wil zeggen vanuit de Heer. Deze Kerk
wordt dan ook daar gesticht waar de Heer erkend wordt als de ene en enige God,
de Heer van Hemel en aarde, het Goddelijk Menselijke. De Nieuwe Kerk neemt een
aanvang in een mens doordat hij de Heer leert kennen in Zijn Goddelijk
Menselijke, want de Heer heeft Zijn menselijke Goddelijk gemaakt, dus het
Goddelijk Menselijke, en Hij is de ene en enige God van Hemel en aarde. De oude
Christelijke Kerken hebben weliswaar het Oude en Nieuwe Testament, dat hen vele
dingen over de Heer leert, maar zij erkennen Hem niet als de ene en enige God
van Hemel en aarde, zoals blijkt uit hun dogma's.
Men kan zeggen dat die Testamenten deel
uitmaken van hun kerk, maar dé Kerk is geen deel van hun gemoed. Ze zijn hoogstens
in het uitwendige van de Kerk ten aanzien van de naastenliefde en het geloof.
Toch kan in een dergelijke staat de Heer tot hen komen. De staat van een mens
van een dergelijke kerk is een louter natuurlijke of uitwendige staat. En de
'waarheden' die hij gelooft, zijn hoogstens uitwendige of natuurlijke
verschijningsvormen van het ware. Als zodanig kunnen het uitbeeldingen zijn van
geestelijke dingen, zoals naastenliefde en geloof. Maar ondanks zijn
uitwendige, natuurlijke staat kan een mens tot een nieuw geloof, een nieuwe
waarheid, gebracht worden, als hij vanuit de Heer een nieuwe liefde en een
nieuwe naastenliefde opneemt. Zo'n begin van de Nieuwe Kerk in de natuurlijke
staat van een mens is evenzeer een deel van de Nieuwe Kerk als het dat is bij hen
die in een geestelijke staat komen.
De leer van de Nieuwe Kerk begon zich
vanuit de liefde voor het ware, die in geestelijke zin vanuit het goede des
levens is, te ontwikkelen. Het goede des levens vloeit voort uit de wil van de
mens en bestaat uit het doen van het goede vanuit het inwendig goede, dat wil
zeggen, vanuit de Heer binnenin hem. De liefde van het goede en van het ware
vloeien bij een mens in naarmate de boosheden en valsheden uit zijn gemoed
verwijderd worden, dat wil zeggen, naarmate de liefde voor de Heer en voor Zijn
waarheden groeit, en dientengevolge de dogma's van de oude Christelijke Kerken,
die voortkomen uit het letterlijk of uitwendig verstaan van de natuurlijke zin
van de Bijbel, verwijderd worden. Dan staat die mens open voor het leren, weten
en erkennen van nieuwe leerstellingen. In dit proces zijn er verleidingen en is
er een oordeel, want tussen de oude dogma's en de nieuwe leerstellingen is
gedurende lange tijd strijd in de mens van de Nieuwe Kerk, met andere woorden,
zijn er geestelijke verzoekingen.
Hieruit blijkt dat het Goddelijk Ware
vanuit de Heer voortgaat naar de mens door middel van het weten en erkennen van
de waarheden van het Woord. Dat is slechts het begin van een nieuwe Kerk in een
mens. Door die erkentenis ontstaat er een nieuw leven in die mens dat hem met
de Hemel verbindt, dat wil zeggen, dat zijn geestelijke verbindt met zijn
natuurlijke. Wanneer vond het begin van de Nieuwe Kerk plaats en waar? Waar
staat het geschreven dat zij die van de Nieuwe Kerk zullen zijn, een leer
zullen hebben zoals die welke zoëven beschreven is? Iedereen die de Bijbel
nauwlettend leest, weet dat de Heer Zijn Wederkomst in het Woord voorzegd
heeft. Ik herinner u aan de teksten: Ziet, Hij komt met de wolken en alle
oog zal Hem zien&…; (Openbaring 1: 7) en Gij hebt gezegd. Doch Ik
zeg u: Van nu aan zult gij de Zoon des Mensen zien, zittende ter rechterhand
van de kracht Gods, en komende op de wolken des Hemels (Mattheus 26:
63,64). En alsdan zal in de Hemel verschijnen het teken van de Zoon des
Mensen &…; en (zij) zullen de Zoon des Mensen (de Zoon van de
Mens) zien, komende op de wolken des Hemels, met grote kracht en
heerlijkheid (Mattheus 26: 30).
Als men deze waarheden alleen ten
aanzien van hun letterlijke betekenis verstaan, ziet men de Nieuwe Kerk
helemaal niet, want dan heeft men nog geen enkel begrip van de echte of
geestelijke betekenis ervan. Toch weten theologen en godsdienstleraren van de
oude Christelijke Kerken dat er in deze woorden, en in het bijzonder in het
Boek De Openbaring Goddelijke Waarheden over de Wederkomst van de Heer
verborgen zijn. Ze hebben dan ook getracht te verklaren wat de Apostel Johannes
in dat Boek over de Wederkomst van de Heer geschreven heeft. De dogma's van de
Oude Kerk berusten op de louter letterlijke zin en niet op de echte, inwendige
of geestelijke betekenis. Ze leren dat de mens pas na de dood in een geestelijk
leven komt. Sommigen verwerpen ook die gedachte en geloven dat ze op de dag des
Oordeels hun natuurlijk lichaam zullen terugkrijgen en dan op deze wereld
zullen voortleven. Zij leven op die wijze voort in de louter natuurlijke
kringloop van het leven. Hij die echter werkelijk van de Nieuwe Kerk is, weet
en is ervan doordrongen dat de waarheden van het Woord een geestelijke zin
hebben want de goedheden en waarheden ervan zijn inwendig hemels en geestelijk,
aangezien zij van God zijn en vanuit Hem voortgaan. Zij aanvaarden het Derde
Testament als de nieuwe Openbaring die vanuit de Heer tot hen gekomen is als
Zijn Wederkomst. De kringloop des levens van hen is geestelijk. Wij weten uit
het Derde Testament dat met de wolken, waarover in de tekst die we zoëven
gelezen hebben, gehandeld wordt, geen wolken in de letterlijke betekenis, zoals
we die in de wereld zien, verstaan worden. In dat Goddelijk Woord wordt geleerd
dat wolken overeenstemmen met de innerlijke betekenis ervan, de duisternis van
het Goddelijk Ware. Het is dus mogelijk geworden de geestelijke zin van het
Woord te leren kennen, alsmede echte waarheden. Pas toen de Heer Zichzelf
verheerlijkt had en het Goddelijk Menselijke geworden was, werd dit mogelijk.
Doch alleen in de mens in wie de Heer opnieuw is wedergekomen in Zijn Goddelijk
Menselijke. Het Woord is vlees geworden, staat er in Johannes 1: 14. Dit
betekent dat de Heer het Woord in laatsten geworden is. In het Woord van het
Goddelijk Menselijke is de geestelijke betekenis van het Oude en Nieuwe
Testament geopenbaard voor wie het verstaan. Dát betekent komende in de
wolken des Hemels met grote kracht en heerlijkheid (Markus 13: 26).
Door de openbaring van het Goddelijk
Ware, worden de mens niet alleen echte waarheden bekend gemaakt, maar ook de
valsheden die zijn gemoed beheersen. Dit heeft zowel een oordeel als een
voleinding van de dingen in hem die de Heer hebben verworpen ten gevolge, als
verzoekingen ten aanzien van de dingen die van de Heer in hem zijn. Daardoor
wordt de Nieuwe Christelijke Kerk in hem gesticht. Dit wordt in algemene zin
beschreven in het Boek De Openbaring, maar pas nadat de inwendige,
geestelijke zin ervan was onthuld, was het mogelijk voor ieder mens die te
verstaan. We hebben gelezen of gehoord dat er aan het einde van de periode van
de Oudste Kerk en het begin van die van de Oude Kerk, de zondvloed was. In dat
verhaal wordt niet alleen verteld van het einde van de Oudste Kerk, maar ook
van het begin van een nieuwe Kerk, de Oude Kerk geheten, uitgebeeld door Noach
en zijn zoons. Het verhaalt hoe een mens van louter natuurlijk geestelijk wordt
doordat hij gaat inzien dat het goede en ware geestelijke zaken zijn vanuit de
Heer. Dat zij het leven van God in de mens zijn.
Uit de lezing over de Oudste Kerk
hebben we begrepen dat die Kerk vanuit de Heer was opgericht en de hemelse mens
was, en later een hemels-geestelijke mens, en dat de ontwikkeling ervan naar of
in het wederverwekte-natuurlijke van de mens was. Het was hetzelfde met alle
volgende Kerken; eerst werd het inwendige geformeerd of wederverwekt en daarna
het uitwendige of natuurlijke. Dus net als bij de Oude Kerk, de Israëlitische
en Joodse Kerk en ook de Christelijke Kerk is de inwendige ontwikkeling die van
de echte Kerk in het gemoed van de mens. In het Boek De Apocalyps Onthuld
en in het Boek De Apocalyps Ontvouwd wordt de stichting van de Nieuwe
Kerk letterlijk geopenbaard en ook in het Boek De Openbaring waar in de
hoofdstukken 2 en 3 gesproken wordt over de Engelen van de Zeven Gemeenten en
in hoofdstuk 7 over de 144.000 verzegelden uit alle geslachten van de kinderen
Israels. De denkfout die door de nakomelingen van de Eerste Christelijke Kerk
gemaakt werd, was dat zij onder hetgeen door Johannes voorzegd werd,
gebeurtenissen op deze aarde verstonden. Dat kwam doordat zij alleen de
letterlijke betekenis ervan zagen en zodoende meenden dat die dingen te
enigertijd letterlijk op aarde zouden gebeuren. Maar zelfs op grond van de
letterlijke zin van wat daar beschreven staat, kunnen wij, als we die
zorgvuldig en in een staat van geestelijke verlichting vanuit de Heer lezen,
concluderen dat die zin niet het echte geestelijk ware onthult. Want Johannes
schreef dat hij in de geest was, net als de profeten van het Oude Testament,
die verhaalden wat zij zagen en hoorden als ze in de geest waren en door de
Heer verlicht werden. Dat betekent dat Johannes en de profeten dan in een
geestelijke staat waren en niet in een uitwendig natuurlijke staat, zoals de
meesten van hun tijdgenoten voortdurend waren. Daarom worden onder de zeven
Gemeenten geen zeven Gemeenten of Kerken (kerkelijke organisaties) in de
natuurlijke wereld verstaan, maar wordt daarmede de ware Kerk in haar geheel
beschreven ten aanzien van verschillende staten in de mensheid. Wat Johannes
zag in de Geestelijke Wereld en in de Hemel, zoals de zeven sterren in de
Rechterhand van de Heer, was wat hem geopenbaard werd in een uitbeeldende en
aantonende zin. Hem werd gezegd dat ze de Nieuwe Kerk die op het punt stond
neder te dalen uit de Hemel, uitbeeldden. Onder de zeven kandelaren wordt de
Nieuwe Kerk op aarde die in verlichting uit de Heer zal zijn, verstaan.
De Nieuwe Kerk zal geformeerd worden
uit hen wier hoedanigheid de innerlijke erkenning van de Heer als de ene en
enige God van Hemel en aarde is. En haar leer zal zijn vanuit de Heer uit het
goede der liefde door middel van het Woord. Deze worden onder het getal 144.000
verstaan, met welk getal 12 wordt aangeduid, wat het geloof van die Kerk
betekent. De leer van de Nieuwe Kerk is de leer van de liefde en van de
naastenliefde. Een mens wordt wederverwekt door de waarheden des geloofs,
waarvoor hij een aandoening heeft en die hij zich derhalve als het ware eigen
gemaakt heeft. Daarom zijn ze hem ook van nut, terwijl ze geen enkel nut hebben
voor hem die ze wel weet en in zijn geheugen opgenomen heeft, maar ze niet
werkelijk liefheeft. Een mens die werkelijk van de Nieuwe Kerk is, heeft er een
zekere innerlijke gewaarwording van wat goed is en begint te verstaan wat waar
is. Er zijn drie dingen die deel uitmaken van hen die wezenlijk van de Nieuwe
Kerk zijn. Dat zijn: liefde tot de Heer, wijsheid vanuit de Heer en nut door
middel van het inwendige verstaan of de perceptie. De eerste is zodanig als
zijn heersende natuurlijke liefde is, de tweede is zodanig als zijn natuurlijk
verstaan van het Woord is en is in wezen geestelijk en de derde is zodanig als
de handelingen in zijn natuurlijke leven zijn en is pas werkelijk nuttig als
het nut in wezen hemels is.
Deze hoedanigheden van de Nieuwe Kerk,
die in het Derde Testament onthuld zijn, zijn geestelijke hoedanigheden die
vanuit de Heer het inwendige van de mens binnenkomen en vandaar door zijn
redelijke heen naar zijn natuurlijke tot in het laatste ervan kunnen
nederdalen. In de echte Nieuwe Kerk des Heren heerst de hemelse liefde tot de
Heer en de geestelijke liefde jegens de naaste of de naastenliefde in de mens
van die Kerk. Dat is in de eerste plaats dankzij de Voorzienigheid van de Heer,
in de tweede plaats door de liefde jegens de naaste of de naastenliefde van die
mens, in de derde plaats door zijn gehoorzaamheid aan de waarheden van het
Woord. Die mens heeft ook een zekere perceptie of innerlijke gewaarwording van
wat het echte Nut is. Dit alles is de macht van het Goddelijk Menselijke in en
bij hem/haar. Zijn geestelijke ontwikkeling geschiedt door verzoekingen die hij
als uit zichzelf overwint. Deze verzoekingen worden veroorzaakt door de
weerstand van zijn natuurlijke tegen de invloed van zijn geestelijke totdat de
Wil van de Heer de wil van die mens geworden is en hij Hem en de naaste
werkelijk gaat dienen.
Leerstellige waarheden van de Nieuwe
Kerk worden in steeds meerdere mate in het gemoed van die mens ingeplant. Door
gehoorzaamheid aan die waarheden uit de aandoening van het ware vanuit het goede,
krijgt die mens inzicht. Dit vloeit voort vanuit de liefde en barmhartigheid
van de Heer, waardoor de mens naastenliefde betracht, er zich een geweten in
hem ontwikkelt en hij verbinding krijgt met de Heer en de Hemel. Naast het
Goede des Levens, dat het Goddelijk Goede vanuit het Ware en het Goddelijk Ware
vanuit het Goede is, is er de Hemelse Echtelijke Liefde of de Liefde van het
Goede en Ware door het leven op aarde van een mens. Het is de Echtelijke Liefde
van het Goede voor het Ware en van het Ware voor het Goede die het huwelijk
maakt van het goede en ware in een mens en zodoende de Nieuwe Kerk in hem
schept. Zo komt de leer van het goede en ware tot ontwikkeling en ten slotte
het leven van het ware vanuit het goede.
Aangezien het goede en ware bij de mens
van de Nieuwe Kerk van de Heer zijn en die twee de Kerk bij en in hem maken, en
aangezien Hij het Goede en Ware in Zich verenigd heeft en zo het Goddelijk
Menselijke is geworden, is Hij het Wezenlijke van de Kerk in de mens. En dit is
het vanuit hetwelk die mens de Heer liefheeft en liefde jegens de naaste heeft
of naastenliefde. Die twee wezenlijkheden van de Kerk zijn geestelijk en zijn
des Heren in de mens. Maar vanwege de boosheden en valsheden in een mens worden
die wezenlijke dingen voortdurend aangevallen en zouden ze, als de Heer ons
niet barmhartig was, vernietigd worden. Wij weten dat de Nieuwe Kerk een
geestelijke Kerk is, die in de Hemel is, waar ze niet vernietigd kán worden.
Dat wordt ons verhaald in de geschiedenis van de twee profeten, de twee
getuigen, waarover gehandeld wordt in het Boek De Openbaring en waar in
het vervolg verhaald wordt dat het beest uit de afgrond opkwam en hun, dat wil
zeggen, die goedheden en waarheden, de twee wezenlijke dingen van de Kerk,
krijg aandeed. Dat herinnert ons ook aan de geschiedenis van de Vrouw, bekleed
met de Zon en de Maan was onder haar voeten, die een Zoon baarde - een
mannelijk Kind - dat werd weggerukt tot God en Zijn Troon, waar de echte Leer
van het Goede en Ware niet vernietigd kon worden.
Dit alles duidt op het behoud van de
Leer van de Nieuwe Kerk die pas voor vernietiging behoed kon worden toen op
aarde de tijd was aangebroken dat ze kon nederdalen in de harten en gemoederen
van mensen, in hun wil en hun verstand. Dit werd in de Geestelijke Wereld
gezien en daar voltrok zich het laatste oordeel. Daar streed de Heer met alle
boosheden en valsheden en overwon ze en onderwierp zodoende de hellen. We
wijzen erop dat de onderwerping van de hellen en hun boosheden niet een strijd
in deze wereld was, die zoals veel mensen geloven ergens in de toekomst zal
plaatsvinden. Ze geschiedde in de Geestelijke Wereld en was een geestelijke
strijd van goedheden en waarheden tegen boosheden en valsheden die vanbinnen
plaatsvindt, dat wil zeggen, in het innerlijk van een mens en niet op aarde of
in zijn uitwendig natuurlijke mens.
In het Boek De Openbaring
openbaart het Woord niet de stichting van de Nieuwe Kerk op aarde, maar Het
toont de opneming ervan in de Hemel aan, want deze Kerk daalt als Leer neder
naar de mensheid vanuit het Goddelijk Woord van het Derde Testament. Op die
wijze worden de waarheden van het Woord geopend voor het natuurlijk verstand
van de mens die ervoor ontvankelijk is. Dit is uit de aandoening van die mens
voor die waarheden uit liefde tot de Heer en jegens de naaste, en een leven
dienovereenkomstig. Dan ontwikkelt zich de Kerk in hem, eerst in zijn inwendige
en vervolgens in zijn natuurlijk gemoed. Dat wil zeggen dat ze nederdaalt in
zijn natuurlijke mens, waar zij een nieuw redelijke vanuit de Heer vormt en
daaruit een nieuw natuurlijke.
We hebben in eerdere lezingen
aangetoond dat het Woord betrekking heeft op de Hemel en de Kerk, maar in het
bijzonder op de Heer. Het Woord heeft geen betrekking op de natuurlijke
geschiedenis van naties en volkeren, maar op geestelijke dingen, goedheden en
waarheden en hun hoedanigheden, dus de Heer, de Hemel en de Kerk, uitgebeeld
door de geschiedenis van naties en volkeren. Toch zijn dat, vanaf de tijd van
Abraham, ware geschiedenissen. Ieder wetenschappelijk onderzoek betreffende de
historische gebeurtenissen waarvan en mensen van wie in het Woord sprake is,
heeft de waarheid ervan aangetoond, zoals, bijvoorbeeld, het tijdstip waar op
het Laatste Oordeel, waarover in het Boek De Openbaring, gesproken
wordt, in de Geestelijke Wereld plaatsvond. In onze natuurlijke wereld betrof
dat het jaar 1757. Deze gebeurtenis wordt vermeld in het Woord van het
Goddelijk Menselijke in de Boeken De Ware Christelijke Godsdienst, Het
Laatste Oordeel en Het Vervolg over het Laatste Oordeel.
De Wederkomst van de Heer hield twee
dingen in, het Laatste Oordeel en daarna een Nieuwe Kerk (Apocalyps Onthuld
626). Ze vond plaats in de Geestelijke Wereld, waar toen de bozen gescheiden
werden van de goeden, die verlost werden. Dat waren zij die de Heer liefhadden
gehad en in Hem geloofd hadden. De Heer kwam weder om hen die van de
Geestelijke Kerk waren en zijn, te behouden, want zij hebben gemeenschap en
verbinding met de Heer door een nieuwe wil en een nieuw verstand. Dit betekent
dat vanaf de tijd van de Eerste Komst van de Heer tot Zijn Wederkomst, die in
onze tijd in het jaar 1757 plaatsvond, zij die in die periode gestorven waren
en de reeds genoemde hoedanigheden hadden, door die Wederkomst van de Heer als
het ware verlost konden worden en in de Hemel konden worden opgenomen. In wezen
vormden zij een Nieuwe Hemel. Daarover wordt geschreven in het Boek De
Openbaring, hoofdstuk 21, vers 1 en 2, waar staat: En ik zag een Nieuwe
Hemel en een Nieuwe Aarde; want de eerste hemel en de eerste aarde was
voorbijgegaan, en de zee was niet meer. En ik, Johannes, zag de Heilige Stad,
het Nieuwe Jeruzalem, nederdalende vanuit God uit de hemel toebereid als een
Bruid die voor haar Man versierd is. Dit betekent in de geestelijke zin dat
dit de stichting uitbeeldt van de Nieuwe Kerk in de mens die er vanuit de Heer
toe voorbereid is en die het Ware is dat geopenbaard is in het door Emanuel
Swedenborg geschreven hem vanuit de Heer geďnspireerde Derde Testament.
Een mens die tot de Nieuwe Kerk
behoort, gelooft en erkent dat het Woord een inwendige, geestelijke betekenis
heeft en dat er daardoor door middel van het Woord verbinding is van de mens en
zijn natuurlijke dingen met de Heer en de Hemel, dus met de geestelijke dingen,
omdat er overeenstemming is. Hij begrijpt ook dat de Nieuwe Kerk een
geestelijke Kerk is en zal zijn, die de Heer door Zijn Wederkomst in ieder mens
die zich voor Hem openstelt, zal verlossen. Maar het begin ervan op aarde, dat
wil zeggen, in de gemoederen van mensen is schijnbaar een begin in een
natuurlijke staat, hoewel het inwendig een begin in een geestelijke staat is.
Mettertijd wordt die bewuste natuurlijke staat een bewuste geestelijke staat,
als de mens leeft volgens de waarheden van het Woord, zoals hij die in zijn
staat ziet en gelooft. Die mens weet dat er een inwendige zin is die
overeenstemt met zijn natuurlijk verstaan van het Woord, voorzover dat een echt
verstaan is. De waarheden van de Nieuwe Kerk ontwikkelen in zo'n mens een
nieuwe wil en een nieuw verstand, als hij/zij ernaar leeft. Dat is zijn
wederverwekking of verlossing.
De waarheden worden in het geestelijk
gemoed van de ontvankelijke mens ontvangen en zij worden in zijn natuurlijk
gemoed geboren. Door de erkenning van de waarheden, dat wil zeggen, door de
willijke opneming ervan in zijn gedachten, wordt een mens van de Nieuwe Kerk
door de Heer geleid. Daardoor gaat hij ook de geestelijke betekenis van het
Woord steeds meer verstaan en komt het Koninkrijk des Heren meer en meer in hem
tot ontstaan. Deze mens verstaat onder God het Goddelijke in Zich en onder
Jezus Christus het Goddelijk Menselijke. Dat wordt eveneens verstaan onder 'de
Zoon van God' en onder 'het Woord'. Die twee, het Goddelijke en het Goddelijk
Menselijke, zijn éen Ziel en éen Lichaam. Dat een mens van de Nieuwe Kerk is,
blijkt daaruit dat hij/zij volgens de Geboden van de Heer leeft en daardoor
hervormd wordt. In de eerste plaats doet hij afstand van valse redeneringen en
in de tweede plaats neemt hij vanuit de Heer steeds meer Zijn waarheden uit het
Goede op. Dit proces heeft het einde van de huidige Kerk in zijn gemoed ten
gevolge en het begin van
Voor de mens van de Nieuwe Kerk in ons
is het Woord doorzichtig, met andere woorden, hij ziet iets van de geestelijke
betekenis ervan en begrijpt het zo beter. Het is het Goddelijk Ware dat de
waarheden die deze mens ziet, voor hem onthult. Dit komt doordat die mens leeft
volgens de leringen van het Woord waarvan hij enig begrip heeft. Voor die mens
schijnt de Heer als het ware door de letter van het Woord heen, als hij het
leest, en ziet hij zo iets van de geestelijke zin ervan. Er zijn twee
wezenlijke dingen betreffende de Leer van de Nieuwe Kerk die door de
letterlijke zin van het Woord bevestigd worden en waarvan de innerlijke zin als
het ware door de letter heen schijnt - de Leer aangaande de Heer, en de Leer
aangaande het leven volgens Zijn Geboden. De echte mens van de Nieuwe Kerk
heeft de Heer boven alles lief en heeft geloof in Hem. En hij onderhoudt Zijn
Geboden die hem leren hoedanig de liefde tot de Heer en jegens de Naaste is.
Door het natuurlijke licht, dat wil
zeggen, door het louter natuurlijke verstaan van het Woord, kan een mens de
geestelijke waarheden ervan niet verstaan. Maar als een mens van de Kerk het Woord
leest en de waarheden daarin in iets van het Geestelijk Licht ziet, terwijl hij
de letter in het natuurlijke licht leest, wordt hij geestelijk verlicht en ziet
hij Goddelijke waarheden, want de voorwerpen van het Geestelijk Licht zijn in
wezen Waarheden die hij als verschijningsvormen van het Ware ziet. Door dat
proces ontstaat een nieuw Redelijk gemoed. Dat Redelijke van de mens van de
Kerk is het receptakel (opnemende vat) van het Geestelijk Licht dat uit de
Hemel komt. In de Nieuwe Kerk is het Uitwendige verbonden met het Inwendige,
want in die Kerk wordt, voorzover het werkelijk
Het is duidelijk voor de mens in wie de
Nieuwe Kerk geformeerd is dat de ondergang van de wereld, beschreven in de
letterlijke zin van het Boek De Openbaring, niet de verwoesting van de
natuurlijke aarde, waarop wij wonen, betreft. Die tekst beschrijft in feite het
Laatste Oordeel over diegenen die vanaf de tijd dat de Heer op aarde kwam en
een menselijke aannam, gestorven waren en naar de Geestelijke Wereld waren
gegaan, totdat Hij wederkwam. In de Geestelijke Wereld werd toen Orde
geschapen. Zij die boos en vals waren, werden in de hel geworpen en uit hen die
goed en waar waren, werd een Nieuwe Hemel geformeerd. (Of beter gezegd, de
boosheden en valsheden in ieder mens werden samengebracht in zijn 'hel' en de
goedheden en waarheden in ieder van hen werden, voorzover zij vanuit de Heer
waren, tot de 'Nieuwe Hemel' in hen gevormd.) Zo ontstond de Christelijke
Nieuwe Hemel uit diegenen uit Christelijke Kerken wier ogen de Heer had kunnen
openen, zodat zij Hem aanbaden als de ene en enige God, en overeenkomstig Zijn
Geboden geleefd hadden volgens de wezenlijke betekenis ervan en die
dientengevolge (vandaar) 'de Naastenliefde en het Geloof hebben' (Apocalyps
Onthuld 876).
De Stichting van de Nieuwe Kerk gebeurde
in de Geestelijke Wereld en ze vond plaats in deze natuurlijke wereld in het
jaar 1770. Maar die historische gebeurtenis is van geen enkele wezenlijke
betekenis voor onszelf, tenzij de Heer Zijn Nieuwe Kerk in ieder van ons kan
oprichten, hetgeen dan in ons gemoed de Wederkomst van de Heer is. Die
Wederkomst geschiedt door middel van de Leer vanuit het Woord in Zijn drie
Testamenten. De Heer Zelf is die Leer en als de mens haar opneemt en tot
leidraad voor zijn leven maakt, kan en zal de Heer de Nieuwe Kerk in hem
stichten.
Dat is de verbinding van de Heer met de
mens en van de mens met de Heer, die onverbrekelijk zal zijn. Dat is
Dat binnenste of hemelse bij de mens is
het begin van de Nieuwe Kerk in hem. Aanvankelijk wordt ze de Bruid genoemd,
want ze staat op het punt om met de Heer verbonden te worden, zoals een
echtgenote met haar echtgenoot. Dat binnenste of hemelse vloeit als het ware in
het geestelijke dat vanuit de Heer leeft en dat het leven van de mens is. Het
lichaam is slechts het opnemende vat. Zo krijgt de mens inzicht en wordt hij
ten slotte wijs. Een Kerk is Kerk overeenkomstig de leer ervan en derhalve is
de Kerk de ware Kerk uit de ware leer en het leven dienovereenkomstig van haar
leden. Als zij het Woord lezen en de leer daaruit werkelijk weten en verstaan,
schijnt de geestelijke zin ervan als het ware door de letterlijke zin heen.
Zij die in de ware zin van het woord
van de Nieuwe Kerk worden, zijn zij die de Heer liefhebben en Hem volgen door
te leven overeenkomstig Zijn Woord. In het begin verstaan zij het Woord slechts
op natuurlijke wijze. Dan zijn zij nog in het uitwendige van de Nieuwe Kerk
dat, net als de vorige Kerken, een uitbeeldende Kerk bij die mensen is. In die
staat van de Kerk kunnen zij vanuit de Heer ertoe geleid worden iets van de
innerlijke zin van het Woord te gaan zien, zodat zij iets meer weten en
verstaan van de waarheden van het Woord, omdat zij de Heer geloven en Hem en
Zijn waarheden erkennen. Hun gehoorzaamheid aan de Geboden van de Heer komt
voort uit Zijn Goede, Zijn Liefde, die Hij ieder mens wil geven en die zij als
uit zichzelf hebben opgenomen. Dan verstaan zij de goedheden en waarheden van
het Woord niet langer in de natuurlijke zin, maar vanuit de Heer binnenin hen.
Want dan verstaat de Geestelijke Mens in hen het Woord in het Licht van de Hemel.
Dat Hemelse Licht vloeit vanuit God Zelf als de Zon van de geestelijke wereld
bij hen in en opent hun geestelijke ogen, zodat zij Zijn waarheden beter
verstaan, meer gehoorzamen en vollediger naar leven, doordat de Liefde of het
Goede van de Heer bij hen invloeit, waardoor zij handelen overeenkomstig de
wetten der Naastenliefde. Dat maakt dat de Kerk in de mens een Geestelijke Kerk
wordt. De Nieuwe Kerk in het algemeen en in het bijzonder, dat wil zeggen, in
allen die ertoe behoren, en in éen mens, is uitwendig en inwendig, natuurlijk
en geestelijk. Daardoor kunnen wij in deze wereld de eredienst op natuurlijke
wijze én op geestelijke wijze beoefenen. Want de Heer, die het Goddelijk
Menselijke binnenin de mens is, is de Tempel van de Nieuwe Kerk. Hij moet op
geestelijke wijze aanbeden worden, terwijl wij als het ware Hem op natuurlijke
wijze aanbidden in de gebouwen waarin we de eredienst beoefenen. Die Tempels,
waarin de erediensten voor de Heer plaatsvinden, zijn er zowel in de Hemelen
als in deze natuurlijke wereld.
Het Einde