Het Witte Paard en de Ruiter zoals in
het Boek de Openbaring
De Inwendige of Geestelijke zin van het
Woord Onthuld
door Ds.
Wanneer valsheden de Kerk en de mens
binnendringen en op een dwaalspoor leiden, wordt er gezegd dat de Kerk mettertijd
naar een staat van verwoesting zal komen en zal beëindigen, en dat de mens in
de hel komt en daar eindigt. U kunt zien dat dit aan het eind van de Oudste
Kerk (de nakomelingen van Adam en Eva) met de zondvloed is gebeurd. U ziet het
nog een keer met de verwoesting van de toren van Babel en de verwarring van de
spraak, aldus het eind van de Oude Kerk (de nakomelingen van Noach en zijn drie
zonen) en nogmaals toen de Heer op aarde naar de Israëlitische en Joodse natie
kwam en de Christelijke Kerk stichtte. Bijna iedere Christelijke Kerk zal
zeggen dat het Boek de Openbaring over het einde der tijden gaat, dat er een
Nieuwe Kerk op aarde zal worden gesticht die wordt gezien als het Nieuwe
Jeruzalem nederdalende van God uit de Hemel (zie hfdst. 21). Wat het Boek de
Openbaring onthult is het einde van de Eerste Christelijke Kerken en dat een
Nieuwe Christelijke Kerk op aarde gesticht wordt. Het probleem om dit te zien
is echter dat het boek grotendeels in een symbolische taal is geschreven. Dus
blijven de waarheden die daarin geleerd zijn een geheimenis. Vele jaren heeft
de mens, door naar de geschiedenis van de vroegere kerken en de wereld in die
tijd te kijken, getracht uit te leggen wat hierin werkelijk bedoeld wordt en
heeft verklaard dat het Laatste Oordeel in de Openbaring het einde van deze
wereld is. Er zijn argumenten en veronderstellingen gebruikt die op de
historische gebeurtenissen in het Woord gebaseerd zijn. Aldus werd er vanuit de
natuurlijke redenering en verstand van de mens uitleg van de betekenis van het
Boek de Openbaring gegeven. Dit wordt 'als het ware' in het duister gedaan en
mist elk licht van de Hemel dat nodig is om geestelijke waarheden te zien en te
leren.
Een van beschrijvingen van Jezus
Christus waarin het Witte Paard en de Ruiter voorkomt:
En ik zag de hemel geopend; en ziet,
een wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en Waarachtig, en
Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid. En Zijn ogen waren als een vlam
vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam
geschreven, die niemand wist, dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed,
dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd HET WOORD GODS. En de
heirlegers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein
fijn lijnwaad. En uit Zijn mond ging een scherp zwaard, opdat Hij daarmede de
heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met een ijzeren roede; en Hij treedt
de wijnpersbak van de wijn des toorns en der gramschap des almachtigen Gods. En
Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij deze Naam geschreven: KONING DER
KONINGEN, EN HEER DER HEREN (Openbaring
19: 11-18).
Studenten van de Bijbel en bijna alle
Christenen die het Woord lezen zouden de betekenis van de Heer Jezus Christus
als de ruiter van het witte paard onmiddellijk herkennen. En ze zouden gelijk
hebben, maar nog niet weten wat het onderwerp hiervan is. We zien dat de tekst
op zich over Zijn naam zijnde Het Woord Gods gaat, dat Hij getrouw en
waarachtig wordt genoemd, en dat er een naam op zijn kleed en op zijn dij
geschreven staat: KONING DER KONINGEN, EN HEER DER HEREN. Wie
anders zou dit kunnen zijn dan de Heer Jezus Christus? Maar wat betekenen deze
woorden verder? Wat beelden ze uit? Wat duiden ze aan? Komt de Heer Jezus
Christus werkelijk op een wit paard uit de Hemel rijden? Ergens anders in het
Woord staat dat Hij op de wolken van de Hemel neerdaalt. Hoe wordt de Hemel
trouwens geopend? Veel meer vragen zouden gesteld kunnen worden over de
betekenis van deze woorden, maar tenzij de inwendige zin van het Woord bekend
wordt zou men nog geen idee van de betekenis hebben. Hier is het duidelijk dat
het Woord niet in de natuurlijke of letterlijke zin goed begrepen kan worden.
Ten eerste, wat is hier het onderwerp?
We weten immers dat het de Heer is, zoals we al hebben laten zien. Toch kan
hier iets anders gezien worden: dat het onderwerp het Woord van God is, want zo
wordt de Heer hier genoemd. En in feite weten we dat de Heer in het openbaar
Zichzelf het Woord en de Waarheid heeft genoemd en dat in het Evangelie van
Johannes gezegd wordt dat het Woord was God. Dus zien we dat het
vaststaat dat het hier zowel over het Woord gaat als over de Heer, want ze zijn
éen. In dit gedeelte echter kan men het Woord of de Heer niet duidelijk
verstaan met betrekking tot wat er gezegd wordt. Letterlijk kunnen we deze
woorden niet verstaan, toch zijn ze gegeven om ons op weg, dat wil zeggen naar
onze verlossing, te leiden. Maar wij kunnen de betekenis ervan in de
natuurlijke of letterlijke zin niet begrijpen.
Hieruit kunnen we vervolgens zien dat
tenzij er een overeenstemming is tussen de geestelijke en natuurlijke zin van
het Woord en deze overeenstemming bekend is, men niet kan weten wat het Woord
betekent of aanduidt, en dus op het verkeerde pad geleid kan worden. Want dan
begrijpt de mens het slechts volgens de letterlijke zin, en denkt hij dat die
het echte ware is. In feite is dat wat de mens gedaan heeft. Zonder deze
wetenschap binnenin zijn natuurlijke verstand, kan de mens alleen
rationaliseren wat de betekenis van deze woorden is.
De leer van
In het verhaal van Genesis lezen we dat
God eerst de Hemel en de aarde schiep. Uit een natuurlijk verstaan denken we
aan een tijd en een ruimte en dus aan het heelal waar de mens op deze aarde
leeft, en dan met verder nadenken aan een 'plaats' de Hemel waar we op een dag
hopen te komen. Denk nu aan de tijd dat de Heer hier op aarde was, en Hij over
de Hemel gevraagd werd. Zei Hij niet dat de Hemel binnenin ons was? Als u nu
probeert abstract te denken, realiseert u dan dat door 'de Hemel' het
geestelijke bestaan van de mens wordt bedoeld waar God binnenin ons woont en
door 'de aarde' het natuurlijke bestaan van de mens wordt bedoeld waar hij 'als
het ware' leeft uit zichzelf zonder de Heer, tenzij hij de Heer in zijn leven
begint te accepteren. (Dit leven op aarde met of zonder de Heer heeft te maken
met de vrije wil van de mens en zal later, in een volgende leergang, worden behandeld).
Aldus wordt de mens met een geestelijke
en een natuurlijke aard geschapen. Er zijn natuurlijk vele andere passages in
het Woord waarin wordt geleerd dat een mens met een natuurlijke en een
geestelijke staat is geschapen. Daarom wordt in het boek de Openbaring gezegd
dat de Hemel werd geopend. Wat of waar is de Hemel? Is het ergens boven
in het grote kosmische uitspansel? We weten nu dat dat niet zo is, maar dat de
Hemel binnenin ons is. Nu hebben we in dit gedeelte van het Woord laten zien
dat het onderwerp het Woord zelf is, het is het Woord dat voor het verstaan
geopend wordt. Een vraag: Als de Heer of het Woord nu voor de mens geopend is
om te begrijpen, wat wordt er dan gezien en wat kan er geleerd worden? Als iets
geopend wordt en men kan zien wat het is, begint hij of zij niet ook te
begrijpen wat voorheen gesloten voor hem was, zoals deze geheimenis over het
witte paard? Had de mens zich niet afgewend van God, zijn gemoed en zijn hart,
zijn verstaan en zijn wil gesloten? Zijn niet de gedachten en aandoeningen nu
uit zichzelf in plaats van uit God? Dus is het de geestelijke en de inwendige
zin die hier wordt omschreven.
Een vraag: is de Hemel voor u geopend?
Is het Woord geopend zodat u ziet wat in de letterlijke zin verborgen is
geweest? Verstaat u wat er inwendig en geestelijk geschreven is in het Woord?
Weet u wat het witte paard en al het andere dat over de Heer in deze verzen
geschreven is betekent? Of heeft u uw verstand gesloten en weigert u iets te
accepteren behalve wat u uit uw eigen natuurlijke redenering verstaat of wat
anderen leren die denken het te verstaan?
U heeft net gelezen dat er
overeenstemmingen tussen de natuurlijke en de geestelijke wereld zijn. In het
verleden waren deze overeenstemmingen bij de mens bekend. Daardoor kon hij de
Heer, de Hemel en het geestelijk Woord verstaan. Uiteindelijk zou de mens ooit
in de Hemel wonen want daarom is hij geschapen. Deze geestelijke wetenschap had
hij lief want die bracht hem dichterbij God, en tot de kennis van God, Zijn
liefde en Zijn waarheid. (God die de Goddelijke Liefde en de Goddelijke
Wijsheid is heeft de mens lief en wil deze hoedanigheden van het Goede en het
Ware met hem delen.) Destijds heeft het de mens behaagd over deze waarheden te
schrijven in de stijl die we vandaag zien, zoals in de eerste 12 hoofdstukken
van Genesis. Later gingen de verhalen over echte geschiedenis, maar zoals in de
verzonnen geschiedenis van de eerste 12 hoofdstukken betekenen alle woorden
iets over de Heer God en over de Hemel. Aldus konden de engelen in de Hemel het
Woord net zo goed verstaan als de mens op aarde. Gedurende de vele jaren dat
het Woord is geschreven, zijn er gedeelten waar, wanneer deze bestudeerd
worden, men kan zien wat bepaalde woorden in de inwendige of geestelijke zin
betekenen. Een van die woorden is 'paard'. Laten we dat nu bevestigen zodat we
de inwendige of geestelijke betekenis ervan kunnen leren.
Uit de vele passages in het Woord
waarin het woord 'paard' wordt gebruikt, zien we dat God op paarden heeft
gereden, dat Jehova het paard zou slaan, dat het paard veracht wordt, dat er
vurige paarden zijn en veel meer. Eerst de verzen van Habakuk over het paard: Heer!
Gij reedt op Uw paarden, Uw wagens waren heil &…; Gij betradt met Uw
paarden de zee (3: 8,15). En in het boek Zacharia staat: Te dien
dage zal op de bellen der paarden staan: DE HEILIGHEID DES HEREN (14: 20).
Rijdt God op een paard? Betreedt Hij de zee daarmee zoals de letterlijke zin
aanduidt? U ziet dat er hier iets geestelijks bedoeld wordt. Zo wordt ook met
'op de bellen der paarden staan de heiligheid' iets geestelijks bedoeld. Ergens
anders staat er in het boek Zacharia dat Jehova alle paarden met schuwigheid
zal slaan, hun ruiters met zinneloosheid en alle paarden van het volk van Juda
met blindheid. Kent u dit soort gedrag toe aan de Heer? Zijn de
eigenschappen en hoedanigheden van de Heer zo dat Hij zulke dingen tegen mens
en dier zou doen? Er moet toch zeker een andere betekenis zijn dan wat er in de
natuurlijke zin van deze woorden wordt aangeduid? Wat heeft dit te maken met de
Kerk waarvoor het geschreven is?
In het volgende vers waarin er over een
paard wordt gesproken beginnen we te begrijpen wat een paard in het Woord
betekent. God heeft haar van wijsheid ontbloot, en heeft haar des verstands
niets medegedeeld &…; Zij verheft zich in de hoogte; zij belacht het paard
en zijn rijder (Job 39: 20, 21). Hier wordt duidelijk gezien dat het paard
het verstand betekent. In Psalm 45: 4 staat dat God op het woord van de
waarheid rijdt: Gord Uw zwaard aan de heup, o Held! Uw majesteit en Uw
heerlijkheid. En rijd voorspoediglijk in Uw heerlijkheid, op het woord der
waarheid en rechtvaardige zachtmoedigheid. En dan: Vergadert u, en komt
aan, verzamelt u van rondom, tot Mijn slachtoffer &…; Het vlees der helden
zult gij eten, en het bloed van de vorsten der aarde drinken &…; En gij
zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rijpaarden en wagenpaarden, van
helden en alle krijgslieden &…; En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen
(Ezechiël 39: 17,18,20,21). En in Openbaring: Komt herwaarts, en vergadert u
tot het avondmaal des groten Gods &…; Opdat gij eet het vlees der koningen,
&…; en het vlees der paarden en dergenen, die daarop zitten (19:
17, 18). Het is hier dat de Nieuwe Kerk gevestigd wordt, dat het verstand van
het Woord geopend wordt en men in de leer van de waarheid onderwezen wordt. Is
het niet onzin dat de Kerk zou eten en gevuld worden van het vlees der
koningen, het vlees der oversten over duizend, het vlees der paarden en
dergenen, die daarop zitten; en het vlees van alle vrijen en dienstknechten, en
kleinen en groten? In plaats daarvan, zijn zij die Zijn Kerk worden, niet
met het verstand van het Woord gevuld wanneer de waarheden voor hen geopend
worden, de inwendige of geestelijke zin verstaan wordt wanneer deze gegeten en
toegeëigend wordt?
Men kan lezen over het boeksken
waarvan de zegels alleen door het Lam geopend kunnen worden, waarvan vier
paarden uitgingen, een daarvan een wit paard wiens rijder, zult u mee eens
zijn, de Heer Zelf was. Wat komt er uit boeken? Toch zeker geen paarden, maar
een verstand volgens het begrip van de lezer. Aldus wordt bevestigd dat een
paard het verstand van het ware betekent of daar tegenover het verstand van het
valse. Het paard is de overeenstemming tussen het natuurlijke en geestelijke
verstand. U kunt zien dat de wetenschap van overeenstemming enige tijd onder de
naties, die de Oude Kerk (Noach en zijn zonen) volgde, nog voort leefde, in
Egypte in de hiëroglyfenschrift, in andere koninkrijken in Azië, in Griekenland
in fabels zoals het gevleugelde paard. Na een tijd gingen de overeenstemming
voor de mens verloren en heeft hij de overeenstemmende dingen tot idolen
gemaakt en ging hij die aanbidden. Aldus heeft de Heer de Israëlieten bevolen geen
gesneden beeld te maken van hetgeen in de Hemel of op aarde is en niet voor die
te buigen (Deuteronomium 5: 8,9). Misschien zijn de overblijfselen van de
wetenschap van overeenstemming zelfs heden ten dage in culturen te zien, zoals
het gezegde in het Engels dat iemand 'horsesense' heeft wat 'gezond verstand'
betekent.
Heden heeft het de Heer behaagd de
wetenschap van overeenstemmingen in een nieuwe Openbaring te onthullen en de
inwendige, geestelijke zin van het Woord te openen voor degenen die Hem
liefhebben. Dit omdat vandaag de Heer een plaats heeft voorbereid voor degenen
die naar Hem in liefde toegaan. Zowel het natuurlijke en het geestelijke leven
van een mens is voorbereid, wanneer hij zich tot de Heer richt en het Ware in
liefde leert omwille van het Goede en het Ware. In die mens komt de Heer wonen,
Hij zegeviert over de boosheden die hem geteisterd hebben en onderwerpt deze in
de hel.
De Heer is het Woord omdat Hij het Ware
is. In een ander schrijven zal men zien dat de Heer zittend op een wit paard
gerechtigheid en rechtvaardigheid betekent en dat Hij de macht heeft te
verlossen. Het zal worden aangetoond dat de menigte die Hem op witte paarden
volgt van de Nieuwe Kerk zijn en de goedheden en waarheden van de Hemel zijn
die nu op de mens op aarde neerdalen. In dit schrijven werd gezegd dat het
Woord een inwendige of geestelijke zin heeft en dat deze bekend en verstaan kan
worden. Een mens kan een nieuwe wil en een nieuw verstand ontvangen, en dus een
nieuwe redenering uit de Heer. Het is duidelijk dat het Woord iets geestelijks
betreft, iets van de Kerk en dus dat de mens verlicht kan worden de geestelijke
waarheden te zien die binnenin de letterlijke zin van het Woord liggen.
Einde deel 1
Er is leer of onderricht nodig om het
Woord van God te verstaan want, tenzij iemand het Woord volgens de leer
verstaat, is het als een kandelaar zonder licht, en degene die het leest blijft
in duisternis en komt niet in de waarheid. Een oprechte mens, van welke
godsdienst ook, gelooft dat wat hij leert de waarheid is, en wat in zijn Kerk
geleerd wordt de ware leer is. Dus zou u zich kunnen afvragen, wat is het
probleem of hoe wordt de ware leer bepaald? Want wat iemand als leer gaat
begrijpen is wat volgens zijn kerk en het Woord wordt geleerd. Het probleem is
dat, tenzij de leer uit een hemelse oorsprong is ontleend, het niet echt is.
Zulk een leer die uit het eigen redelijke komt is volgens de natuurlijke,
redelijke denking. En zoals we weten is de mens gescheiden van het Goddelijke
en niet langer verenigd met de Heer. Dus is het doel van het Woord ons weer
terug te brengen tot een relatie met God.
Is het niet in de Hof van Eden geweest
dat God samen met de mens was en dat de mens door God geleid werd? Daar
onderrichtte Hij de mens onmiddellijk of 'als het ware' direct uit Zijn liefde.
Men zou kunnen zeggen dat het Woord binnenin de ziel, binnenin de wil en het
verstand van de mens was. Men zou kunnen zeggen dat de mens toen perceptie had,
dat wil zeggen, dat hij God kende en dus de waarheid kende. Deze is zeker de
leer geweest die uit een hemelse oorsprong komt. Wel beschouwd betekent het
woord 'paradijs' 'hemelse'. Waar God is, is er Liefde en Wijsheid, deze zijn
Zijn eigenschappen. Bij de mens zijn deze het goede en het ware, dus was de
kennis van het goede en ware bij de mensheid in die beginnende staat. Zoals we
uit het verhaal over Adam en Eva weten, hebben zij, omdat zij verlangden uit
zichzelf te leren, de kennis van goed en kwaad genomen of toe-geëigend (zij
aten van de boom der kennis van goed en kwaad) en zijn dus uit de gratie
geraakt en uit het Paradijs 'gevallen'. Zij wilden uit zichzelf 'intelligent en
wijs' zijn.
Waar het om gaat is dat de mens niet
langer de waarheid aanneemt of direct verstaat uit de Heer, dat wil zeggen, uit
het hemelse dat de Hemel bij en in de mens maakt, maar slechts uit zijn eigen
natuurlijke redelijke verstand, dat niet langer verbonden is met de Heer. Alles
wat een mens nu aan kennis op gaat doen is volgens zijn eigen natuurlijke
zintuigen welke hij van zijn hemelse en geestelijke leven gescheiden heeft dat
voor hem gesloten is wegens zijn zonde. In feite, wanneer een mens, die slechts
natuurlijke dingen kent volgens zijn natuurlijke zintuigen, het Woord leest,
leert hij slechts natuurlijke dingen over God, en in 't gunstigste geval,
formuleert hij wat de bedoeling is volgens zijn eigen natuurlijke verstand. Wij
hebben gezien dat dit heel dikwijls tot valsheden en begoochelingen leidt,
zoals dat God jaloers is, boos wordt, dat Hij vernietigt, tot de hel verdoemt,
en veel meer.
In een eerdere leerstellige discussie
hebben we de geestelijke of inwendige zin van de tekst in Openbaring 19: 11-16,
die over het 'witte paard' gaat, geopend, maar niet over de Heer gesproken, behalve
te zeggen dat Hij de Ruiter is. Tenzij hij toegang tot de wetenschap van
overeenstemmingen tussen de Hemel en de aarde heeft, zal degene die deze tekst
leest de betekenis van wat er gezegd is over de 'Ruiter' van 'het witte paard'
(de Heer Jezus Christus) niet verstaan. Dus laten we nogmaals deze tekst lezen,
in het bijzonder wat er over de Heer staat die 'als het ware' op 'het witte
paard' rijdt:
&…; en Die op hetzelve zat, was
genaamd Getrouw en Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid (Openbaring 19: 11).
Hoe kan het dat de Heer Getrouw en
Waarachtig wordt genoemd en in gerechtigheid oordeelt en krijg voert? Dit moet
toch iets geestelijks betekenen of aanduiden. Als we zeggen dat iemand getrouw
is, dan wordt hij als betrouwbaar gezien in dat hij getrouw aan zijn woord is.
Dus in de natuurlijke zin kunnen we sommige dingen tot op zekere hoogte
verstaan, zoals dat de Heer in gerechtigheid oordeelt en misschien dat Hij
tegen het boze en niet tegen de mens krijg voert. Maar ook hier moeten we heel
voorzichtig zijn en vragen: Voert God krijg zoals wij oorlog in de natuurlijke
zin verstaan? Gaat Hij werkelijk in strijd en overmeestert Hij het boze? Hoe
zou Hij dat doen? Wat er in hoofdstuk 19 verzen 11-16 van Openbaring staat,
wanneer het letterlijk als waar wordt aangenomen, laat ons slechts verbeelden
wat de bedoeling is. Wat er daar uitgebeeld wordt is een bloederig strijd welke
toen in de toekomst door twee legers uitgevochten werd, waarvan éen leger het
leger van de Heer is. Was dit niet wat sommige mensen dachten dat Jezus zou
doen wanneer Hij Koning van Israël zou worden? Wilden zij niet de heerschappij
van de Romeinen omverwerpen? Toen zij de wonderen van Jezus zagen, dachten ze
dat Hij door Zijn macht de Romeinen ten val zou brengen en, daarop hopend,
waren zij bereid Hem Koning van de Joden te maken. Wat de macht betreft, heeft
Jezus na Zijn verheerlijking, na Zijn wederopstanding gezegd dat Hij alle macht
over de Hemel en de aarde had. Dus als dit in de natuurlijke zin wordt verstaan,
zou de mens kunnen denken dat dit gebeuren zal wanneer de Heer Zijn beloofde
wederkomst maakt en als bewijs wijzen naar de verzen in Openbaring als iets dat
in de toekomst gerealiseerd wordt.
In de tekst staat dat de Heer Getrouw
wordt genoemd en dat Hij in gerechtigheid oordeelt. Ten eerste, heeft de Heer
niet alleen voor het menselijk geslacht gevochten en heeft Hij dat niet uit de
Goddelijke Liefde gedaan, die Zijn Liefde is voor het menselijke geslacht? Kan
iemand zichzelf verlossen? Dus laten we dit onderzoeken. De komst van de Heer
op aarde was in de menselijkheid van een mens, geboren uit een vrouw Maria, zo
als wij geboren zijn. Dus leert men hier dat Hij niet Gerechtigheid
(Rechtvaardigheid) geboren is, maar Gerechtigheid geworden is door de strijd
tegen en de overwinningen over de verzoekingen die Hem toegelaten zijn. We
moeten zien dat de Heer dit uit Zijn eigen macht doet. Hier zien we dan een
voortdurende toename van Zijn gerechtigheid tot Hij puur Gerechtigheid of
Rechtvaardigheid Zelf werd. Vergelijk dit met de mens die uit een menselijke
vader is geboren, dat wil zeggen uit het 'zaad' van een menselijke vader. Wij
zien dat wij slechts uit onze eigenliefde kunnen strijden en niet zoals de
Heer, die uit Goddelijke Liefde strijdt. Wij kunnen onszelf niet verlossen.
In de Boeken der Profeten lezen we dat
dit, zelfs vóor de Heer op aarde kwam, waar was. In Jeremia staat: In Zijn (de
Heer) dagen zal Juda verlost worden, en Israël (de uitwendige Kerk) zeker
wonen; en dit zal Zijn naam zijn, waarmede men Hem zal noemen: De Heer: onze
Gerechtigheid (23: 6). En in Jesaja: Dewijl Hij zag dat er
niemand was, zo ontzette Hij Zich, omdat er geen voorbidder was; daarom bracht
Hem Zijn arm (eigen macht) heil aan, en Zijn gerechtigheid ondersteunde
Hem. Want Hij trok gerechtigheid aan als een pantser, en de helm des heils
zette Hij op Zijn hoofd (59: 16,17). Kunt u de Heer met succes de boosheden
en valsheden zien verslaan toen ze Hem in deze verzen aanvielen?
We hebben al eerder gezegd dat wanneer
wij het Woord van God, de Bijbel, uit een natuurlijk verstand beschouwen, wij
slechts natuurlijke geschiedenissen van verscheidene mensen en tijden en de
relatie met hun godsdienst en met God zien. Toch werd er gezegd dat het Woord
ook een geestelijke zin heeft, binnenin verborgen en dat die hoofdzakelijk over
de Heer, over de Hemel en over de relatie tussen God en de mensheid ging, en
dat deze alleen vanuit de geestelijke zin gezien kan worden. Met de oprichting
van de natie van de Israëlieten door middel van Abraham,wordt iets geestelijks
bedoeld, en deze natuurlijke geschiedenis valt 'als het ware' weg. In plaats
daarvan ziet of verstaat men iets over de Heer die gekomen is om de gevallen
mensheid te verlossen. In de historische zin was Abraham hun vader, maar is het
niet waar dat God hun ware Vader is? Dus betekent Abraham in de geestelijke zin
iets over de Heer, een eigenschap of een staat, en het onderwerp hier is de
Heer als Rechtvaardig zijnde of als Gerechtigheid wordende.
In het Woord in Genesis, hoofdstuk 17
lezen we dat Jehovah sprak met Abram en een verbond met hem oprichtte. Jehovah
zegt tegen Abram dat Hij aan hem en aan zijn zaad (nakomelingen) het land
waarin hij verkeert (Engels: land of his sojournings) zal geven: Ik zal u,
en uw zaad na u, het land uwer vreemdelingschappen (waarin u als
vreemdeling verkeert) geven, het gehele land Kanaän, tot eeuwige bezitting;
en Ik zal hun tot een God zijn (17: 8). Er wordt ons geleerd dat Abram deze
reizen door heel Kanaän maakte. Maar dit is slechts een natuurlijke,
historische begrip van de gebeurtenis. Wat heeft dit te maken met de Heer, wat
zegt het over de Heer? Is het de bedoeling dat er hier over Abram wordt
geleerd, iemand die in de oude tijden leefde, die trouw aan het geloof was dat
hij rijkdom zou verkrijgen zoals een onbekende God die hij Jehovah noemde hem
verteld had? Abram moet iets anders, iets geestelijks betekenen. Dit is niet de
geestelijke zin van het Woord. Wat de geestelijke zin aangaat, betekent ooit
een naam, van wie dan ook, de persoon zelf? Als dat zo was, waarom zou het dan
zelfs nodig zijn de geestelijke zin te kennen, en zouden de engelen niet zoals
wij in de natuurlijke zin verstaan? Dat zou echter tot allerlei begoochelingen
en valsheden leiden. Dus laten we begrijpen en accepteren wat de Bijbel ons
werkelijk wil onthullen de Heer opdat wij Hem gaan liefhebben. In de
natuurlijke zin is dit erg beknopt en kan het, behalve natuurlijk, niet
begrepen worden en schiet het te kort.
Neem bijvoorbeeld de naam Abram of
Abraham. Zien de Joden hem niet als vader van hun geloof, zelfs van een
verlossend geloof, dat zoals wij zouden moeten weten, alleen uit de Liefde van
de Heer komt? Maar de Heer is toch de Vader van het ware geloof? De eigenschap
van liefde is hemels en is iets dat daarom binnenin elk van ons is, zoals de
Heer binnenin ons is. Is de Wijsheid niet de eigenschap die liefde leert zoals
de liefde ons tot het geloof leidt en geestelijk is? Zijn deze dingen niet
binnenin ons wanneer de Heer binnenin ons is? Omdat dit zo is, kunnen we begrijpen
dat Zijn 'zaad' iedereen in het heelal betreft die in Zijn liefde is. U kunt
zien dat we hier over de Heer Zelf spreken, in het bijzonder Zijn Menselijke
wezen, en dus wat geestelijke bedoeld wordt is de Heer Jezus Christus. Dus
Abram betekent Jezus; Jehovah die met Abram spreekt is het Goddelijke wezen,
of, dat wat binnenin Jezus is als Zijn Ziel, die Hij Zijn Vader noemt. Dus is
de Vader of het Goddelijke binnenin Hem zoals het 'zaad' van onze vader
binnenin ons is.
Het is dus zo dat de Heer alle dingen
door Zijn eigen macht verkreeg, dat wil zeggen door middel van zijn
'vreemdelingschappen' door geheel het land. Om dit duidelijk te maken kijken we
nu naar de betekenis van 'vreemdelingschappen'. Ten eerste betekent het in een
natuurlijke zin voortgaan of verhuizen naar een andere locatie, maar in de
Hemel betekent het van de ene naar de andere staat voortschrijden tot het doel
de Hemel is bereikt, of als het boze en niet het goede regeert de hel. Laat nu
deze geestelijke waarheid betrekking hebben op de mens op aarde. Reist hij niet
'als het ware' naar zijn wederverwekking of verlossing wanneer hij het Woord
van God volgt zoals Abram Jehovah moest volgen, die hem onderricht gaf in het
aangesloten verbond met Hem. En dus werden de Israëlieten tot stand gebracht,
en God was met hen in hun verstand en uitgebeeld in hun eredienst. Hierin zien
wij de ontwikkeling van de natuurlijke Kerk bij de mens op aarde.
Aldus duidt 'vreemdelingschappen'
onderricht worden aan en het ware leven zelf ontvangen. Daarom zien we dat de
Heer Jezus Christus onderricht wordt in wetenschappen, in leerstellige dingen
en in de kennis van het geloof zoals iedereen die tot de Heer en tot Zijn
Waarheid keert en daar overeenkomstig leeft, dat wil zeggen die met Hem
verbonden is. In dit geval, in Abram, zien we de Heer die alle dingen tot
Zichzelf verkrijgt door Zijn eigen macht en dus die Zijn Menselijke Wezen met
Zijn Goddelijke wezen verbindt, en omgekeerd Zijn Goddelijke Wezen met Zijn
Menselijke Wezen. Hij verkreeg het goede en het ware. Aldus is Hij
Gerechtigheid of Rechtvaardigheid zelf geworden en in feite kunnen we dit in
Jesaja lezen: Wie is Deze, Die van Edom komt&…; Die voorttrekt in Zijn grote kracht? &…; Ik heb de pers alleen
getreden, en er was niemand van de volken met Mij; &…; Ik zag toe, en er
was niemand die hielp; en Ik ontzette Mij, en er was niemand, die ondersteunde;
daarom heeft Mijn arm (macht) Mij heil
beschikt (Jesaja 63: 1, 3, 5).
De historische persoon Abram is het
gehele land, waarin hij verbleef, gegeven. Wat is het dat aan de Heer gegeven
is? Wij behoeven slechts in Mattheüs 28: 18 te kijken om dat te zien: Mij is
gegeven alle macht in hemel en op aarde. Wij lezen ook in de Evangeliën dat
de Vader Hem alle dingen die in de Hemel en op aarde zijn, heeft gegeven. In de
geestelijke zin betekent dit dat de Heer de waarheid voor Zichzelf verkreeg,
omdat Jehovah binnenin Hem was en in alles wat van Hem was. Hiermee kunt u
begrijpen dat de gehele schepping uit God is Zijn Waarheid en Zijn Goede, dat
wil zeggen, uit Zijn Liefde en Wijsheid. Deze zijn het wezen en het bestaan van
de schepping, van het leven.
Ten slotte moeten we weten hoe het goede
en het ware voor onszelf verkregen wordt. Hoe heeft de Heer deze dingen
verkregen? Was het niet door krijg te voeren tegen de boosheden die Hem
aanvielen toen Hij hier op aarde was, en door tegen de hem toegelaten
verzoekingen te strijden, en de overwinningen daarover? Alles wel beschouwd,
heeft het boze ons niet opgeëist? Zouden wij dan ook niet op die manier moeten
strijden tegen de boosheden in ons leven? Door dit te onderzoeken zien we dat
het gelijk is aan het innerlijke of het redelijke, dat wil zeggen de denking
zou ons zeggen dat het redelijke, het lichamelijke, rustig en kalm zou moeten
zijn en zich dus verzetten van dit of dat boze te doen. Wordt ons door de
geboden van de Heer niet geleerd de boosheden te schuwen? In het geval van de
Heer is het dezelfde voor zowel Zijn Redelijke en Lichamelijke, want zij zijn
van dezelfde persoon, dat wil zeggen Hij en Zijn Vader (of Ziel) is een
persoon, zoals wij lichaam en ziel zijn. We zien in dit alles dat de Heer
Getrouw en Waarachtig is en dat hij daarom rechtvaardig oordeelt en
rechtvaardig krijg tegen het boze voert en dus Zijn Koningschap op aarde
terugvordert, dat wil zeggen hij maakt aanspraak op ons door Zijn Kerk in ons
op te richten.
Einde deel 2
Onze
studie van de leer gaat verder met de volgende verzen:
Zijn ogen waren als een
vlam vuurs, en op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam
geschreven, die niermand wist, dan Hijzelf. En Hij was bekleed met een kleed,
dat met bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods. En de heirlegers in den
hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein lijnwaad (Openbaring 19:
12,13,14).
Getoond
is, dat onder het witte paard en zijn
ruiter wordt verstaan het Woord dat van de Hemel komt en een oordeel velt
over wat goed is en wat kwaad. Het is in dit verband dat de Heer komt als het
Woord, zowel om te oordelen als om de mens op aarde te leren en te leiden. Wie
het geschreven Woord bestudeert en in de Heer gelooft zal de tekst opvatten als
handelend over des Heren wederkomst en hij weet en gelooft dat deze tekst die
hij leest zelf het Woord is dat van God tot de mens komt. Dus men aanvaardt en
leert dat het Woord –als zijnde het Goddelijk Ware– macht heeft om te redden.
Er worden velerlei hoedanigheden onthuld in de tekst over ‘het Witte Paard en
zijn Ruiter’ – te vinden in Openbaring 19: 11-14,16 – die betrekking hebben op
de Heer. Enkele daarvan hebben wij al laten zien. Dit zijn allemaal
hoedanigheden van de Heer in Zijn Goddelijk Menselijke, hoedanigheden van de
verrezen en verheerlijkte Heer. Eén daarvan is wat wij hier lezen over de Heer:
Zijn ogen (zijn) als een vlam vuurs. Nu
moeten wij weten dat de ogen dienen om te zien, en dat het door zien is dat de
mens tot enig begrip komt, en dat het dit begrip is dat de mens tot de
waarheden des geloofs leidt. Nu wordt de Heer ons hier afgeschilderd als
hebbende ogen als een vlam vuurs. Van
alle hoedanigheden uitgebeeld door een
vlam vuurs is hetgeen de Heer het best kenmerkt Zijn ‘Liefde’; want is
immers niet ‘vuur’ of ‘liefde’ datgene wat iemand van binnen verwarmt, evenals
de vlammen van de zon de aarde verwarmen en leven voortbrengen? Geeft niet ook
liefde net zo'n uitstraling van als het ware warmte, of een goed gevoel?
Gelijkerwijze wordt deze hoedanigheid in het Woord gezien, gezien als de Heer,
de Heer Die het Goddelijke is, en betekent zij het Goddelijk Woord, dat de mens
liefde brengt. De hoedanigheid die we hier zien is het Goddelijk Ware, komend
van het Goddelijk Goede.
Omdat
het Woord, ofwel de Heer Jezus Christus, het Goddelijk Menselijke werd, werd
Hij gekroond ‘als het ware’ als een koning over de Hemelse Koninkrijken. De
Heer was getrouw aan het Goddelijke of aan Zijn Vader vanbinnen, en dus trouw
aan het Ware en Goede, dat van God tot de mens komt en zo ook tot des Heren
Natuurlijk Menselijke. Derhalve zien wij de ‘koninklijke hoeden’ of ‘kronen’ op
's Heren hoofd als beduidende alle goede en ware dingen des geloofs, want het
Koninkrijk der Hemelen is van diegenen die het goede en ware hebben opgenomen.
Laat ons daarom hier tonen wat dit zijn. Als iemand geloof heeft is dat vanwege
de waarheden die hij heeft gevonden in het Woord vanuit de Heer en omdat hij
deze waarheden heeft geloofd. Sommige van de in het Woord onthulde waarheden
zijn die hoedanigheden van de Heer die we hebben genoemd, en als zodanig weten
we dat de Heer al het Goede en Ware is. Natuurlijk leren andere waarheden de
mens hoe hij hervormd en wederverwekt kan worden, en dus weet hij dat hij het
goede moet liefhebben en doen, oftewel de geboden moet navolgen. Men kan hier
zien dat de eerdere waarheden betrekking hebben op het verstand, en de latere
waarheden op de wil, dus opdat iemand wete en navolge.
Hier
volgt een andere hoedanigheid van de Heer, ofwel van het Woord. Lezen wij
aangaande deze hoedanigheid: en Hij had
een naam geschreven die niemand kende dan Hij Zelf. In het Woord duidt
iemands naam verschillende hoedanigheden aan, bijvoorbeeld Petrus betekent
‘steen’, en Emanuel betekent ‘God met ons’. Éen
naam geschreven die niemand kende betreft wat verborgen is, zoals ook de
geestelijke zin van het Woord verborgen is in de uitwendige of natuurlijke zin,
net als de Heer zowel een Geestelijke als een Hemelse binnenin Zijn Natuurlijke
heeft. Hij heeft een Natuurlijk Menselijke net zoals de mens. Deze
hoedanigheden van de mens komen vanzelfsprekend van het Goddelijke, het Hemelse
van de Liefde en het Geestelijke van het Ware. Het is de innerlijke zin van het
Woord die waarachtig het Echte Ware is. Het uitwendige is slechts een
schijnbaar ware. Zo ziet men hier dat de wederkomst van de Heer op aarde in het
Ware en in het Woord is en niet in persoon. Zelfs staat in de tekst dat wat uit
de Hemel komt het Woord van God wordt genoemd en het Goddelijk Ware is.
Rijst
de vraag: waarom moet er weer een ander Woord van God komen? Is de Waarheid
zoals in het Oude en Nieuwe Testament gegeven, niet voldoende? Natuurlijk, maar
zoals het hier staat wordt het Woord gekend in de letterlijke zin, en die wordt
ternauwernood begrepen en meestal zelfs verkeerd begrepen, zoals ook met onze
tekst het geval is. Zulke dwalingen en valsheden komen overigens vanwege de
gedachten van diegenen die geloven dat, wat zij lezen en kennen vanuit 'het
zelf', als het ware beschouwd kan worden, ook al weten we dat van de mens niets
van het goede en dus ook niets van het ware komt, tenzij hij verlicht is. Neem
bijvoorbeeld de voorliggende tekst. Wij lezen Hij was bekleed met een kleed dat met bloed geverfd was. Aangezien
we hebben laten zien dat we hier spreken over het Woord, waarom wordt dat dan
afgeschilderd als zijnde overdekt met bloed, als ging het om een strijd? Hierop
luidt het antwoord als volgt: Het is de Heer, die, als het Ware, of als het
Woord, wreedaardig behandeld, veracht, gegeseld en gekruisigd werd tot ter dood
toe. En was niet desgelijks ook met het Woord gehandeld, ja tot de dag van
vandaag zonder enig respect?
Zo
zien we dat de Heer in Zijn Wederkomst
aldus verschijnt. Nu was het in de natuurlijke staat dat de Heer
oorspronkelijk kwam en door de Israëlitische Kerk verworpen werd. En dat niet
alleen, maar ook hadden ze het Woord verworpen en verkracht, net zoals zij de Heer
verwierpen, waarvan het Woord had gesproken, zoals Hij ook gezegd had, dat zij
het Woord geen eer hadden betoond. U kunt zien dat ‘bloed’ betrekking heeft op
geweld toegebracht in een poging tot doodslag, en hier gaat het erom dat de
natuurlijke zin van het Woord zo wreed geminacht en mishandeld is dat dat
schade toebrengt aan iemands natuurlijk verstand, zodat dat verstand misvormd
is ten opzichte van het echte Ware. Dit kan men zien in het feit dat de
bekleding bebloed is. De innerlijke bekleedselen zijn ‘wit en rein’, evenals de
innerlijke zin van het Woord. Het is niet moeilijk te begrijpen dat, vanwege de
uitwendige bekleding van de Heer in Zijn wederkomst, dit duidt op de bekleding
van de innerlijke zin van het Woord. Bedenk ook: wat is een uiterlijke zonder
een innerlijke? Immers niets. Het is als een mens zonder geest, zonder leven.
Het is ‘als het ware’ een levenloos standbeeld.
Als
de Heer zo behandeld is bij Zijn Komst in het vlees, en als Hij de Waarheid is,
het Woord, is dan ook niet het Woord in zijn uitwendige en innerlijke Zin, bij
de mens vervalst? Is dan het Woord uitgegaan tot de mensheid zonder enig effect
te hebben gehad? Heeft des Heren Komst niet één mens veranderd? Ieder ware
Christen zal zeggen dat door des Heren Komst de Christelijke Kerk gevestigd is,
dat er zijn die de Heer niet verworpen hebben, dat het Woord wel goede
resultaten heeft gehad en niet vruchteloos is teruggekeerd. Er zijn er die bij
de Heer in de Hemel zijn. Dat zijn degenen die Hem volgen, die Zijn Leer in het
Woord navolgen, zoals wij de Heer uit de Hemel zien navolgen.
We
gaan verder met het lezen van onze tekst. …en
de heirlegers in de hemel volgden Hem op witte paarden, gekleed met wit en rein
lijnwaad. Ik denk dat eenieder die het Woord leest vanuit een verlangen om
de Heer en Zijn Waarheden te leren kennen, hierin de strijd zal zien van het
boze tegen het goede, van het valse tegen het ware. Het wordt afgeschilderd
'als ware het' een strijd om 's mensen ziel. De Heer wordt vaak afgebeeld als
komende om te strijden tegen het boze en ons te redden, zodat we in Zijn
Koninkrijk der Hemelen kunnen komen, en daar leven. Onze tekst is een van die
plaatsen waar we zien dat de Heer komt redden. In de geschiedenis van de
Israëlieten zijn er verschillende verhalen over 'de Heirscharen (of legers) van Jehova’, die vechten tegen hun
vijanden. ‘Hemelse heirscharen’ wil zeggen des Heren legers.
Iedere
Christen zal ook zeggen dat het het Ware is dat vecht en ons bevrijdt van de
slavernij aan boosheid en leugens. Hoe echter als dat Ware vervalst is bij de
mens, hoe kan hij dan vrij worden? Als het Woord dat gekend wordt, ofwel, als
de kennis van de natuurlijke zin ervan, de mens bevrijd heeft van de slavernij
aan valsheden en boze dingen, of als 's Heren eerste Komst de mens waarlijk
gered heeft, zoals zovelen zeggen, waarom wachten heden ten dage dan zovelen op
Zijn wederkomst om de boosheden die nog altijd op aarde bij de mens zijn te
komen overwinnen?
Het
antwoord is allereerst, dat er twee aspecten zijn aan de komst van de Heer. Eén
is al eerder vermeld. Het is in oordeel dat de Heer komt; natuurlijk is het het
Woord en het Ware dat ons hier, op aarde, veroordeelt. De tweede reden dat Hij
komt is om in 's mensen hart en gemoed ‘als het ware’ binnen te gaan, in zijn
wil en verstand, en de mens aldus met Hem te verbinden, wat kan worden gezien
als Zijn intrek nemen bij de mens. Dit zei Hij ook tot zijn discipelen en tot
ons: Zo iemand Mij liefheeft, die zal
Mijn woord bewaren; en Mijn Vader zal hem liefhebben, en Wij zullen tot hem
komen, en zullen woning bij hem maken (Johannes 14: 23). Nu kan de eerste
komst alleen mogelijk zijn in de geestelijke zin. Dit behoeft een verdere
verklaring. De enige plaats waar alle mensen die op aarde geboren en gestorven
zijn tot een Laatste Oordeel kunnen komen is niet in deze wereld, waar de mens
in zijn natuurlijke staat leeft, maar is in de geestelijke wereld. Want als
allen die gestorven zijn uit hun graven zouden verrijzen en lichamelijk op
aarde zouden terugkeren zou er niet genoeg ruimte voor hen zijn als het Laatste
Oordeel in de natuurlijke staat zou zijn. Anderzijds zijn alle gemoederen van
de mensen die ooit op aarde geleefd hebben, in de geestelijke wereld. En dus is
het in de geestelijke wereld dat de Heer komt en allen oordeelt, zowel de
goeden als de bozen.
In
de tweede reden voor des Heren wederkomst op aarde echter komt Hij tot de
mensen hier op aarde in hun verstand en in hun wil, in waarheid en liefde, in
geloof en naastenliefde, door het geschreven Woord. Aldus komt de Heer weder op
aarde niet in persoon, maar in het Ware of in het Woord. De legerscharen die de
Heer vanuit de Hemel volgen zijn zij die in het verstand van het Woord ten
aanzien van het innerlijke zijn. Dat betekent zij die in de ware en goede
dingen des Hemels zijn, degenen die, bij het Laatste Oordeel, des Heren Hemelse
Koninkrijk waren binnengegaan. Daarom worden zij gezien ‘op witte paarden en
gekleed in wit linnen’. Zij beelden uit: het verstand van innerlijke waarheden,
waarheden van hemelse oorsprong. En wel: het ware vanuit het goede dat iemands
verstand en zijn wil binnentreedt. Dat is de reden dat het Woord wederom op
aarde komt bij de mens om de boze dingen te bevechten en de valsheden te
overwinnen bij de mens. En het is in de innerlijke of geestelijke zin dat het
Woord komt en onthuld wordt aan hen die verlicht worden. Zoals gezegd gaat het
om een geestelijke strijd van waarheden tegen valsheden. En dit vereist meer
dan het binnenlaten van waarheden in iemands verstand, er komt een legerschaar
van waarheden ‘als het ware’ in onderlinge samenhang en dit is als zodanig de
Leer des geloofs inzake redelijke dingen. Dat ‘legerscharen en heirscharen’
waarheden aanduiden wordt overal in het Woord verklaard. In Daniël lezen wij: En uit een van die kwam voort een kleine
hoorn, welke uitnemend groot werd, tegen het zuiden, en tegen het oosten, en
tegen het sierlijke land. En hij werd groot tot aan het heir des hemels; en hij
wierp er sommigen van dat heir, namelijk van de sterren, ter aarde neder, en
hij vertrad ze. Ja, hij maakte zich groot tot aan den Vorst diens heirs, en van
Denzelven werd weggenomen het gedurig offer, en de woning Zijns heiligdom werd
nedergeworpen. En het heir werd in den afval overgegeven tegen het gedurig
offer; en hij wierp de waarheid ter aarde; en deed het, en het gelukte wel.
Daarna hoorde ik een heilige spreken; en de heilige zeide tot den onbenoemde,
die daar sprak: Tot hoelang zal dat gezicht van het gedurig offer en van den
verwoestenden afval zijn, dat zo het heiligdom als het heir ter vertreding zal
overgegeven worden? (Daniël 8: 9-13). Dit was natuurlijk Daniëls droom.
Deze beschrijft het leger van valsheden die optrekken tegen Gods leger van
Waarheden, en, als ze konden, zouden de valsheden zelfs de Hemelse Waarheden,
en de Heer zelf, dat wil zeggen het Goddelijk Ware zelf, hebben overwonnen. Men
kan dit onder ‘ter aarde werpen’ verstaan, dat het Ware vervalst wordt bij de
mens, want dit is wat de mens met Gods Waarheden heeft gedaan.
Legerscharen
des Heren betekenen geestelijke Waarheden, deze vormen iemands geloof, of de
leer des geloofs bij de mens. Geestelijke waarheden zijn vormen van het goede,
wanneer hij een leven leidt in overéénstemming met deze waarheden. Dus,
aangezien de legers in het oordeel de Heer volgen vanuit de Hemel, is het de
Geestelijke Kerk die hier bedoeld wordt, en ook al diegenen die in
wederverwekking zijn. Want de waarheden des geloofs komen van het Goddelijk
Ware, dus van de Heer, en niet van de mens. Om een voorbeeld te geven: De
Israëlieten moesten uit Egypte komen overeenkomstig hun legers. In de
geestelijke zin is bedoeld: uit conflicten met valsheden komen, en zo vervulden
zij ‘als het ware’ geestelijke dienstplicht. Men kan hier zien waarom het Woord
spreekt over de Kerk als zijnde
strijdvaardig, en overwinnend in de strijd.
Dus
zien wij uit de tekst van ‘het witte Paard en zijn ruiter’ de geestelijke zin
van het Woord onthuld in een nieuwe Openbaring, in een nieuw Woord dat nu
nederdaalt op aarde voor de mens.
Einde deel 3